De KB Lux-rekening van de christelijke vakbond bewijst dat de arbeidersbeweging werkt als een moderne onderneming. De ACW-zuil is groot en machtig, en er gaat veel geld in om.

Bedrijfseconomen kunnen het ACW beschrijven als een dienstengroep, actief in de sectoren van belangenbehartiging (met de vakbondswerking), ziekteverzekering (via het ziekenfonds), vorming en sociaal-culturele actie en coöperatieve economie (met banken en verzekeringen). Maar de positie van de ACW-topman lijkt in niets op die van mensen als Maurice Lippens van Fortis of John Goossens van Belgacom. Die captains of industry controleren hun groep via nauwgezette rapporteringslijnen en financiële verslaggeving, leggen de investeringsstrategie vast en bepalen winstdoelstellingen.

Niet zo dus voor Theo Rombouts. De ‘Koepel van Christelijke Werknemersorganisaties’ is een cluster van sociale bewegingen. Een feodaal systeem als het ware, waarin de aangesloten deelorganisaties, verenigingen en subverenigingen als graafschappen, hertogdommen en baronieën functioneren, alle even sterk gehecht aan hun zelfstandigheid. De voorzitter kan bij benadering berekenen dat de christelijke arbeidersbeweging haast twintigduizend medewerkers heeft, zicht krijgen op de financiën van alle organisaties en verenigingen zal hem veel moeilijker vallen.

Zoals Theo Rombouts nooit nalaat te onderstrepen, zijn de organisaties vrijwillig lid van het ACW. Elk doet zijn zaak, de koepel staat in voor de gemeenschappelijke standpuntbepaling. Op het hoofdkwartier zit Rombouts wekelijks rond de tafel met vakbondsvoorzitter Luc Cortebeeck, ziekenfondsbaas Marc Justaert, Rik Branson van de Arco Groep en nog enkele mensen uit de socio-culturele wereld. Zijn vriendelijke diplomatie en fluwelen taalgebruik zijn daar troeven.

Bij het recente standpunt over euthanasie voerde het christelijk ziekenfonds het hoge woord. Met de stakingen van de vakbond moeit het ACW zich niet, tenzij ze een politiek karakter krijgen. Bankier Bacob luistert met argwaan naar de stellingen over de eerlijke fiscaliteit en de vermogensbelasting.

Het ACW doet een beroep op zijn vrienden in het parlement voor de realisatie van zijn gedachtegoed. De relatie met de CVP ligt alsmaar moeilijker. Vele medewerkers in de arbeidersbeweging voelen zich beter thuis bij VU en Agalev. En ja, ex-premier Jean-Luc Dehaene is nog steeds ACW-vriend, hoewel hij betaalde bestuursmanadaten cumuleert in bedrijven als Union Minière, Telindus en Lernout & Hauspie. Wie dat onverenigbaar vindt, houdt er ouderwetse opvattingen op na, meent Rombouts. Dehaene is extern aandeelhouder, hij oordeelt in het algemeen belang – goede corporate government -, hij zit niet aan de bestuurstafel in naam van de aandeelhouders.

Sedert jaar en dag is de arbeidersbeweging geregionaliseerd. Met de Mouvement Ouvrier Chrétien van François Martou onderhoudt het ACW vriendelijke contacten. Ze overkoepelen grotendeels dezelfde deelorganisaties en houden kantoor in hetzelfde gebouw. A la française treedt de MOC veel extroverter op dan het ACW, vooral op het politieke terrein. Niettemin is de Franstalige arbeidersbeweging het kleine broertje.

HUIS VAN DE ARBEID

Veertig jaar hebben de bedienden van vakbond, ziekenfonds en andere ACW-verenigingen in het Huis van de Arbeid in de Brusselse Wetstraat gewerkt. Nu is het afgeleefd gebouw klaar voor de sloop. Te klein ook voor het groeiende personeelsbestand. En vooral, de grond waarop het staat, is fortuinen waard: in het Europese centrum, op enkele passen van de EU-hoofdkwartieren Justius Lipsius, Berlaymont en Karel de Grote. De eigen Bacob Bank, die eerder samen met de Generale Maatschappij als promotor speculeerde bij de bouw van het achterliggende Europees parlement, zet er straks een Europese kantoortoren op. Een miljardeninvestering zonder risico’s.

De arbeidersbeweging zelf heeft nu haar hoofdkwartier in een toren aan de Haachtse Steenweg, net buiten de Brusselse binnenring. Aeropolis heet de ACW-toren. Banaler kan niet, maar de Nederlands- en Franstaligen vonden geen geschikte naam die voor beiden dienen kan.

De ACW-koepel van Theo Rombouts is bescheiden, een veertigtal medewerkers, omzet 120 miljoen frank. Die inkomsten komen voor een derde van de deelorganisaties. De rest via het ziekenfonds en de coöperaties, de banken en de verzekeringsmaatschappij uit de Arco Groep. Vormalig Bacob-baas Hubert Detremmerie verklapte enkele jaren geleden dat de bank jaarlijks ongeveer 300 miljoen frank overschrijft naar verschillende geledingen van de ACW-zuil. Dat is geen mecenaat; de bank is het ACW schatplichtig. Ze is gegroeid uit de coöperaties en spaarkasjes waarmee de arbeiders al vanaf het begin van de vorige eeuw experimenteerden.

Die centrale ACW-top heeft geen individuele leden. De werknemers zijn getrapt lid via de aangesloten organisaties, waar zij hun contributie betalen. Velen zijn verscheidene keren lid, van de vakbond, het ziekenfonds, bij de KWB of de gepensioneerdenbeweging. Het gecumuleerde lidmaatschap kan tot zesduizend frank per jaar oplopen. Dergelijke allround leden zijn evenwel niet de algemene regel. Maar het is wel zo dat het aantal leden van de christelijke arbeidersbeweging daardoor niet te berekenen valt.

Het is bij de parlementsverkiezingen verleden juni erg opgevallen – en straks bij de gemeenteraadsverkiezingen zal het nog duidelijker zijn – dat de gewestelijke verbonden van het ACW een belangrijke politieke rol spelen. Zij waken onder meer over de aanwezigheid van de beweging op de CVP-lijsten. De autonome verbonden overkoepelen op subregionaal niveau de arbeidersbeweging. Sociale KMO’s, met samen 150 personeelsleden en 120 miljoen frank omzet. De traditionele organisaties als de Christelijke Werknemersbeweging, de Christelijke Arbeidersvrouwenbeweging en de KAJ spelen er een gewichtige rol. In die sociaal-culturele sector zijn de jongste decennia vele nieuwe initiatieven opengebloeid, gestimuleerd door de subsidies die de Vlaamse overheid hen via tal van decreten toekent.

DE VAKBOND BESTAAT NIET

Deze zomer kreeg het land een nieuwe paars-groene regering en het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) een nieuwe voorzitter. Luc Cortebeeck staat aan het hoofd van een 1,614 miljoen leden sterk vakbondsleger. Daar gaat meer dan een eeuw sociale geschiedenis aan vooraf, die uiteindelijk leidde tot het huidige dubbele stelsel.

De vakbondsleden zijn lid van een van de dertien aangesloten beroepscentrales, zoals ACV-Bouw en Industrie die de bouwvakkers en industriearbeiders groepeert of de Landelijke Bediendencentrale waarin bedienden en kaderleden en het witte volk uit de non-profitsector thuishoren. De bonden onderhandelen met de werkgevers, sluiten de collectieve arbeidsovereenkomsten, werken in de ondernemingen en besluiten tot staking. Vakbondsleden behoren tegelijkertijd tot een regionaal verbond, dat belast is met de dienstverlening. Rechtsbijstand bijvoorbeeld of de werkloosheidsdienst. Het ACV verbindt aldus centrales en verbonden, zelfstandige organisaties met elk een eigen congres en bestuur.

Eigenlijk bestaan ze niet, klonk het afgelopen week toen een stuk van de ACV-stakingskas bij KB Lux boven water kwam. Het zijn inderdaad feitelijke verenigingen, niet de organisatie maar alle leden samen dragen de volle verantwoordelijkheid. Een vakbond voor een rechtbank dagen, is dus een ondoenlijke zaak. De Luxemburgse rekening staat niet op naam van de vakbond, maar op die van de voorzitter, nationaal secretaris en financieel verantwoordelijke. Het ontbreken van een hard juridisch statuut biedt de bonden een grote vrijheid en haast onschendbaarheid in de sociale strijd. Dat heeft een historische oorzaak: in het begin van de twintigste eeuw gunden overheid noch werkgevers de arbeiderskartels een juridisch statuut, als ze hen al niet het bestaan ontzegden.

Het betekent niet dat een vakbondsbestuur zomaar naar eigen goeddunken kan handelen, onderstreept nationaal secretaris Paul Scheins, het financiële en administratieve brein van het ACV. Zowel de confederatie als de centrales en de bonden zijn gebonden door hun statuten, die alleen hun ledencongressen kunnen wijzigen. Daarnaast hebben feitelijke verenigingen voor een aantal rechtshandelingen (zoals de aankoop van gebouwen) een juridisch statuut nodig. Dat kan als vzw, coöperatieve vennootschap of zelfs naamloze vennootschap. Zo staat achter de ACV-koepel de vzw Quadragesimo Anno, met hetzelfde bestuur als het dagelijks vakbondsbestuur. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid echter erkent feitelijke verenigingen. Vakbonden hebben personeel in dienst en betalen sociale bijdragen.

Vakbondsleden zijn stipte betalers. Het inningspercentage van de bijdragen beloopt 95 procent en is moeilijk verbeterbaar. Zijn vakbond kost de arbeider 485 frank per maand, de bediende 470 frank – ruim 5500 frank per jaar. (Deeltijdsen, werklozen, studenten, jongeren, bruggepensioneerden en tal van andere categorieën genieten van specifieke lagere bijdragen.) Hoeveel geld int de christelijke vakbondswereld op die manier? Bestuursleden glimlachen, zij hebben dat nooit samengebracht. Een losse raming geeft een jaarinkomen aan lidmaatschapsgelden van zowat 5,5 miljard frank.

Het zijn de verbonden die de bijdragen innen. Ongeveer 30 procent ervan blijft in het verbond, 40 procent gaat naar de beroepscentrale, 10 procent naar het nationale ACV. De overblijvende 20 procent krijgt verschillende solidariteitsbestemmingen, voor organisaties met financiële zorgen of voor Wereldsolidariteit en dat soort dingen. Een niet bekendgemaakt deel gaat naar de centrale weerstandskas.

DE WERKGEVERS PASSEN BIJ

Die stakingskas kwam onlangs in een kwalijk daglicht te staan, toen bleek dan een miljard frank uitgerekend op de Kalkandere-rekening bij KB Lux stond. De bond besliste het geld te verhuizen, de Luxemburgse bank is in zijn ogen besmet door onfrisse beleggers – de al veelgeplaagde KBC Bank kon die analyse van voorzitter Luc Cortebeeck voor de verzamelde pers niet waarderen.

De ACV-voorzitter bekende dat de weerstandskas nog geld bij andere financiële instellingen heeft belegd, ook in andere lidstaten van de Europese Unie. Een deel van de stakingskas ligt in eigen kantoorgebouwen vast. Hoe ‘zwaar’ de kas is, weigert de bond mee te delen: niemand hoeft te weten hoelang de vakbond een staking kan financieren. Zelfs het congres noch de raad kennen die financiële cijfers. Alleen het bestuur is daarvan op de hoogte. Cortebeeck laat zich ontvallen dat het ACV in elk geval snel geld moet kunnen vrijmaken voor twee weken algemene staking. Zeven miljard frank dus. Dat geeft al een idee van wat er in die stakingskas zit.

Is België echt het uitzonderlijke land waar de werkgevers de vakbonden financieren? In vele bedrijfstakken betalen de ondernemingen in uitvoering van collectieve arbeidsovereenkomsten vakbondspremies aan hun aangesloten werknemers uit. Dat geldt meer voor arbeiders dan voor bedienden. Zowat de helft van de werknemers in de privé-sector maakt er aanspraak op. Ook het overheidspersoneel krijgt een premie, die een groot deel van zijn vakbondsbijdrage dekt. Paul Scheins herinnert aan de logica van die merkwaardige praktijk. De vakbondswerking in sectoren en ondernemingen komt alle werknemers ten goede. Iedereen krijgt de door de vakbond onderhandelde loonsverhoging of werktijdverkorting, maar alleen de vakbondsleden leveren daar een financiële inspanning voor. De vakbondspremie stelt hen gedeeltelijk schadeloos.

Vanuit werkgeverskringen klinkt weinig kritiek op de vakbondspremie. Ze is immers gekoppeld aan het behoud van de sociale vrede. Stakingen in strijd met de collectieve akkoorden leiden tot een reductie van de voordelen aan vakbondsleden. Op die manier investeren de werkgevers als het ware in het sociaal overleg.

Elke bond en verbond regelen hun eigen financiën. De confederatie houdt een oogje in het zeil. Het ACV controleert boekhouding, jaarrekening en begroting van de aangesloten verenigingen. Heel verveeld zit het vakverbond dan ook met de financiële perikelen bij de Christelijke Centrale van Vervoerarbeiders en Diamantbewerkers, die vooral de Antwerpse haven syndicaal organiseert. Het ACV ontsloeg op staande voet voorzitter John Janssens, die in de kas van zijn centrale grabbelde. Hij zit nu in voorhechtenis in het kader van het gerechtelijk onderzoek. Is de controle vanuit Aeropolis dan niet waterdicht ? Geld dat niet binnenkomt, kan niet worden gecontroleerd. Zo klinkt het verweer.

De christelijke vakbondsfamilie telt zowat 1700 medewerkers. Hun vakbond onderhandelt met dé vakbond over collectieve arbeidsovereenkomsten met loon- en arbeidsvoorwaarden. De bezoldiging heet correct, ze kan de vergelijking doorstaan met die in privé-ondernemingen. In elk geval is het personeelsverloop klein. Onder de kaderleden heerst enige spanning. Maar de secretaris van de automobielarbeiders zal nooit het loon verdienen van de human-resourcesmanager van Ford Genk met wie hij onderhandelingen voert.

ONDERAANNEMING VOOR DE OVERHEID

De dienstverlening van de sociale zekerheid is geprivatiseerd. Niet de overheid, maar de verenigingen die historisch het wettelijk stelsel opbouwden, staan in voor de administratieve behandeling en de uitbetaling van vergoedingen en uitkeringen. Werkgeversorganisaties beheren de kinderbijslagkassen, de ziekenfondsen de ziekteverzekering en de vakbonden treden op als uitbetalingsinstellingen voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening – er is steeds een hulpkas van de overheid, voor wie niet tot een zuil wil behoren.

De werkloosheidsdienst van het ACV, met een eigen wettelijk statuut, afzonderlijke boekhoudingen en onder controle van de RVA en het Rekenhof, werkt via de regionale verbonden en zet daar het voltijdse equivalent van duizend personeelsleden voor in. De recentste cijfers dateren van 1997. In dat jaar verwerkte de christelijke bond 46 procent van de werkloosheidsdossiers, dat waren er 4,7 miljoen – er zijn veel dossiers van werklozen, wegens opeenvolgende werkloosheidsperiodes, tijdelijke werkloosheid, brugpensioneringen. Via het ACV passeerde 104 miljard frank naar de uitkeringsgerechtigden.

Sommige politieke kringen tillen zwaar aan wat zij de subsidiëring van de vakbeweging noemen. Bij herhaling krijgt de minister van Tewerkstelling en Arbeid parlementaire vragen te beantwoorden over de administratiekosten. Voor dit geprivatiseerde overheidswerk rekent het ACV 2,142 miljard frank aan, dat is zo’n twee procent van de omzet. Financieel verantwoordelijke Paul Scheins noemt dat scherp berekend. De bond legt als het ware nog bij, onder meer omdat hij de informatica-investeringen prefinanciert. Een vergelijking is alvast veelzeggend: één dossier kost bij het ACV 430 frank, bij de overheidsdienst Hulpkas 598 frank.

Op soortgelijke manier beheert de Landsbond van Christelijke Mutualiteiten (LCM) de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Het is een gigantische organisatie, ook alweer een koepel, boven de regionale ziekenfondsen. Ze verzekert 44,3 procent van alle rechthebbenden en overklast daarmee alle concurrenten; het socialistische ziekenfonds volgt met 29,1 procent, bij de ambtelijke hulpkas is amper 0,7 procent van de ziekteverzekerden aangesloten.

De LCM telt 4,8 miljoen leden, zowel loontrekkenden als zelfstandigen. Van deze laatste groep kiest nationaal 46 procent voor de LCM (in Vlaanderen alleen 60 procent). Zodat het niet verrast dat manager Jan Steverlynck van de zelfstandigenvereniging NCMV – in het sociaal overleg een werkgeversvereniging – in de raad van bestuur van het ziekenfonds zit. Die cohabitatie van arbeiders en zelfstandigen is leefbaar, zegt voorzitter Marc Justaert. De voormalige politieke medewerker van Jean-Luc Dehaene is de toonaangevende figuur in de ziekteverzekering.

In de verplichte wettelijke ziekteverzekering gaat veel geld om. Door de kanalen van de christelijke Landsbond stroomde in 1997 zo’n 236 miljard frank aan terugbetalingen voor geneeskundige verzorging en aan uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering en de Controledienst voor de ziekenfondsen houden die flow in het oog. Zijn eigen aanvullende vrije verzekering, die de landsbond zijn leden tegen een extra bijdrage aanbiedt, draait amper elf miljard frank omzet. Veel groei steekt daar niet in, want de wettelijke ziekteverzekering dekt tamelijk goed de ziekterisico’s, luidt het bij de LCM.

Waarschijnlijk omdat er veel meer papierwerk mee is gemoeid, tikken de administratiekosten van het ziekenfonds hoger aan dan die van de vakbond in zijn werkloosheidstaak: 4,5 procent van de omzet of 10,691 miljard frank. Driekwart van dat geld gaat naar personeelskosten, 5175 hoofden goed voor 4613 voltijds equivalenten. Bij het Riziv staat LCM als de meest zuinige partner aangeschreven. Problemen met miljardentekorten en andere onevenwichten hebben een rode kleur. Merkwaardig is dat de administratiekosten voor de eigen vrije verzekering oplopen tot twaalf procent.

DE BANK VOERT GEEN SOCIALE STRIJD

Dertig jaar heeft Hubert Detremmerie de bank van de arbeider met ijzeren hand geleid en tot welvaart gebracht. De bankier had lange voelhorens in het sociale en politieke milieu – met Wilfried Martens, Jef Houthuys en Fons Verplaetse vormde hij de Poupehan-loge die begin de jaren tachtig de devaluatie van de Belgische frank voorbereidde. ‘Houd arbeidersgeld in eigen gelederen’, dat kennen de jonge bankiers en verzekeraars uit de arbeidersbeweging niet meer. De huidige Bacob-topman Dirk Bruneel, die de bank tot de vijfde van België maakte, komt niet uit de beweging en heeft geen voeling met de sociale strijd. Niettemin ontdekten ze bij de bank dat de non-profitsector, met zijn vele vzw’s met stevige rekeningen, een best geschikte markt is die zich gemakkelijker bij Bacob dan bij de BBL thuis kan voelen.

Rik Branson, die de coöperatieve actie van de arbeidersbeweging leidt, verschilt in woord noch daad van andere grote bedrijfsleiders. De Arco Groep speelt vandaag volledig op de vrije markt. Hij poogt zelfs te camoufleren een spin-off van de arbeidersbeweging te zijn. ACW-voorzitter Theo Rombouts houdt er als voorzitter van Arco een vinger in de pap. Maar hij remt niet af, integendeel. De marktgerichtheid is een keuze van de beweging, het is de enige manier waarop de financiële instellingen van de familie succesvol kunnen zijn.

Via enkele financieringsmaatschappijen en holdings, waarin vele honderdduizenden (kleine) coöperanten participeren, controleert de arbeidersbeweging bank en verzekering en enkele commerciële maatschappijen. De andere banken en verzekeringen, die vaak met moeilijke referentieaandeelhouders zitten of in buitenlandse handen vertoeven, kunnen jaloers zijn op het stabiele coöperatieve aandeelhouderschap van de financiële instellingen van ACW-komaf.

De Arco Groep stelt 8700 mensen tewerk, voor het grootste deel in zijn bankbedrijf. En de zaken gaan goed. De holding Arcofin bijvoorbeeld, boekte verleden jaar historische resultaten. De coöperatie behaalde een fraai rendement op eigen vermogen van 16,9 procent, wat bewijst dat de bank en verzekeringen goed presteren.

Naar het voorbeeld van Fortis en KBC klitten de financiële bedrijven samen tot één financiële dienstengroep, de Artesia Banking Corporation, met Bacob Bank met een niet-geconsolideerd balanstotaal van 2600 miljard frank – Bacob bezit nog de zakenbank Artesia (de overgenomen Paribas Bank België) en de spaarbank VDK die in het Gentse opereert – en DVV Verzekeringen met voor 88 miljard frank premie-incasso. Maar de deuren staan er dan ook voor iedereen open, zelfs voor vermogensbeheer, indien gewenst belegd in exotische paradijzen.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content