Weg met de betutteling, zegt het Lokerse stadsbestuur. Want niet elke migrant is kansarm. Te vroeg, vindt de sociale sector. De stad moet een migrantenbeleid voeren.
“De factoren van achterstelling zijn dezelfde voor Belgen en migranten”, zegt de Lokerse schepen Jeanine Bellens (SP). “Het gaat om zaken als scholing, sociaal milieu, participatie aan het sociaal-cultureel leven, huisvesting en werk. Zeker, op cruciale terreinen als werk en huisvesting zullen de Belgen stappen naar de allochtonen moeten zetten. Ze zullen moeten leren hun woningen beschikbaar te stellen en moeten erkennen dat migranten even goede arbeiders of bedienden zijn. We kennen de klachten over de interimbureaus die migranten slechts pro forma inschrijven, maar ze op basis van hun huidskleur niet verder helpen, ook al zijn ze officieel Belg. De Lokerse bevolking zal moeten aanvaarden dat ook de kinderen van de gastarbeiders Belgen zijn, net zoals zij. Ze moet leren leven met medeburgers met een andere huidskleur. Onze tong staat ook te los en vele Belgen schelden migranten permanent de huid vol. Maar allochtonen moeten ook niet elke vorm van kritiek of elke correctie als racisme bestempelen.”
Jeanine Bellens kreeg de voorbije weken emmers kritiek over zich heen. Door haar schuld en die van haar collega’s in het rood-blauwe schepencollege liep de allochtone jeugd er nukkig, gefrustreerd en bijwijlen ook agressief bij. Gevolg: twintig jongeren bestormden een café waar twee dagen eerder twee allochtone klanten waren buitengewerkt. Vorige week bleven nog enkele overvallers aangehouden.
Voor de critici was er een direct verband tussen het stedelijk beleid en de incidenten. Jeanine Bellens kan niet van een zweem van racisme worden verdacht. Maar de georganiseerde migranten en de sociale sector die in de loop van de jaren rond hen is gegroeid, zijn het met haar grondig oneens. In Lokeren leven er bijna 800 Turken (2,2 procent van de bevolking) en net geen 1500 Marokkanen (4,1 procent). De inzet van de discussie: moet een gemeente een apart migrantenbeleid voeren, of niet? Bellens zegt van niet. De socialiste krijgt de steun van streek- en partijgenoot Freddy Willockx.
Minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback (SP) kondigde alvast een versterking van de lokale rijkswacht aan. Daar rouwt Lokeren niet om, al was het maar om de mensen tijdelijk gerust te stellen. Maar het gaat niet om repressie, zegt Bellens. “We moeten af van de betutteling van de migranten”, oordeelt de schepen. “Na Zwarte Zondag (24 november 1991) werden er ineens, boef, middelen vrijgemaakt. Dat geld ging naar de gemeenten met de wel erg vage opdracht: doe er iets mee en spendeer een kwart aan de migranten. Dat gebeurde allemaal met de beste bedoelingen, maar het liep fout.”
Lokeren vaart sinds drie jaar een andere koers. Volgens het huidige bestuur was de vereniging zonder winstoogmerk die de zogenaamde VFIK-middelen (Vlaams Fonds Integratie Kansarmen) beheerde, een eigen leven gaan leiden. “Dat geld kwam vanuit Brussel, maar geen enkele gemeente kon aangepaste projecten uit haar mouw schudden. In Lokeren ging dat geld vervolgens bijna uitsluitend naar migranten, alsof er geen Belgische achterstelling bestond.” De nieuwe bestuursploeg – de SP ruilde in 1995 de CVP voor de VLD – ontbond de vzw. “Dat was een ommezwaai”, zegt Bellens. “De coördinator van deze vzw was zeer sterk en duizend procent voor categoriaal werk – uitsluitend met migranten dus.”
WANNEER ZIJN ZE ER RIJP VOOR?
In het stedelijk jeugdcentrum Bergendries bekomen de voetballers van De Post bij een biertje van hun partijtje zaalvoetbal. Even verder kijken jonge allochtonen lui doorgezakt in de sofa naar de televisie. Anderen spelen enthousiast een partijtje biljart. Aan de pingpongtafel neemt een Afrikaans voetbaltalent van eersteklasser Lokeren het op tegen een autochtoon. Adolescenten in voetbaluitrusting komen even een kijkje nemen en lopen zo weer buiten.
Achter de toog houdt jongerenwerker Michel Rogiers een oogje in het zeil. Hij organiseert onder meer een badminton- en twee voetbalcompetities voor recreanten – voor officiële competities voldoet de tot sporthal omgebouwde haarsnijderij niet. Rogiers werkt hier al zes jaar en maakte dus de verandering in het beleid mee. “Het eerste jaar deed er één Belgische ploeg mee. Die is na een half jaar gestopt, zag het niet meer zitten. Ook de Turken bleven weg. Nu zijn er weer Turkse jeugdploegen en bij de ouderen zijn er Belgische, Marokkaanse en gemengde ploegen.”
Het jeugd- en sportcentrum staat symbool voor de knik in het beleid – voor de achteruitgang, zeggen critici als Moussa Achabar (zie kader). “Noch het vorige, noch het huidige bestuur heeft ooit beweerd dat dit een migrantencentrum zou worden. Maar bij elke stap in de gefaseerde verbouwing van het fabriekspand deed de coördinator van de vzw het bij de Marokkaanse jongeren uitschijnen alsof dat hun centrum zou worden. Bij de jongste gemeenteraadsverkiezingen ging het Blok hier met vijftig procent vooruit”, vertelt Bellens. Ze denkt dat het migrantenbeleid de afkeer van de autochtone bevolking had opgewekt.
“De nieuwe coalitie oordeelde dat die vele tientallen miljoenen investering in Bergendries ter beschikking van alle jeugdwerk moest staan. Als autochtonen en allochtonen samenwonen, samen werken en samen schoollopen, dan moeten we ze ook in hun vrije tijd samen proberen te brengen. Dat was niet eenvoudig, want de Marokkanen stelden het voor alsof zij uit hun centrum werden gezet – ze noemden het ook al het Centrum Migranten, kortweg CM. Dat stond nergens geschreven en wij waren helemaal niet van zins om hier een getto te maken. Dat zij hier met hun ploegen voetballen, allemaal in orde. Maar ze moeten dit niet bevechten alsof het van hen is.”
Bellens herinnert zich de woelige periode nog. “De ruitenmakers waren hier nooit weg. Zogezegd reageerden die jongeren daarmee hun frustraties af. Ik vind frustraties geen vrijgeleide voor ontolereerbaar en onfatsoenlijk gedrag.” Dat er zoveel heibel rond Bergendries kwam, ligt volgens Bellens ook aan de professionals van de sector.
Onder meer Hervé Devos, op vrijwillige basis voorzitter van de Lokerse integratiedienst vindt inderdaad dat de stad overhaast te werk gaat. “Het bestuur wordt woest bij de idee dat de baby niet wil lopen, terwijl hij niet eens rechtop kan zitten.” Devos vindt met het stadsbestuur dat de afschaffing van het categoriaal werk het einddoel moet zijn. “Maar het zou al mooi zijn mochten we in het jaar 2020 aan de Vlaamse overheid kunnen zeggen: ons werk zit erop, we hebben geen subsidie meer nodig.” De stad hoopt al over drie tot vijf jaar resultaten te kunnen voorleggen.
Schepen Bellens verwijt de zachte sector dat die de migranten nog altijd een aparte stek wil geven. Voor meer zouden ze niet klaar zijn. “Ja zeg, wanneer vinden die soft-soffers de migranten daar wel rijp voor? En toch niet alle allochtonen zijn kansarm? Wij willen met ons beleid iedereen bereiken, onafgezien de afkomst. Kinderen zien trouwens zelf niet of ze met Albanezen, Turken, Belgen of Marokkanen spelen. Tot ze twaalf jaar worden. Dan moeten ze per se uit elkaar worden gehaald en moeten de meisjes naar huis en de jongens apart worden opgevangen. Dat is onze visie niet. Wij zeggen tot de ouders: meneer en mevrouw, u bent verantwoordelijk voor het gedrag van uw kinderen. Kinderen moeten niet op hun vijftiende worden gecorrigeerd. Dan is het te laat. Het is hier ook niet zo dat ouders alleen thuis de baas zijn, en buiten de rijkswacht en de politie. Als het jongerencentrum om tien uur sluit, is het niet normaal dat allochtonen nog tot middernacht in de straten rondhangen.”
ZELFS LOKEREN KAN EXPLODEREN
Bellens betreurt dat de Vlaamse overheid er na al die jaren nog altijd niet in geslaagd is om migranten in een degelijk taalbad onder te dompelen. “Taalachterstand is de basis van elke achterstand. En taal is cruciaal voor de integratie. Veel vrouwen begrijpen het Nederlands van de school van hun kinderen niet of kunnen zich amper verstaanbaar maken in de winkel”, weet de schepen. “Maar ik mis een duidelijke organisatie voor goed, compact en verplicht taalonderwijs. Nu blijft het bij doekjes voor het bloeden. De cursussen worden liefst ook nog eens mooi over de verschillende zuilen en vakbonden verspreid.”
Het is niet haar enige ergernis. “Het stoort mij dat minderjarigen van eender welke origine niet kunnen worden gestraft wanneer ze permanent pesterijen uithalen. Hier laat justitie ons in de kou staan. We mogen als stad doen wat we willen, met een kleine groep van minder- en meerderjarigen blijft het mislopen. Op grove daden zouden er toch direct uitvoerbare straffen moeten volgen? Nu gaan die jongeren even naar de jeugdrechtbank van Dendermonde en keren ze vervolgens, gesterkt in hun wangedrag, naar Lokeren terug. Die straffeloosheid en rechtsonzekerheid vormen een voedingsbodem waarop zelfs een provinciestadje als Lokeren kan exploderen. Als we de pech hebben dat het slachtoffer een Belg is en de dader bij toeval een migrant, dan zit het spel op de wagen. We kunnen die twintig, dertig migranten het beeld van tweeduizend anderen niet blijvend kapot laten maken.”
Peter Renard