Jan Delvaux
Jan Delvaux Belpopkenner

Op middelrijpe leeftijd koos Daan Stuyven voor het artiestenbestaan. Een gesprek over credibiliteit, Engels en Dead Man Ray.

Het Belgische muziekmodel heeft van die mooie vertragingen. Zo had hiphop een mensenleven nodig om in de beide landstalen door te breken. Dat euvel werd onlangs communautair correct en met brio verholpen. Als compensatie voor het lange wachten brachten de debutanten ’t Hof van Commerce en Starflam een eigen gezicht en een toegevoegde waarde mee.

Een vergelijkbaar scenario is van toepassing op de andere belangrijke première van het voorjaar. Het is moeilijk te zeggen tot welke categorie van groepen Dead Man Ray nu precies behoort. Op het eerste gezicht is het een gelegenheidsgroep van mensen die ook elders ( Nemo, Kiss My Jazz, Goreslut) hun strepen verdienen. Achter het behang lijkt echter de heropstanding van een talent te zitten.

Na een resem net niet doorgebroken groepen verstopte Daan Stuyven (28) zijn muziek lange tijd in zijn slaapkamer. Voor de buitenwereld was hij een grafisch wonderkind met lucratieve carrièrekansen in de reclamesector. Voor zichzelf bleef de optie van een puur artiestenbestaan sluimeren.

De glamour en glitter van de toegepaste kunsten verzeilden uiteindelijk bij het huisvuil en hij keerde terug op een leeftijd waarop anderen aan afhaken denken. “Berchem” werd een debuut met een bagage. Het is een slim album waarop alle financiële en creatieve beperkingen tot voordelen werden omgebouwd. Tegenover het kleine opnamebudget stond de perfecte beheersing van de trucs om met die armoede om te gaan. En door het inbouwen van auditieve verleiders en stoorzenders werd ook de meest oudbakken kost charmant en modern.

“Berchem” is genoeg van vroeger om te verrassen en genoeg van nu om te overleven. De zomer van 1998 is het bewijs. Na een invaloptreden op T/W en via alle andere festivals die ertoe doen, rondt Dead Man Ray dit weekend de eerste etappe van de zegerush af met een ereplaats op Pukkelpop.

Bij de andere leden van Dead Man Ray wordt steevast hun muzikale herkomst vermeld. Jij wordt meestal voorgesteld als de neofiet. Terwijl jij het langst van allemaal bezig bent.

DAAN STUYVEN: Ik romantiseer die anonimiteit graag. Na de kater van mijn vorige groepen heb ik me lange tijd op mezelf teruggeplooid. Daardoor is die muziek weer helemaal van mij geworden. Nu het zo goed loopt met Dead Man Ray moet ik misschien opnieuw verdwijnen. Ik voel alleszins een sterke drang om het verworven krediet dubbel in te zetten zodat ik weer helemaal failliet kan gaan. Dat krediet zie ik als werkkapitaal waarmee ik mag smossen en afleidingsmanoeuvers mag uitproberen. Ik hou van credibiliteit die te bengelen hangt. Het plezante aan muziek maken is voor mij immers dat je jezelf kunt verrassen. Dat je zomaar wat uitprobeert en achteraf schrikt dat jij dat hebt gedaan.

Zet je die verrassingsknop bewust aan?

STUYVEN: Dat is me nog niet echt duidelijk. Ik probeer te provoceren en uit te zoeken hoever je foute en incorrecte dingen kan rekken. Het is joyriden op het medium muziek. Wat ik opbouw met het ene nummer, breek ik in het volgende weer af. In plaats van voor een ding te kiezen, wil ik verschillende elementen tegen elkaar uitspelen. Een belangrijke reden daarvoor is dat je dat als mens ook nodig hebt om de dag door te komen. Je kunt je bij dezelfde mensen het ene moment heel goed en vroom voelen en even later ongemeen vals en cynisch. In het christelijk denken ben je geneigd om dat in een proper keurslijf te stoppen en je te excuseren voor die oprispingen. Terwijl er net veel energie zit in die combinatie van stout denken en lief zijn.

Hoe voelt het om op lichtrijpe leeftijd te worden ontdekt?

STUYVEN: Dat is echt bizar. Plotseling ben je hot met iets waar je al tien jaar aan bezig bent. Eigenlijk is mijn muziek oudbakken kost waarvan de inhoud en de drijfveer onveranderd zijn gebleven. De hoeveelheden smos, relativering, experiment en vooral klassieke pop zijn identiek. Het enige verschil is dat je gevoel tegenover je muziek verandert. Als je jong bent, zit je met die enorme geldingsdrang en lijkt alles zo eindeloos ver. Je wilt met je plaatje op de radio en weet niet goed hoe dat moet. Wanneer dat niet lukt, ga je relativeren en steekt het niet zo nauw meer. Waardoor je je bevrijd voelt en dat basispakket nieuwe vormen kan geven.

Misschien is dat wel het zalige neveneffect van de Belgische muziek. Het uitzicht op de roem is zo klein dat je ding heel lang kan rijpen.

STUYVEN: Van zodra je weet dat muziek geen beroep kan worden, vallen de druk en het kader weg. Je wordt de enige baas over je ding. Het gekke is dat ik momenteel heel wat mensen ontmoet die de omgekeerde weg bewandelen. Gloriën van weleer zoals 2 Belgen die vandaag muziek voor de reclamewereld maken. Terwijl ik op rijpere leeftijd van een commerciële context wil evolueren naar mijn eigen ding. Zij dalen de berg af in de richting van de vallei waar het grote geld zit, terwijl ik aan de beklimming begin. De grote ommekeer was het moment waarop ik mijn – tweedehands – Saab inruilde voor een 23 jaar oude Toyota. In de reclame schoof men mij smakken geld toe om een dag creatief te zijn. Opeens begon ik dat verdacht te vinden. Waarom deden ze dat? Wie weet wat ik wel niet aan het weggeven was?

En wat was het?

STUYVEN: De naïviteit die eigen is aan je jonge leeftijd. Ik had er een systeem van gemaakt om die tonnen energie te verkopen in plaats van ze puur op mijn eigen werk toe te passen. En ik was de bagage van mijn vader die kunstenaar is aan het uitverkopen. Een bepaalde manier van kijken en luisteren. De gevoeligheid om dingen creatief in elkaar te steken. Hij heeft me altijd voorgehouden dat olie altijd komt bovendrijven. Als je je bevestiging niet in de ene branche vindt, raap je ze elders wel op. En hoewel het financieel veel minder lonend is, krijg ik er in mijn hoofd tien keer meer voor terug.

Er zit zoveel nostalgie in je werk, dat het er soms op lijkt dat je het verleden niet als afgesloten beschouwt en historische correcties wilt aanbrengen.

STUYVEN: Ik denk dat heel wat artiesten en stromingen in volle evolutie zijn stopgezet, door ongelukkige spelingen bij platenfirma’s en marketingplannen die niet meer klopten. Popmuziek heeft volgens mij in het begin van de jaren tachtig zijn top bereikt met de platen van Grace Jones. Die artistiek verantwoorde lijn stierf uit door het gevecht tussen strak spelende supermuzikanten en drummachines en synthesizers. Het middenveld stierf uit en het spectrum viel uiteen in hitparadespullen en alternatieve muziek. Zeg maar Culture Club versus Nirvana. Die uitersten mochten elkaar niet raken terwijl ze daar eigenlijk voor gemaakt zijn. Ik wil de geschiedenis niet echt bijsturen, maar probeer wel om die scheidingslijn op te heffen.

Wat laat vermoeden dat je een notie hebt van de ultieme popmuziek?

STUYVEN: Ik ken wel een paar parameters, denk ik. Ik stoor me erg aan dingen die afstand scheppen. Zeker als dat gedaan wordt om het zogezegd alternatiever te maken. Ik verdraag alle vormen van eentonigheid en chaos. Maar het is te gemakkelijk om op dat front aan effectbejag te doen. Ik zoek altijd naar een zeker naturel waarin rare dingen kunnen gebeuren. Die mogen nooit zo belangrijk worden dat de communicatie verstoord wordt. Er zijn grenzen waar je niet over mag gaan. Ik stem mijn gitaren bijvoorbeeld nooit echt goed als we gaan opnemen. Ze moeten tamelijk gestemd klinken. En als ze vals klinken, moeten ze heel schoon vals klinken. Maar ik ga ze nooit vals laten staan omdat ik vind dat de mensen daar maar moeten tegen kunnen. Het moet leesbaar blijven.

Hoewel je graag mist gebruikt. In je teksten kies je woorden eerder om hun klankkleur dan om hun betekenis. En toch weten ze te pakken en worden ze uit volle borst meegezongen.

STUYVEN: Ik begin meestal met wat klanken op de muziek te zingen. Vervolgens schrijf ik dat patroon uit en zoek ik de woorden die het best bij die klanken passen. Met als gevolg dat je over dingen zingt waar je geen vat op hebt. Ik vind dat prima. Anders zou ik te veel zelfcensuur toepassen en me ervoor behoeden om over persoonlijke dingen te zingen. Terwijl die er nu af en toe nog wel doorkomen. Die gehandicapte nummers zijn ook de enige manier om een kleine overwinning op het Engels te behalen. Het wordt toch nooit mijn moedertaal.

Nu ben ik bezig met teksten van mijn idool Adamo van het Frans naar het Engels te vertalen. Iets waar ik totaal niet toe gerechtigd ben, omdat ik de nuances in het Frans niet snap en ze in een taal giet die ik niet beheers. Adamo schrijft van die overdreven verhalen over de aarde die een gigantische kerstbol is waarin de liefde wordt weerspiegeld. Het resultaat is dan ook een hemels Engels dat je nooit zelf had kunnen verzinnen.

Heb je nooit de kritiek gekregen dat het allemaal te bedacht is?

STUYVEN: Vreemd genoeg niet. Terwijl ik er eigenlijk op gerekend had, want “Berchem” zit vol fijne camouflagetechnieken. Er was wel iemand die de hoes te ver vond gaan. Waarna ik schuldig het hoofd afwendde. Ze is inderdaad te schoon gedaan. Met van die gestileerde zwartwitfoto’s van rommel. Hetzelfde geldt voor de muziek. Door het kleine budget moesten we van de nood een deugd maken. Dankzij je bagage weet je echter dat het geluid van een drum die je met een enkele microfoon in een galmende kamer opneemt, neiger en authentieker klinkt dan wat je in een dure studio kan doen. Er is zeker geen pose mee gemoeid, maar je kan evenmin zeggen dat het armoedige naïviteit is.

“Berchem” is daarnaast een momentopname van een groep die haast in functie van die plaat is opgericht. Omdat je weet dat je in een bedachte context werkt, probeer je dat op te lossen door improvisaties en eerste takes te gebruiken. Maar in het opkuisen ga je diechaos dan weer zwaar orchestreren en wordt het opnieuw bedacht.

Hoeveel stemmen praten er mee tijdens al die overwegingen?

STUYVEN: De man die vroeger de Top 30 presenteerde. En Ad Visser van Toppop. Maar ook het blauwe pakje dat de zangeres van de Nederlandse groep Earth & Fire destijds in dat programma droeg. Zulke beelden spoken constant door mijn hoofd. De grootste bevrediging bestaat eruit om in de buurt van die glitter te komen. Het moment waarop er kleuren beginnen op te borrelen en je het gevoel krijgt dat je iets maakt dat groter is dan jezelf.

Dead Man Ray staat op zondag 30/8 op Pukkelpop in Kiewit (Hasselt). Inlichtingen: 011/40.22.67.

Jan Delvaux

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content