Een voorhoede van psychologen beweert dat de patronen van de seks-strategieën van man en vrouw allemaal gevormd werden in het stenen tijdperk. Die strategieën zijn er allemaal op gericht om onze genen in een nieuwe generatie voort te planten. Provocerend is de these van Randy Thornhill en Craig Palmer dat ook verkrachting een natuurlijk erfdeel van de evolutie is.
Niet elke vrouw die verkracht wordt, doet daar aangifte van. Eén vrouw op de zeven heeft ooit wel eens met seksuele dwang te maken gehad. Bij elk van die offers hoort een dader. Gezien het grote aantal slachtoffers, moeten we wel aannemen dat onopvallende huisvaders en burgermannetjes zich plots tot brutale seksuele misdadigers kunnen ontpoppen. Tot nog toe werd aangenomen dat verkrachting het product was van een maatschappij waarin de mannen het voor het zeggen hadden. Maar twee Amerikaanse wetenschappers willen die theorie nu naar het rijk der fabelen verwijzen. De culturele context maakt niets uit, beweren Randy Thornhill en Craig Palmer in hun controversiële studie A natural history of rape. Volgens hen heeft ook verkrachting alles te maken met de zielloze krachten van de evolutie die onophoudelijk aan het werk zijn. Verkrachters zouden gehoorzamen aan een natuurlijk biologisch programma waardoor alle mannen over heel de wereld geconditioneerd zijn. Ze willen niets anders dan hun genen in de volgende generatie overplanten, desnoods met seksueel geweld en verkrachting. Gedwongen geslachtsverkeer is een strategie die door de evolutie bevorderd wordt, verklaren de experts zonder enige gêne. Mannen die door vrouwen afgewezen worden, zien op die manier hun kans schoon om hun zaad in het vrouwelijke voortplantingskanaal naar binnen te brengen en er zo voor te zorgen dat hun nazaten op de wereld komen.
Hun these garneren de auteurs met allerlei details die inmiddels een storm van verontwaardiging hebben veroorzaakt. Eerst illustreren ze hun opvattingen met voorbeelden van seksuele dwang uit het dierenrijk. Zo breekt de mannelijke schorpioenvlieg de weerstand van het vrouwtje door haar met zijn tangetjes stevig te omklemmen. Direct daarna schakelen de wetenschappers over op de mens en leggen ze uit waarom in tijden van oorlog de agressieve mannelijke geslachtsdrift altijd weer de overhand krijgt, zeker ook omdat in oorlogstijd de kans veel kleiner is om bestraft te worden.
Maar heeft de copulatie van een insect wel iets te maken met de seksuele misdaden van losgeslagen soldaten? Zijn ze wel het resultaat van dezelfde krachten in de evolutie? ‘Ik stikte bijna toen ik dit boek las’ zegt Susan Brownmiller die het manuscript mocht inkijken.
Tientallen jaren heeft deze Amerikaanse voorvechtster van vrouwenrechten gestreden tegen de mythe dat je vrouwen niet tegen hun wil kunt verkrachten. Ze trachtte aan te tonen dat seksuele misdadigers erop uit zijn vrouwen te domineren. Sinds Thornhill en Palmer hun boek publiceerden, heeft Brownmiller het gevoel dat al haar werk voor niets is geweest: ‘Het gaat er hen alleen om het feminisme belachelijk te maken.’ Ook bioloog Jerry Copyne van de University of Chicago oordeelt dat het om een vreselijk boek gaat. Hij beoordeelt de onderneming als een tendentieuze poging om de sociologie belachelijk te maken. Maar Margo Wilson, een psychologe van de McMaster Universiteit in het Canadese Hamilton die het voorwoord bij het boek geschreven heeft, prijst de auteurs voor hun intellectuele degelijkheid. Het is waar dat sociologen en evolutiebiologen de diepste meningsverschillen hebben over de mens.
SLAG IN HET GEZICHT
Voor 100 jaar beschreef Emile Durkheim, de vader van de moderne sociologie, de menselijke natuur als een ‘grondstof die door sociale factoren gevormd en veranderd’ wordt. Maar voor Thornhill en Palmer zijn de mensen slaven van de biologische natuur. Veel sociologen kunnen echter niet leven met het denkbeeld dat gedwongen geslachtsverkeer een natuurlijke voortplantingsstrategie zou zijn.
Thornhill en Palmer ontkennen niet dat ze ook willen provoceren. Hun thesen zijn een slag in het gezicht van de sociale wetenschappen die volgens Thornhill en Palmer intellectuele constructies zijn die steunen op empirisch valse ideeën en zelfs verzinsels. De Amerikaanse onderzoekers krijgen nochtans heel wat tegenwind van seksuologen die hen verwijten dat hun denkstroming walgelijk is. Als je verkrachting begint te rechtvaardigen, dan kan je op den duur ook moord en doodslag goedpraten, aldus de tegenstanders. Nee, zegt de Weense psycholoog Karl Grammer: ‘Wat volgens de evolutieleer verklaarbaar is, is daarom nog niet goed te praten.’ Thornhill en Palmer denken er net zo over: ‘Dat we van de biologie gebruik maken om de evolutie te begrijpen, betekent niet dat we het menselijk gedrag rechtvaardigen.’ De evolutie-experts willen juist dat uit hun bevindingen conclusies getrokken worden. Ze eisen dat er cursussen worden georganiseerd over het verschijnsel verkrachting. Op die manier zouden jonge vrouwen ‘een idee krijgen van de prijs die ze moeten betalen voor het feit dat ze lichamelijk aantrekkelijk zijn.’
De twee biologiefilosofen vormen de voorhoede van de zogenaamde evolutiepsychologie die vooral in de Verenigde Staten en in Engeland een enorme opgang kent. ‘Langzaam maar zeker zien we hoe een nieuwe wereldbeschouwing wordt geboren’, zo beschrijft de Amerikaanse auteur Robert Wright de fundamentele kentering. Beetje bij beetje merken we hoe de nieuwe denkrichting, die zichzelf wetenschappelijk noemt, de mens beschouwt als een schepsel dat al altijd onder de dwang heeft gestaan om zichzelf te reproduceren. Zoals een plots actief geworden virus, zo heeft de evolutietheorie de sociale wetenschappen besmet. Begeerten en seksuele verlangens die in het brein van de moderne mens broeien, zouden niets anders zijn dan onbewust aflopende voortplantingsstrategieën die nog uit het stenen tijdperk stammen. Dat geldt trouwens voor allerlei andere gevoelens en emoties die we niet direct kunnen verklaren. Zo hadden onze voorouders angst voor spinnen, die in de oertijd werkelijk een bedreiging vormden voor de jagers. De moderne mens vindt alleen nog onschuldige exemplaren onder zijn bed, maar de angst om spinnen aan te raken is gebleven, wat het gevolg is van een soort genetische inplanting van die afkeer in onze hersenen. Maar niets in ons leven zou zozeer door de ervaringen van onze voorouders uit de oertijd zijn bepaald, als precies de seksualiteit. Om niet in de evolutie te verdwalen wou het kuddedier mens vooral één ding: geslachtsverkeer. Al onze andere emoties zijn daar volgens de evolutiefilosofen randverschijnselen van: Jaloezie beschermt onbewust onze genen. Wie zijn vrouw wantrouwt, haar bespioneert, terroriseert en haar in razende woede afranselt, verschaft zichzelf een voorsprong in de evolutie omdat hij door zijn gedrag vreemdgaan van de partner verhindert.
ONDEUGD UIT STENEN TIJDPERK
Ook het slippertje is een ondeugd uit het stenen tijdperk waar de moderne mens zich hartstochtelijk aan overgeeft. Ondanks het bestaan van voortreffelijke voorbehoedmiddelen is elk tiende kind niet van de man die meent de vader te zijn. Vrouwen laten zich door een geheime minnaar met goed gen-materiaal bevruchten, mannen zadelen hun niets vermoedende rivalen met een kind op. Het staat allemaal in dienst van de genen die op een doeltreffende manier in de volgende generatie worden getransporteerd.
De liefdesexperts menen zelfs dat ze een van de grootste mysteries van de wetenschap hebben ontraadseld: de oorsprong van de psyche.
Dat mannetjes al hun creativiteit inschakelen om in de gunst van de vrouwtjes te vallen, had tot gevolg dat de ‘hominidae’ in de loop van de evolutie bewustzijn en intelligentie in de hersenen begonnen op te slaan. ‘De dominerende aspecten van ons verstand zijn er grotendeels gekomen door de manier waarop onze voorouders de vrouwtjes het hof maakten’, schrijft de 34-jarige psycholoog Geoffrey Miller in het binnenkort te verschijnen The mating mind – how sexual choice shaped the evolution of human nature (Doubleday, New York, 520 blz.). De discipelen van Darwin begeven zich op glad ijs wanneer ze het wezen van de mens proberen te duiden als een product van de seksuele natuurlijke selectie. Want het darwinisme is een natuurwetenschappelijke en intellectuele constructie die misschien wel het meest door allerlei ideologieën is misbruikt. Darwin leefde nog toen de Engelse filosoof Herbert Spencer de slogan van ‘het overleven van de fitste’ lanceerde. Daarmee legde hij het fundament van het recht van de sterkste in de samenleving. Het misbruik van het darwinisme culmineerde in het nationaal-socialisme, toen de theorie van de natuurlijke selectie een voorwendsel werd om ‘rassenhygiëne’ en ‘euthanasie’ te rechtvaardigen.
Maar zulke theorieën zijn vandaag nog altijd springlevend. Edward Wilson, een gereputeerde onderzoeker van het gedrag van mieren aan Harvard University, zorgde voor een schandaal toen hij zijn boek Sociobiologie (1975) besloot met de these dat mieren, leeuwen, antilopen en bavianen iets gemeenschappelijks hadden. De evolutie zou al die creaturen de genen meegegeven hebben die verantwoordelijk zijn voor zowel altruïstisch, promiscue als dominant gedrag. Allicht zou niemand aanstoot hebben genomen aan Wilsons boek indien hij niet was gaan speculeren en indien hij niet voetstoots had aangenomen dat wat juist was voor het dier, ook wel zou opgaan voor de mens. Wilson concludeerde dat het menselijk sociaal gedrag genetisch geprogrammeerd is. Zorg voor zieken, angst voor vreemdelingen, zelfs religieuze tradities en ethische geboden worden volgens Wilson door de genen geregisseerd.
Onmiddellijk verschenen de critici op het toneel die Wilson boos verweten dat zijn populaire sociobiologie koren op de molen was van racisten en seksisten. Als de angst voor vreemdelingen inderdaad genetisch geprogrammeerd zou zijn, hoe zou men dan nog de discriminatie van rassen aan banden kunnen leggen? De verwijten escaleerden. Wilson werd ervan beschuldigd een pseudowetenschappelijke leer te verkondigen waarmee de nazi’s destijds al hun concentratiekampen hadden goedgepraat.
GEESTELIJKE VADERS
Tegenwoordig geven de evolutiepsychologen er de voorkeur aan over hun geestelijke vaders te zwijgen. Of anders halen ze er gewoon datgene uit wat hen het beste uitkomt. Ze citeren Darwin toen hij in Vuurland de oerinwoners ontmoette en verbaasd was omdat hun geest ‘zoveel overeenkomst met de onze’ vertoonde. Dat zijn politiek correcte uitspraken waarop de evolutiepsychologen zich graag beroepen. Van rassendiscriminatie willen ze niets weten. Ze delen de mensheid liever op in twee groepen, in mannen en in vrouwen. De evolutie heeft ervoor gezorgd dat mannen en vrouwen specifieke rolpatronen ontwikkelden die diep in hun geest verankerd werden, aldus hun leer. Aan de hand van die leer trachten de vorsers ook mannelijke en vrouwelijke seksuele strategieën te verklaren.
Zogenaamde geslachtsverschillen in artistieke smaak, in het vermogen om zich in anderen in te leven, in taalknepen en in de degelijkheid van het geheugen zouden aan de hand van de evolutie te verklaren zijn. Nu is het inderdaad juist dat heel wat experimenten doen vermoeden dat mannen vaak anders denken dan vrouwen. Ook daaraan zouden ervaringen uit het stenen tijdperk ten grondslag liggen. Terwijl de mannen op wilde dieren jaagden, verzamelden de vrouwen wortels en vruchten. Deze arbeidsverdeling zou een verklaring bieden voor de verschillende vormen van het geheugen. Vrouwen oriënteren zich door specifieke eigenschappen van het landschap te onthouden zodat ze vruchtbare velden snel terug kunnen vinden. Maar voor de zwervende jagers was het van groter belang om een soort landkaart in hun hersens op te slaan zodat ze bijvoorbeeld hun buit gemakkelijk de weg konden afsnijden. Experimenten bevestigden dit. Vrouwen kunnen zich beter dan mannen herinneren wat voor voorwerpen ze kort voordien in een kamer gezien hebben. Maar in het lezen van kaarten brengen ze het er niet zo goed van af. Niettemin, zulke vaststellingen zijn verwaarloosbaar ten opzichte van het grote raadsel waardoor de biofilosofen gefascineerd worden. Dat raadsel is hoe, wanneer en waarom man en vrouw altijd de weg vinden tot elkaar. Het maakt niet eens zoveel uit wat de biofilosofen daarover te zeggen hebben. Aandacht krijgen ze toch. Samengevat komt het hierop neer: de man streeft naar kwantiteit, de vrouw naar kwaliteit.
David Buss is een psycholoog aan de universiteit van Texas in Austin die dat cliché wou onderzoeken. Overal ter wereld liet hij mensen naar hun seksuele voorkeuren vragen. In totaal verzamelde hij 10.041 vragenlijsten uit 37 culturen, zes continenten en vijf eilanden. De antwoorden leken verbluffend op elkaar. Mannen dromen van zoveel mogelijk partners. In het geval van een one-night-stand zijn ze helemaal niet kieskeurig. Maar vrouwen letten er veel meer op met wie ze zich seksueel inlaten. Ze zijn niet zo uit op getallen.
KALVEREN, KAMELEN EN SCHAPEN
‘Overal wordt seks begrepen als iets wat de vrouwen bezitten en wat de mannen van hen willen hebben’, aldus een researcher. Veldstudies aan Amerikaanse universiteiten bevestigen dit rollenpatroon.
Aantrekkelijke vrouwen en mannen maakten hun opwachting als seksuele partners. Maar geen enkele studente was bereid om seks te hebben met een vreemde. Daarentegen waren 75 procent van de jongens direct bereid om te vrijen. Het onderscheid in vrouwelijke en mannelijke seksuele begeerte verklaren de geleerden met een banaal biologisch feit: het kost een vrouw veel inspanningen om weinig kinderen te hebben, het kost een man weinig inspanningen om er veel te hebben. Een man produceert vier miljoen zaadstrengen per uur, zodat het hem niets uitmaakt om er kwistig mee om te springen.
Waarom zouden mannen anders met ‘opblaasbare poppen, met vrouwelijke kalveren, kamelen en schapen’ copuleren, vragen Thornhill en Palmer zich af. Toen jonge boerenzonen in het kader van een McKinsey-studie ondervraagd werden, gaven 20 procent toe dat ze tenminste een keer in een vrouwelijk dier binnengedrongen waren.
Niet alleen het aantal, maar ook de keuze van de partners wordt volgens de onderzoekers door het erfdeel van het stenen tijdperk bepaald. Zo heeft Devendra Singh van de University of Texas in Austin de voorkeuren van mannen in verschillende samenlevingen bestudeerd. Die mannen gaven steeds de voorkeur aan vrouwen met een taille-heup-proportie van 0,7. Voor de onderzoeker was dat een indicatie dat de evolutie het mannelijke blikveld heeft aangescherpt.
Want de begeerde vorm – de heup heeft ongeveer een derde meer omvang dan de taille – zou wijzen op een groot ‘reproductief vermogen’. Volle lippen en een smalle kin, die eveneens als tekens van vrouwelijke schoonheid worden beschouwd, verraden een hoog oestrogeen-peil of een grote vruchtbaarheid.
Ook vrouwen letten op kenmerken die goed erfelijk materiaal beloven, bijvoorbeeld symmetrische gelaatstrekken en een zuivere huid bij de man. Aangezien ze in tegenstelling tot mannen slechts over een eenmalige voorraad kiemcellen beschikken – slechts ongeveer 400 eicellen springen – selecteren ze het mannetje dat hen mag bevruchten met grote kieskeurigheid. Nog belangrijker dan het uiterlijk is het bezit en het aanzien van de partner. Rijke vaders vormen een waarborg dat de kinderen in de beste omstandigheden kunnen opgroeien.
Mannen kiezen met de ogen, vrouwen met hun verstand.
‘Een enkele seksuele daad die van de man slechts een minimale investering vereist, kan bij de vrouw leiden tot een gedwongen investering van negen maanden, wat een groot verbruik van krachten betekent. Andere gunstige gelegenheden om te paren worden erdoor uitgesloten’, aldus psycholoog David Buss.
Maar ook mannelijke intelligentie en creativiteit spelen een rol in het seksuele spel. Het verstand van de man kan je volgens psycholoog Geoffrey Miller vergelijken met de pauwenstaart in het dierenrijk. Met zijn prachtige monstrans van veren wil de pauw duidelijk maken dat hij gezond is en over goed erfelijk materiaal beschikt. Goed werkende mannelijke hersenen wijzen erop dat de man fit is. Wie in het bijzijn van vrouwen tegenwoordigheid van geest en intelligentie mee laat spelen, toont aan dat zijn genen prima functioneren. Want bijna elk tweede gen werkt ook voor de hersenen. De krasse these van Miller steunt op het feit dat mannen 90 procent van alle werken in de kunst, de muziek en de literatuur hebben gemaakt. Zichzelf beschouwt Miller niet als een uitzondering, want hij heeft het hoofd van zijn vrouw op hol gejaagd met een voordracht die hij enkele jaren eerder in Londen in haar bijzijn hield.
OM HET SNELST ZWEMMEN
Als Miller zijn ideeën publiceert, zal hij moeten rekenen met dezelfde heftige reacties die nu het boek achtervolgen dat Thornhill en Palmer over de natuurgeschiedenis van de verkrachting hebben geschreven.
Want de rolverdeling van de creatieve entertainer enerzijds en de onnozele schoonheid anderzijds beantwoordt aan de meest behoudsgezinde clichés. De troost die Miller vrouwen geeft, is schraal en cynisch. Zo stom kunnen vrouwen nu ook weer niet zijn, aldus de geleerde, want ze moeten toch over voldoende brains beschikken om de geestigheden van hun mannelijke partners intellectueel te vatten. Er zijn heel wat evolutiepsychologen die vinden dat Millers speculaties te ver gaan. Ze concentreren zich liever op de seksuele daad zelf om daaruit conclusies te trekken over het gedrag van de geslachten. De researchers vermoeden dat onze oermoeders het deden zoals de wijfjes van de chimpansees. Ze lieten zich in de loop van een dag dekken door verschillende mannetjes. In de baarmoeder zwommen dan de zaadstrengen, die drie dagen konden overleven, om het snelst. Dat de homo sapiens zich van de gorilla of de orang-oetang onderscheidt door grotere testikels en een langere penis, zou ook te verklaren zijn door een grotere spermaconcurrentie. Die nalatenschap van de evolutie werkt door tot op de dag van vandaag. Zo is het aantal spermatozoïden in het ejaculaat twee keer zo groot als de man gedurende enige tijd van zijn vrouw gescheiden was. Daarbij maakt het niet uit wanneer de man zijn laatste orgasme had. Ook jaloezie bevordert de productie van spermatozoïden. Bij mannen die twijfels hebben over de trouw van hun vrouw, telden onderzoekers een grote dichtheid van spermatozoïden. Ze duiden dit verschijnsel als aanpassing in de evolutie: het produceren van meer sperma is het antwoord van de echtgenoot op de concurrentie van eventuele rivalen.
Op die manier probeert de man de ergste straf te ontlopen die de evolutie voor hem in petto houdt, namelijk dat zijn vrouw door een ander zwanger wordt gemaakt zonder dat hij het zelf merkt.
Om dergelijke angsten weg te nemen, proberen de vrouwen direct na de geboorte vaderlijke gevoelens bij hun mannen op te wekken. Tot deze conclusie kwam Margo Wilson van de McCaster University in het Canadese Hamilton in de verloskamers die ze frequenteerde.
Nauwelijks was een baby geboren, of bijna alle moeders haastten zich om hun man te verzekeren hoezeer het kind op hem leek. In tien procent van de gevallen klopt dat genetisch niet. Dat hebben zestien studies over het vaderschap bij meer dan 10.000 gezinnen in Europa en de Verenigde Staten aan het licht gebracht. In enkele streken van Engeland is zelfs elk derde kind het resultaat van een slippertje. Mama’s baby, papa’s maybe, luidt een Afrikaanse wijsheid.
Dit wijst erop dat de oeroude seksuele strategie van de vrouw om met meer dan een partner te paren tot op vandaag de dag gepraktizeerd wordt. Bij een onderzoek in Weense discotheken heeft psycholoog Karl Grammer vastgesteld dat vrouwen op hun vruchtbare dagen het meest bereid zijn om vreemd te gaan, een gedrag dat wetenschappers ‘gen-shopping’ noemen. Om het vreemdgaan van de partner te verhinderen, heeft de evolutie de mensen met een ‘hypergevoelig defensiesysteem’ uitgerust, beweert psycholoog Buss. Dat systeem heet jaloezie. In zijn boek bespot de darwinist de cultuurwetenschappers die jaloezie een ‘onrijp gevoel, een teken van onzekerheid, een neurose of de emotie van een gebrekkig karakter’ noemen. In hun jaloezie gedragen mannen zich veel brutaler dan vrouwen. Een op de drie gewelddaden tegen een vrouw wordt uitgeoefend door haar man, ex-man, vriend of ex-vriend. Vrouwen zijn geneigd hun mannen een slippertje te vergeven, maar ze reageren heel jaloers als ze vermoeden dat hun partner op een andere vrouw verliefd is. Volgens Buss gaat het hier om het angstbeeld van elke vrouw die bang is om alleen met de kinderen te blijven zitten.
SIMPELE ANTWOORDEN
Mannen daarentegen worden vooral gekweld door de idee dat hun vrouw met haar minnaar standjes uitprobeert ‘waarvan hijzelf niet eens durft dromen’ (Buss). Al die sinds de oertijd ingewortelde angsten en gevoelens worden door Thornhill en Palmer ook gebruikt om verkrachting binnen het huwelijk te verklaren. Als een vrouw ongaarne of slechts zelden met haar partner slaapt, ontwikkelt de man de fantasie dat een vreemdeling in het geniep met haar slaapt. ‘Omdat mannen seksuele onlust van hun partner verbinden met ontrouw’, kan dat leiden tot ‘verkrachting als competitietactiek van de spermatozoïden’, zo luidt de verklaring van de Amerikanen.
De Hamburgse seksuologe Hertha Richter-Appelt kritiseert het feit dat de auteurs de gecompliceerdheid van de werkelijkheid loochenen: ‘Ze gooien alles op één hoop.’ Inderdaad kunnen Thornhill en Palmer zich op weinig feiten beroepen die hun hypothesen ondersteunen. Wat ze aan bewijzen aanvoeren, is vaak heel dunnetjes.
Ze beweren dat geslachtsrijpe vrouwen het frequentst slachtoffer worden van verkrachting. Het gedrag van de dader zou er volgens de evolutieleer altijd op gericht zijn een kind te verwekken. Maar dat wordt tegengesproken door de cijfers die de auteurs zelf vermelden.
Meisjes van elf jaar en jonger worden volgens de statistieken dubbel zoveel verkracht als volwassen vrouwen.
Een Amerikaanse enquête uit 1968 zet voorgaande stelling uit het boek nog meer op de helling. Van de jaarlijks 400.000 mensen die misbruikt worden, is elk derde slachtoffer mannelijk.
Omdat hen dat in het stenen tijdperk zo ingeprent werd, zouden geslachtsrijpe vrouwen, die bang zijn om zwanger te worden, zich volgens de auteurs heftiger verzetten tegen een verkrachter dan kinderen en oude vrouwen. Maar dat die laatste lichamelijk veel zwakker zijn, zien de onderzoekers over het hoofd.
Met een beetje fantasie kan je al het doen en laten van de mens als een aanpassing aan de evolutie verklaren. Om het even of hij nu een creatieve charmeur of een nietsontziende verkrachter is, je kan altijd zeggen dat de man gehoorzaamt aan de imperatief van zijn genen uit het stenen tijdperk.
Toch zijn er steeds meer aanhangers van de evolutiepsychologen. Juist in hun driestheid lijkt het geheim van hun succes te schuilen. ‘De sociale wetenschappers zwemmen in een zee van theorieën’, zegt Karl Grammer. ‘De evolutietheorie is inmiddels de leer die de meeste fenomenen kan verklaren. Daarom is ze zo aantrekkelijk.’ Terwijl in de traditionele psychologie zowat 600 therapiescholen met elkaar in de clinch liggen, leveren de nieuwe biopsychologen de mensen simpele antwoorden op complexe vragen: de evolutie wordt gewoon de zingever van alles.
Copyright Der Spiegel, bewerking Piet de Moor
Randy Thornhill en Craig Palmer, ‘A natural history of rape’. MT Press, Cambridge, 272 blz.