Het gaat slecht met de horeca. 35 procent van de bedrijven in de sector is verliesgevend. Met een btw-verlaging en een verhoging van de fiscale aftrekbaarheid wil minister van Middenstand Rik Daems daar wat aan doen. Zijn collega’s fronsen de wenkbrauwen.
Als de btw daalt van 21 naar 6 procent is de horeca gered. Daar is minister van Middenstand Rik Daems (VLD) rotsvast van overtuigd. En met hem de vijftien verenigingen van hotels, restaurants en cafés die vorige week in een ‘staten-generaal’ bijeenkwamen. Daems gaat dus in de regering en met Europa onderhandelen om die belasting op de toegevoegde waarde omlaag te krijgen. Als hij daarin slaagt, wat hoogst twijfelachtig is, kunnen de horecabazen vijftien procent btw voor eigen rekening innen.
Rik Daems stort zich in een avontuur dat zijn voorganger en partijgenoot Jaak Gabriëls na een kleine rondetafel angstvallig uit de weg ging. ‘De minister steekt zijn nek uit’, zegt zijn adjunct-kabinetschef en woordvoerder Walter Baert. Het gaat slecht in de horeca en vele bedrijven staan aan de rand van het faillissement. Hotels, restaurants en cafés moeten zuurstof krijgen, niet alleen om hun klanten maar vooral ook om de economie en de werkgelegenheid te dienen. De horecasector heeft ten slotte ook een culturele functie, hij zorgt voor het behoud van het patrimonium en creëert door het uitgaansleven veiligheid in de steden. Daar mag dus wel wat tegenover staan.
Voor de restaurant- en cafébezoekers (hotels genieten al van de laagste btw) zou het goed nieuws kunnen zijn. Walter Baert: ‘Als de belasting omlaag gaat, dalen de prijzen, zodat de sector meer klanten krijgt en de omzet stijgt.’ En op klanten komt het aan, weet Rik Daems: ‘Toestanden zoals in Noord-Europese landen, waar een pintje 4 euro kost en een dagschotel 50 euro, moeten we vermijden.’
Van alle horecabedrijven is 37 procent verliesgevend, 28 procent heeft een negatief eigen vermogen en voor het geheel kleurt het netto-exploitatieresultaat rood – in de klassieke restaurants zelfs met min tien procent heel fel rood. De toegevoegde waarde per arbeidsplaats bedraagt slechts de helft van die voor de hele economie. Door de economische crisis staat veel exploitanten het water tot de lippen. ‘Na gemiddeld zes jaar geven ze er de brui aan’, klaagt Luc De Bauw van Horeca Brussel en Vlaanderen, een van de meest gedreven belangenvertegenwoordigers. Enkele spectaculaire faillissementen lijken dat te bevestigen. In Hasselt ging het sterrenrestaurant Scholteshof overkop, die parel van de Belgische gastronomie die chef-kok Roger Souvereyns een paar jaar geleden had verkocht. Zijn opvolger Leon Das wijt het faillissement aan de algemene malaise in de horeca.
Natuurlijk krijgen heel wat restaurants en cafés te weinig klanten over de vloer om rendabel te zijn. Niet verwonderlijk in een land met pakweg 53.000 horecabedrijven en één zaak per 188 inwoners, kinderen en ouderen meegerekend. De Belgen mogen dan al Bourgondiërs zijn, ze krijgen het voorgezette eten en drinken gewoon niet op. Een café of restaurantje lijkt veel mensen nog steeds de makkelijkste weg ‘om snel binnen te zijn’. Ze starten met te weinig vakkennis en onvoldoende kapitaal. Manou Doutrepont van Bemora, de vereniging van ketenbedrijven voor snelle restauratie, stijl McDonald’s of Pizza Hut, heeft er geen moeite mee te erkennen dat de overcapaciteit groot is. Op zo’n verzadigde markt werkt het economisch darwinisme brutaal: alleen de sterksten en de besten overleven. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek rekende na dat verleden jaar 1355 cafés hun deuren sloten, terwijl er 580 restaurants bij kwamen. De sterfgevallen zijn jammer, maar de geboorten zijn evenmin goed nieuws.
De sector boekt een globale omzet van 6,8 miljard euro. Tenminste, in officiële cijfers. Uit grondig studiewerk, onder meer door Bemora en professor Jacques Vilrockx van de VUB die voor minister Daems zoekwerk verricht, blijkt dat er daarnaast nog zo’n twintig procent zwarte omzet bestaat, goed voor 1,36 miljard euro. ‘De horeca kan slechts overleven en rendabel blijven door zwartwerk.’ Het is geen tot wanhoop gedreven restauranthouder die het zegt, wel de minister van Middenstand. GROFRA, de beroepsvereniging van horeca-groothandelaars die deelnam aan de staten-generaal, zag zijn leden onder druk van hun klanten in de zwarte economie terechtkomen. Na de gemeenschappelijke beslissing de professionele kopers te factureren, daalde de gemiddelde omzet met dertien procent. Sommige handelaars werden het slachtoffer van intimidaties en zelfs van doodsbedreigingen. De inspecteurs van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening die begin september samen met de politie zes Antwerpse horecazaken binnenvielen, onderschepten dertien zwartwerkers en elf illegalen – andere kelners zetten het op een lopen.
CONTROLE NA AFSPRAAK
Bij controles is het in bijna één op de twee zaken raak, zeggen Michel Aseglio en Karel Deridder van de sociale inspectie van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Per jaar controleren hun inspecteurs zo’n 5000 horecazaken. ‘Het liefst zou men hebben dat wij op afspraak komen’, glimlachen beiden. Het zijn overigens vaak mensen uit de sector zelf die om die controles vragen. Zoals die traiteur die voor een groot feest de scherpste prijzen had berekend en de opdracht toch miste omdat een concurrent het dankzij veel zwartwerk goedkoper kon doen.
Hoeveel mensen in de horeca werken, is moeilijk te berekenen. Ministeries en andere instellingen komen tot verschillende cijfers. Volgens het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid zijn er 66.000 werknemers, waarvan de helft deeltijds, met daarnaast 40.000 zelfstandigen en 14.000 helpers, een totaal van 120.000, waarvan goed 60 procent in Vlaanderen. Daarmee staat de sector voor 2,7 procent van ’s lands werkgelegenheid, dubbel zo groot dus als de textiel en even belangrijk als de hele voedingsbranche. Maar arbeidsmarktspecialisten relativeren die cijfers. Gezien de florissante ‘informele horeca-economie’ ramen zij het volume zwartwerk tussen 20 en 50 procent. Alleen de internationale hotels, de restaurantketens en de cateringbedrijven zouden minder zwartwerk dulden. En veel horecapersoneel heeft inderdaad graag geld-in-het-handje.
Aseglio en Deridder komen van alles tegen. Personeel is niet ingeschreven, sociale bijdragen worden niet betaald, deeltijdse kelners en keukenhelpers werken meer dan voltijds, schijnzelfstandigen, internationale koppelbazerij – in Brussel dumpen rondrijdende busjes Nigeriaanse afwassers in de keukens -, mensenhandel in Chinese, Egyptische en Mexicaanse restaurantjes. ‘Het is als een octopus met vele tentakels’, zegt sociaal inspecteur-directeur Karel Deridder. ‘Als er zwart werk is, zijn er zwarte inkomsten, wordt btw ontdoken en worden onvoldoende belastingen betaald en sociale bijdragen vermeden.’ Hij berekende dat bij zwartwerk tegen een uurloon van 7,69 euro de overheid op jaarbasis 1195 euro aan fiscale en sociale inkomsten derft.
Klanten betalen vandaag niet zelden btw voor de zak van de restauranthouder of de cafébaas. De zwarte economie is een plaag die alle arbeidsintensieve sectoren teistert: de bouw, het transport, de schoonmaakbedrijven, de land- en tuinbouw. Europa vindt het dan ook raadzaam bedrijfstakken met veel werknemers een lage btw te gunnen. Om hen in de legale economie te brengen of te houden. Dat is een wat betere redenering. Een btw-verlaging zal immers niet tot een prijsdaling leiden in restaurants en cafés. Van de voorgespiegelde omzetstijging komt gezien de overbezette markt niets in huis. Er is een geloofwaardigere verantwoording nodig om duizenden bedrijven en bedrijfjes vijftien procent belasting op de toegevoegde waarde te gunnen. Dat kost de schatkist tenslotte naar raming 450 miljoen euro.
Minister Rik Daems heeft evenwel gelijk. Het gaat om een investering met terugverdieneffecten. De integratie van de informele in de formele economie brengt snel veel geld op doordat meer belastingen en sociale bijdragen worden betaald. BTW-ontduiking en zwartwerk verdwijnen… Wijsheid van managementboekjes is dat. Adjunct-kabinetschef Walter Baert is heel kordaat: ‘Na zo’n stimulans moet de verziekte sector zichzelf saneren. Dat is hun plicht.’ Niet alleen in vakbondskringen gelooft men daar niets van. De verenigde werkgeversorganisaties in de horeca kunnen hun leden niet dwingen uit dankbaarheid de zwartwerkpraktijken af te zweren. Bovendien zou de belastingverlaging velen hard treffen. Restaurants en cafés die vandaag nog jolig sjoemelen krijgen dan de volle pot aan sociale bijdragen te betalen. Aan dat herstel van de eerlijke concurrentie zullen ongetwijfeld velen ten onder gaan. Daar rekenen onder meer de snelle restauratieketens op. Dagschotels die goedkoper zijn dan hun hamburgers of pizza’s bestaan dan niet meer.
FLEXWERK
Na zijn staten-generaal – zelfs horecavertegenwoordigers mopperen dat het eigenlijk om niet veel meer dan een persconferentie ging – voelt minister Daems zich gewapend om de strijd aan te binden in de ministerraad. Met een leger hoteliers, restauranthouders en cafébazen achter zich wil hij een fors bedrag uit de begrotingsbesprekingen slepen. Hij voelt zich gesteund door het wetsvoorstel tot btw-verlaging van zijn partijgenoten Ludo Van Campenhout, Aimé Desimpel, Jacques Germeaux en Georges Lenssens – en door verklaringen van NVA-voorzitter Geert Bourgeois. Zelfs de rechtse Franse premier Jean-Pierre Raffarin zit op dezelfde golflengte.
Topministers fronsen intussen de wenkbrauwen: wat staat daar bij de minister-manager nu weer te gebeuren? Minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A) kondigt aan dat er één miljard euro moet worden bespaard. Hoe kan hij zijn achterban uitleggen dat de van weinig burgerzin getuigende horecasector daaraan zou ontsnappen, of zelfs fiscale voordelen zou krijgen? Minister van Financiën Didier Reynders (MR) heeft dat btw-reddingsplan voor de sector al lang geleden uit zijn hoofd gezet.
Bovendien zou Reynders ook nog moeten aanvaarden dat de bedrijven hun restaurantkosten opnieuw volledig mogen aftrekken. Dat zou de omzet stevig stimuleren, want in de zakenlunches is flink gesnoeid sinds de bedrijven ze nog maar voor de helft fiscaal in rekening mogen brengen.
Daems en zijn staten-generaal willen – een beetje gegeneerd – niet het onderste uit de kan. Een aftrekbaarheid van 75 procent over de hele week of 100 procent gedurende enkele dagen van de week zou als eerste stap volstaan. Maar Financiën was die bonnetjes van bedrijven en zelfstandigen hartsgrondig beu. Het gebruik ervan liep totaal uit de hand, zelfstandigen bleken op grote schaal onkostenbonnetjes te kopen en in naarstig Vlaanderen waren er zelfs op kerstavond zakendiners.
Minister van Werkgelegenheid Laurette Onkelinx (PS) ten slotte weet nergens van. In de kranten moest zij lezen dat haar collega Daems de arbeidsstatuten in de horeca wil versoepelen. Senator Jan Remans (VLD) fluisterde hem een ideetje in het oor. Voor een beperkt aantal piekdagen per jaar zouden restaurants en cafés een beroep kunnen doen op werknemers die ingeschreven zijn in een soort kelnerspool. ‘Dat kan zelfs inkomsten genereren’, zegt Daems. ‘Sommigen zullen overschakelen van zwart naar wit werk. Er moet zoveel flexibiliteit zijn dat zwartwerk niet meer hoeft.’ Mogelijk, al zijn die inkomsten twijfelachtig met belastingen en sociale bijdragen op een uiterst laag forfaitair uurloon. Het kabinet van Onkelinx is verrast. Ze dachten daar dat het soort lager gekwalificeerd personeel dat de horeca tewerkstelt al door menig werkgelegenheidsplan met stevige sociale kortingen is gesubsidieerd. Al moeten het dan wel legale banen zijn…
Ook de vakbonden van het horecapersoneel lieten de voorbije dagen hun ongenoegen blijken. Nooit eerder is het gebeurd dat een bedrijfstak in een rondetafel of staten-generaal bijeenkomt zonder dat de werknemers vertegenwoordigd zijn. Zij rekenen het de minister aan dat hij een globaal herstelplan opstelt zonder hen erbij te betrekken. Sommige betere werkgeversorganisaties uit de sector verbaasden zich daar ook over. Als de regering Daems’ plannen al niet op de lange baan schuift, komen ze uiteindelijk toch terecht in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad. Daar zullen de traditionele sociale partners ze koel en zakelijk bekritiseren. n
Guido Despiegelaere
Specialisten ramen het volume van het zwartwerk tussen 20 en 50 procent.