Dichter en piratenspeler Peter Holvoet-Hanssen heeft ‘wrakhoutgedichten’ geschreven. Alleen napraters klampen zich eraan vast.

Peter Holvoet-Hanssen kreeg begin dit jaar de Driejaarlijkse Cultuurprijs Poëzie voor zijn bundel Spinalonga. Een glansprestatie waarop een dichter een carrière lang kan teren, of was het in dit geval eerder een koud kunstje? Holvoet-Hanssen moest afrekenen met medegeno-mineerden Paul Bogaert en Charles Ducal. Bogaert is – laten we wel wezen – nog wat te groen om de voorheen prestigieuze Staatsprijs nu al te winnen, en Ducal bracht het voorbije decennium voornamelijk in poëtische ledigheid door, weliswaar gevolgd door een niet onopgemerkte comeback. De jury dan. Die bestond uit onder anderen de dichters Eva Cox en Frederik Lucien de Laere, volbloed podiumbeesten die zich nauw verwant voelen met de Antwerpse Piet Piraat. Bewust of onbewust kan hebben meegespeeld dat Holvoet-Hanssen samen met levensgezellin/jeugdschrijfster Noëlla Elpers workshops en lezingen verzorgt in scholen en bibliotheken. Voorwaar een nobele broodwinning, maar daar worden gedichten niet vanzelf beter van. Of hoe een lauwerkrans iemand stommelings om de nek kan vallen. Luuk Gruwez doorbrak in De Standaard als eerste de hoerastemming rond de Stan Laurel van de Vlaamse poëzie: ‘Veel klinkt geforceerd en als het niet irriteert, is het slaapverwekkend.’

Navagio bevat wrakhoutgedichten. Moet daaronder worden verstaan aangespoelde rommel die met roestige spijkers aan elkaar wordt getimmerd? In de Aantekeningen achter in de bundel geeft de dichter tekst en uitleg. Of noem het omkaderend blabla waar de poëzie niet beter van wordt: ‘Sommige woorden wilden niet in verbinding treden met andere aangespoelde woorden – sommige wilden niet meer van mekaar scheiden. Proces van afstoten en aantrekken. Opbouw en afbraak op de scheepswerf in mijn hoofd.’ Naast de algemene uitleiding dist hij bij ongeveer de helft van de gedichten een anekdote of verantwoording op. Overbodig alweer, maar anderzijds lopen deze gedichten zonder die tonnen explicatie in een nog grotere rotvaart op de klippen, zoals het gelijknamige smokkelschip destijds deed op het eiland Zakynthos. Peter Holvoet-Hanssen zondigt al te gretig tegen de vuistregel less is more. ‘Aan de staart van een kameel reisde ik door de nacht / in de schaduw van de nacht naar het water van de nacht // dakloos zonder sterrendeken haar stilte stormt maar stilt de storm’, om maar één voorbeeld te geven. Deze dichter wurgt zichzelf met zijn eigen taal. Knoert-met-het-houten-been trekt zijn kromzwaard, raakt daarbij verstrikt in zijn eigen cape en dondert op de grond. En niemand zou in de lach mogen schieten? Hier en daar slaat Holvoet-Hanssen aan het rijmelen, wat ons eraan doet denken dat Pat Donnez ook in die jury zat: ‘als een koekoeksjong / als sneeuw in Lissabon / met vederwolken mee / naar de ruizelende zee’. Dit komt uit een gedicht opgedragen aan een jongen met het syndroom van Down, maar het blijft rijmelarij. Er staan ongetwijfeld mooie regels in Navagio, maar ze verzuipen.

De aanhangers van deze niet ongevaarlijke gek (zoals hij zichzelf graag noemt) zullen dit hoogstwaarschijnlijk betwisten, maar de recente PHH-hype bij het brede poëziepubliek (voor zoverre poëziepubliek ooit breed kan zijn) berust op napraterij. Op een podium, gestut door een streepje muzak en een jolig dansje, kunnen deze verzen ongetwijfeld het animo van een bingoavond in het rustoord overtreffen, maar wie het strandjutten van Peter Holvoet-Hanssen het beste noemt wat poëtisch Vlaanderen momenteel te bieden heeft, draagt niet één maar twee ooglapjes.

PETER HOLVOET-HANSSEN, NAVAGIO, PROMETHEUS, AMSTERDAM, 64 BLZ., 17,95 EURO.

DOOR philip hoorne

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content