Wat blijft er over van het vredesproces voor het Midden-Oosten, behalve dat de buren geen oorlog meer willen?

Van bij het start van de organisatie zijn de Verenigde Naties met de Palestijnse kwestie bezig. Dat ving aan met de oprichting van Israël in 1948. Dan vond de oorlog met de Arabieren plaats met een VN-verdelingsplan van Palestina op de achtergrond. En voor de Palestijnse vluchtelingen uit die oorlog werd een speciaal VN-agentschap opgericht. Dat begon met het leveren van tenten en rantsoenen in 1948, en is nog steeds actief in kampen die over de buurlanden verspreid liggen, van Jordanië en Libanon over de Westelijke Jordaanoever tot in de Gaza-strook.

Op die manier is de VN als organisatie niet alleen theoretisch en historisch in het Palestijnse probleem verwikkeld, maar ook praktisch. Ze heeft nog steeds te zorgen voor een groot aantal mensen die nooit terugkregen wat ze verloren hadden, of wat hen afgepakt was – ook geen excuses. Daarom blijven de Verenigde Naties initiatieven ontplooien, om de problematiek in de smalle internationale aandacht te houden: seminaries, conferenties, tentoonstellingen van kindertekeningen, dagen, namiddagen, avonden. En seminaries, voor academici, voor specialisten, voor de pers, zoals dat laatste in Praag vorige maand.

Daar heerste een zekere neerslachtigheid. Na een achteloze inleiding van een Tsjechische vice-minister van Buitenlandse Zaken, Pavel Telicka, en de verklaring van een oudgediende van de Egyptische krant Al Ahram, Mohamed Sid-Ahmed, dat voor zijn part het “Oslo-proces” voor vrede in het Midden-Oosten zo dood als een pier was en dat het niet productief was verder te blijven doen alsof het nog bestond, leek de klok jaren terug gedraaid. De reële troosteloosheid van het echt bestaande Midden-Oosten maakte zich meester van de vergadering. Het enige wat sprekers nog leken te willen doen, was lessen trekken uit het verleden, om in de toekomst te veel optimisme te vermijden.

Voorbeelden die zulke standpunten staven, ontbreken nu eenmaal niet. Wat overblijft van het Oslo-proces, zijn inderdaad bijna lege gestes. Die moeten helpen de tijd te rekken tot de volgende Israëlische verkiezingen, die niet eens fataal door Benyamin Netanyahu moeten verloren worden. Dit terwijl de Israëlische regering de voldongen feiten aaneenrijgt, de Israëlische oppositie in geen velden of wegen te bespeuren is, en het vredeskamp van Israëli’s en Palestijnen aan de zijlijn staat te jammeren. Dat is het beeld.

Maar is dat beeld wel correct?

Want het “vredesproces” zit nu zestien maanden vast, en alle tijdschema’s van de Oslo-akkoorden, behalve één, zijn doorbroken. Dat ene is de vijfjarentermijn van de interimregeling, waar Oslo eigenlijk over ging, die afloopt in mei volgend jaar. En tussen de intussen gewoon geworden dreigementen en de spot van Israëlische zijde, en het gejammer en de wanhoop aan Palestijnse zijde door, kan wie goed kijkt, merken dat er hulpstukken klaargezet worden voor een volgend bedrijf. Dat alle kanten zich opmaken, bijvoorbeeld, voor een “waarschijnlijkheid” dat Yasser Arafat, wiens binnenlandse prestige in de Palestijnse gebieden van de Westbank en de Gaza-strook nu wel tot een historisch dieptepunt gezakt is, maar die internationaal eigenlijk wel weer gewaardeerd wordt, op vier mei 1999 de onafhankelijke Palestijnse staat zal uitroepen in de gebieden die de Palestijnen al controleren. Dat is momenteel het grootste deel van de (zeer kleine) Gaza-strook en slechts drie procent van de Westbank, plus dan 27 procent van de Westbank die onder gezamenlijke controle met de Israëli’s staat.

BIBI NETANYAHU WIL TIJD WINNEN

Als hij dàt doet, zeggen sombere Likoed-zieners, dan zal Netanyahu gelijk hebben gehad met zijn onwil om méér land af te staan. Dan zal hij de Palestijnen bevriezen in échte “bantoestans”, zeggen die, wat onvermijdelijk tot een nieuwe “onafhankelijkheidsstrijd” van de Palestijnen zal leiden, en nieuwe aanslagen, en nieuw terrorisme, zodat Bibi Netanyahu zichzelf over de hele lijn gelijk gegeven zal hebben. Maar dat is een dreigement, en we zijn nog niet zover. Op het punt waar de zaken nu staan, zijn er twee bewegingen.

Ten eerste, als het ware bijna tussen de lijnen, in de VN zelf. In de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd met 124 tegen 4 stemmen beslist de status van de Palestijnse delegatie te verhogen. Zij blijven het statuut van waarnemer hebben, maar gaan een bank vooruit en krijgen de meeste rechten die soevereine staten ook hebben, maar mogen nog niet stemmen. Bij de tegenstemmers hoorden Israël en nog steeds de VS. Veel zal dit in het leven in Palestina niet veranderen, noch in de VN, maar het is een symbool te meer.

Ten tweede in het Amerikaanse State Department. Daar is men nog steeds het plan aan het promoten – dat reeds door de Palestijnen goedgekeurd werd -, over de “tweede hergroepering” van het Israëlische leger op de Westbank (terwijl de “eerste hergroepering” ook niet gebeurd is). Men weet dat Bibi Netanyahu, die zich al dan niet met plezier heeft laten gijzelen door zijn uiterste rechtervleugel, halsstarrig weigert de dertien procent terrein, die de VS hem voorspiegelen, prijs te geven aan de Palestijnen. De schijnbewegingen die hij maakt om binnen- en buitenland te doen geloven dat hij dat toch wil doen, dienen om tijd te winnen. Een zogenaamd akkoord van het Israëlische kabinet voor een “redeployment” van dertien procent gaat dan met zulke onmogelijke voorwaarden aan het adres van de Palestijnen gepaard – bijvoorbeeld dat ze van terrorisme verdachte Palestijnen aan Israël moeten uitleveren – dat ze daaraan in alle geval niet kunnen voldoen, en exit de dertien procent.

Waarom wil Netanyahu tijd winnen? Omdat hij zich sterk en onaantastbaar voelt en er in Israël zelf alles op wil zetten om herkozen te worden, terwijl hij uit de VS geen druk meer moet vrezen en vanwege de Arabische landen rondom geen oorlog. In de tijd die hij wint door Oslo aan het lijntje te houden, wil hij de realiteit op het terrein zodanig veranderen dat de Palestijnen, zelfs als het ooit weer op tafel zou komen, naar hun “onafhankelijke staat” kunnen fluiten.

Dàt is het programma van de nederzettingen, de systematische en bijna wetenschappelijke kolonisatie van de Westbank door joodse kolonisten. Het flagrantst gebeurt dit in en rond Jeruzalem, maar ook in de Westbank en zelfs in de Gaza-strook is het een dagelijks proces van onteigening van land en vernieling van Palestijnse huizen en Palestijns werk. De inplanting op Djebel Aboe Gneim, in het Hebreeuws Har Homa, was een mooi voorbeeld, maar de nieuwe plannen van uitbreiding van de oppervlakte van Jeruzalem, onlangs goedgekeurd door het kabinet, hebben de grenzen nog eens – letterlijk – verlegd.

OP EEN ABSURDE MANIER MACHTELOOS

Gezien tegen die achtergrond, moet men wel denken dat de oude, uitgeputte en zieke Arafat zich in een val heeft laten lokken. Aan alle kanten wordt gespeculeerd over zijn mogelijke opvolging – een van de best bewaarde geheimen in het Midden-Oosten, als er al een antwoord op de vraag is. Zijn volk wordt ondertussen van dag tot dag ontevredener: bij gebrek aan resultaten van het gestrande vredesproces, en over het steeds baldadiger, arroganter optreden van de joodse uiterst rechtse kolonisten (zie kader). Arafat staat – met aan zijn kant alle juridisch gelijk van de wereld (twee ondertekende en door Moskou én Washington gegarandeerde internationale verdragen) – op een absurde manier machteloos tegenover een Israëlische regering die in laatste instantie nog slechts op haar militaire en economische overwicht rekent om op het terrein haar wil op te leggen. Dus kan hij nauwelijks nog anders dan, bij het aflopen van de door die akkoorden voorziene tijdspanne, zijn Palestijnse staat uitroepen, zelfs al is dat ook in zijn ogen zeker niet de beste oplossing.

Op die manier worden de Oslo-akkoorden inderdaad tot hun essentie teruggebracht: de belofte van ooit in de toekomst iets moois, waarin men moest geloven om het te realiseren. Een illusie dus, tegenover de reëel bestaande macht van Israël. Tegenstanders van Oslo, zoals de Palestijnse intellectuelen Edward Said en Ibrahim Aboe Lughod en Haider Abdel Shafi hebben dat van in het begin gezegd. Bibi heeft ze, ondanks de visie van Shimon Peres en de goede wil van Yitzhak Rabin, ruimschoots gelijk gegeven.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content