Even brak vorige week wereldwijd paniek uit op de beurs. Was de grote afkoeling daar?

Voor de gewone spaarders is de beurs lang geen ontoegankelijke tempel meer. De nieuwe beurscultuur heet dat. Grote investeerders en institutionele beleggers stijl verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen maken nog wel altijd het mooie weer, maar ietwat spaarders spelen op de beurs via beleggingsfondsen, als ze al niet rechtstreeks Petrofina’s of Delhaize’s in portefeuille houden. Ze moeten wel. Met de huidige, historisch lage rente raakt geld op spaarboekjes en in kasbons en obligaties gewoon onder stof bedolven. Geen wonder dus dat de gesprekken op de barbecues niet alleen handelen over de hitte in de eerste quinzaine van augustus; de beurscrisis blijkt een even verhit gespreksthema.

Beurscrisis of koerscorrectie, opgestarte baisse of kortstondige paniek, wie zal het zeggen? Zeker de goeroes en andere analisten niet, die er nu even overdonderd bijstaan als de vrijetijdsbelegger en het beursleed niet zagen aankomen. In elk geval verloren de beleggers op de Brusselse aandelenbeurs midden vorige week samen zo’n tweehonderd miljard frank op hun papier. Zoals op alle beurzen ter wereld tuimelde de Bel20-index van de belangrijkste waarden, en wel met 2,7 procent. Koopjesjagers en wat stoere taal in Tokio en Hongkong zorgden daarna voor enig herstel. Maar het kan deze week opnieuw gebeuren, of volgende week…

Sedert eind juli is het pessimisme over de beurzen neergedaald. In Brussel schommelt de marktkapitalisatie, de koerswaarde van het totaal aantal genoteerde aandelen, tussen zeven en tien procent lager dan het record van 6800 miljard frank van eind juli. In het eerste halfjaar nog, na het superjaar 1997, klom Brussel in een vijftigtal opeenvolgende records met 50 procent omhoog. Maar zoals beursdeelnemers (horen te) weten, de koers van een aandeel is één zaak, de verkoopprijs ervan een andere – zeker op een ogenblik dat velen zich aan verkoopwoede begeven.

DE STEMMING ONDER DE SCHAAPJES

Vreemd eigenlijk dat net nu, en overal ter wereld, het beursvolk aan het verkopen slaat om de koerswinst van de voorbije maanden en jaren op te strijken. Tot eind juli geloofde iedereen dat aan de groei nog geen einde was gekomen. Echt nieuwe economische rampen zijn er inmiddels niet gebeurd. De financiële en monetaire (en sociale) crisis in de Aziatische Tijgerlanden sleept al een jaar aan, Japan verkeert ook niet van gisteren in een economische depressie en Rusland beoefent al een hele tijd casinokapitalisme. In Europa gaat het zelfs goed, met een behoorlijke economische groei, zonder noemenswaardige inflatie, bij dalende rente. Het consumentenvertrouwen is groot en de Europese bedrijven ondervinden minder dan hun Amerikaanse concurrenten hinder van de Aziatische crisis. Brussel en de andere Europese beurzen zouden dus niet blindelings het pessimisme van Wall Street hoeven te volgen. Maar beurswerk berust dikwijls op psychologie: in de drang om zoveel mogelijk, liefst speculatief, winst op te strijken, zijn alle schaapjes op hetzelfde moment euforisch of depressief gestemd.

Maar er valt natuurlijk niet naast te kijken dat een derde van de wereldeconomie in zware moeilijkheden verkeert. Of de andere twee derde dat zomaar kan veronachtzamen, valt zeer te betwijfelen. De crisis in de voormalige spectaculaire Tijgerlanden van Zuidoost-Azië brak vorige zomer al uit, en de goede raad van allerlei deskundigen indachtig, bleef het Westen daar blind voor. Niets aan de hand, luidde het op een luchtige toon, een beetje afkoeling daar is voor de wereldeconomie zelfs heilzaam. Tot nu blijkt dat die gele koorts toch in de winstcijfers van de ondernemingen sluipt en zelfs Belgische bankiers stevige provisies moeten aanleggen voor leningen aan Indonesië en zijn buurlanden, die waarschijnlijk niet (tijdig) terugbetaald geraken.

De nieuwe Japanse regering van premier Keizo Obuchi krijgt de economie niet aangezwengeld. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) maakt zich grote zorgen over het blijvend aanmodderen van Tokio. De yen verkeert in vrije val, de bankcrisis woekert voort en in de industrie volgden de eerste grote faillissementen. Tussen zijn lijdende buren geraakt ook China in ademnood. Met steunaankopen poogt de centrale bank er de devaluatie van de yen te voorkomen, wat nog meer problemen in Azië en, in cascade daarna, in de westerse wereld zou veroorzaken.

ZE VALLEN ALS DOMINOSTENEN

Na amper enkele weken al blijkt het 800 miljard frank wegende reddingsplan van het IMF Rusland niet uit het slop te kunnen slepen. Het IMF kan niet opnieuw bijspringen, na alle steun aan Azië zit het aan het einde van zijn financiële mogelijkheden. Nochtans leek de financiële stabilisatie sedert 1994 te werken, met de terugval van de inflatie van 1600 procent tot nog slechts 10 procent en een relatief stevige (nieuwe) roebel. Buitenlands kapitaal stroomde toe en de beurs van Moskou floreerde. De voorbije jaren toonde de Russische markt zich de best presterende aandelenmarkt. Maar sedert het begin van het jaar krompen de koersen met 75 procent. Verleden week sloegen de buitenlandse investeerders aan het muiten.

Monetair en financieel is Moskou een knoeiboel. Als gevolg van de lage olieprijs – de Opec-landen pompen immers meer olie op dan de wereld nodig heeft – en het dalende verbruik in Azië verliest Rusland nu op zijn belangrijkste export. Dat is catastrofaal voor de handelsbalans en de begroting en stuurt het land regelrecht de financiële crisis in. Om de roebel te beschermen, steeg afgelopen week de rente op de schatkistcertificaten tot 190 procent en zitten de banken zonder dollars. De vertrouwenscrisis stuwt de banken in de richting van het faillissement. De internationaal even beroemde als beruchte Amerikaans-Hongaarse speculant George Sörös bepleit een devaluatie van de roebel met vijftien tot twintig procent. President Boris Jeltsin verzet zich daar met alle macht tegen. Met het hangende drama van niet-betaalde lonen en pensioenen leidt een muntontwaarding namelijk gegarandeerd tot sociale onrust. Anderzijds kan een open financiële crisis in Rusland het internationaal financieel stelsel stevig door mekaar schudden.

Als dominostenen in een internationaal financieel spel lijken nu ook de landen van Latijns- en Centraal-Amerika om te tuimelen, besmet als ze worden door de problemen van Rusland. In Brazilië, de economische motor van Zuid-Amerika, ondersteunt de centrale bank de munt met hoge rentetarieven, wat de economie in ademnood brengt.

De financiële crisis in Rusland is niet zonder gevolgen voor de Belgische beleggers, en voor de vaak eenvoudige spaarders die door de banken in een beleggingsfonds zijn gedropt dat participaties aanhoudt in Rusland. Na eerder de beleggingsfondsen in de “groeilanden” van Azië, slaan nu ook die met risico’s in Oost-Europa tilt.

DE BEREN HALEN HET VAN DE STIEREN

De beurscrisis heeft alvast directe gevolgen voor de spaarders die zich niet op de beurs waagden en hun centen traditioneel en veilig in kasbons belegden: in België nu nog in totaal 3150 miljard frank – ten gevolge van de nieuwe beurscultuur bijna duizend miljard frank minder dan vijf jaar geleden. De banken verlaagden zopas de rente op de kasbons, die netto nog slechts 3,5 procent opbrengen. De rente is inderdaad laag. De beleggers vluchten immers uit de risicovolle aandelenbeurzen en zoeken veiligheid in vastrentende obligaties. Door de grote vraag naar die leningen daalt hun opbrengst. De lange rente in België beloopt nu nog slechts zo’n 4,70 procent.

Voorzitter Alan Greenspan van de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank, waarschuwde het beursvolk jaren geleden al dat het goed gek was. Zijn collega Hans Tietmeyer van de Duitse Bundesbank opperde onlangs dat de overdreven hoge beurskoersen niet langer de economische realiteit weerspiegelen. Maar het feest op ’s werelds beurzen bleef voortduren, met dag na dag hogere koersen. De Aziatische crisis kon de pret niet bederven, dat kon alleen iets van voorbijgaande aard zijn. De beleggers waren in hun optimisme gesterkt sedert de beurscrashes van 1997 en 1990, niemand tot de bedelstaf veroordeelden, veeleer integendeel.

Nu maakt het optimisme plaats voor de vrees voor een wereldwijde economische afkoeling. Van een haussemarkt naar een baissemarkt, de beren halen het op de stieren. Massaal verkoopt het beursvolk zijn papier om, in het geloof dat er geen stijging meer komt, alsnog de koerswinst te incasseren. Dit is dus de tijd van de winstnemers en de koopjesjagers. Er doen zich nu inderdaad kansen voor om goedkope kwaliteitsaandelen met groeipotentieel te kopen. En dan een beetje wachten…

Beursanalisten neigen nu eenstemmig naar “een cyclisch neerwaartse markt”. Een beetje afkoeling op de overgewaardeerde beurzen moest er toch komen, noem het een matige correctie. Maar het is even goed mogelijk dat ook dit niet klopt, en dat de beurzen in de hete augustusdagen slechts panikeerden, eventjes maar en volstrekt onnodig.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content