Niet de Vlamingen maar de Franstalige Brusselaars zijn de echte separatisten in dit land. Dat zegt Brussels staatssecretaris Brigitte Grouwels.

‘De situatie was compleet uit de hand aan het lopen’, vertelt Brigitte Grouwels (CD&V). Sinds eind vorig jaar is het niet meer echt rustig geweest in de Brusselse regering. Eerst joeg de PS met zwaar machtsvertoon de andere coalitiepartners tegen zich in het harnas. Nadien, volgens een klassieker patroon, kregen Vlamingen en Franstaligen het met elkaar aan de stok. Onlangs nog over het fameuze Taalrapport, dat de taaltoestand anno 2004 in de Brusselse gemeenten en OCMW’s beschrijft, en dat minister-president Charles Picqué (PS), uit vrees voor controverse, wekenlang achterhield. Waardoor er vanzelfsprekend een grote controverse ontstond. Voor het hoogtepunt in de vijandelijkheden zorgde PS-kopstuk Philippe Moureaux. Hij noemde de Vlamingen, na hun protest tegen de aanstelling van een Nederlandsonkundige interim-burgemeester in Brussel-stad, onverdraagzaam en racistisch. ‘De dame in kwestie was van Maghrebijnse afkomst, maar dat deed er voor ons helemaal niet toe. In elk geval heb ik me voorgenomen me zoiets nooit meer te laten zeggen’, aldus Grouwels, die in Brussel als een communautaire hardliner geldt. Brigitte ‘Horreurs’ (vrij naar ‘gruwels’) wordt ze in de Franstalige pers ook wel genoemd. Na de beschuldigingen van Moureaux stelden de Vlamingen in de Brusselse regering een gezamenlijk communiqué op waarin de Franstaligen tot redelijkheid en loyauteit worden aangemaand. Maar Grouwels is er niet helemaal gerust op. ‘Ik weet niet of de boodschap goed is aangekomen. Ik hoop het natuurlijk wel.’

Vanwaar die communautaire zenuwachtigheid: het vooruitzicht van de gemeenteraadsverkiezingen?

BRIGITTE GROUWELS: Het is begonnen toen de PS in Wallonië door een reeks schandalen onder vuur is komen te liggen. Mij leek het vooral een poging van de PS om de aandacht af te leiden. De Brusselse PS was immers nerveus en bang dat ook hier bepaalde zaken op tafel zouden komen.

Hoopten de Vlamingen bij de start van de regering-Picqué niet op een betere samenwerking met de Franstaligen?

GROUWELS: Het eerste regeringsjaar is rustig verlopen. Voor een aantal mensen was het ook de eerste keer dat ze in een regering zaten. Maar na die wittebroodsweken is de PS haar electorale overwicht sterk gaan benadrukken. De PS wilde het alleen voor het zeggen hebben. In Brussel zitten we bovendien opgezadeld met een erg archaïsche PS, die er vooral op uit is zoveel mogelijk macht voor zichzelf te verzamelen. Charles Picqué heeft het ook niet gemakkelijk. Door de aan de gang zijnde machtsstrijd in de Brusselse PS, een strijd die Picqué geenszins gewonnen heeft, kan hij niet echt als leider van de Brusselse regering optreden.

PS-kopstuk en burgemeester van Molenbeek Philippe Moureaux trekt nog altijd aan de touwtjes?

GROUWELS: Vast en zeker. Hoewel Picqué van goede wil is en een moderner profiel heeft, is de archaïsche PS in Brussel nog oppermachtig. Wat is hier in het verleden ooit voor de werklozen gedaan? Niets. Voor de huisvesting? Niets. De PS kent alleen sociale woningen. Dan mag je niet verrast zijn als de stad vol uitkeringstrekkers zit. We moeten de middengroepen proberen aan te trekken, jonge gezinnen die nog werken voor de kost. Dat is heel moeilijk met de PS van Moureaux. Maar ik zie het als een uitdaging om er mét de coalitiepartners en óndanks Moureaux tóch iets aan te doen. Op het vlak van werkgelegenheid is minister Benoît Cerexhe (CDH) op de goede weg.

Brussel telt bijna 22 procent werklozen, en dat aantal neemt nog toe. Toch willen sommige Franstalige politici nog steeds niet erkennen dat kennis van het Nederlands een belangrijke troef is voor het vinden van een baan.

GROUWELS: Onbegrijpelijk is dat, vooral omdat een groeiend deel van de bevolking dat wel inziet. Kijk maar hoeveel Franstalige ouders hun kinderen naar het Nederlandstalige onderwijs sturen. Het zou in Brussel een stuk beter gaan als het Franstalig onderwijs degelijk taalonderricht zou aanbieden. Gedaan met discussies over de taalkennis van gemeentelijke ambtenaren, en veel minder problemen op de arbeidsmarkt. Ongeveer 97 procent van de Brusselse werkzoekenden spreekt alleen Frans. Vlaams-Brabant heeft met vijf procent de laagste werkloosheidsgraad van het land, in Brussel is dat meer dan twintig procent. De voornaamste hinderpaal voor het vinden van werk is inderdaad slechte kennis van het Nederlands, naast gebrekkige mobiliteit en de ‘eilandmentaliteit’ van de Brusselse werkzoekenden, die te wijten is aan de inertie van de BGDA (Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling).

Ik ken werkzoekenden die in twee jaar tijd zelfs geen cursusaanbod van de BGDA hebben gekregen. Die mensen worden gewoon aan hun lot overgelaten, binnen de grenzen van Brussel opgesloten, en dan is men verbaasd als die met geen kanon te bewegen zijn om buiten Brussel te gaan werken. Maar men is wél verontwaardigd dat op de luchthaven van Zaventem nauwelijks Franstalige Brusselaars werken.

De Vlamingen hameren doorgaans op het tweetalige statuut van de hoofdstad, maar ook Brussels SP.A-minister Pascal Smet zei onlangs dat Brussel eigenlijk een Franstalige stad is. Maakt hij het de Franstaligen zo niet erg gemakkelijk?

GROUWELS: Dat was de meest ongelukkige uitspraak die ik de laatste jaren van een Vlaming in Brussel heb gehoord. Pascal Smet bevestigt zo de slogan en in elk geval de wensdroom van sommige Franstalige partijen. Ik vraag me werkelijk af of Smet wel een politieke visie op Brussel heeft ontwikkeld.

Voor mij moet Brussel een doorleefd tweetalige stad worden. Elk Brussels kind zou op school goed Frans en Nederlands moeten leren, en het is de taak van de Franstalige politici om daar een prioriteit van te maken. In plaats van werkzoekenden in Brussel te zeggen dat ze werkloos blijven omdat de Vlamingen tweetaligheid eisen, zouden ze hen beter met taalcursussen ondersteunen.

Minister-president Picqué hoopt op een Brussels front bij de aangekondigde communautaire onderhandelingsronde in 2007. U wilt daar niet van weten?

GROUWELS: De gesprekken in 2007 moeten van gemeenschap tot gemeenschap worden gevoerd. Ik geloof niet in een scenario waarbij Vlamingen en Franstaligen samen namens Brussel onderhandelen. Op het verlanglijstje van de Vlamingen staan een aantal punten waar de Franstaligen geen oren naar hebben, onder meer betere afdwingbaarheid van de taalwetgeving en minder versnippering van de bevoegdheden tussen de gemeenten en het gewest. Die zaken binnenhalen, dat kunnen de Vlamingen alleen samen bewerkstelligen.

Als Vlaanderen meer autonomie wil, dan zal het Brussel moeten loslaten, zeggen sommige Franstalige politieke kopstukken.

GROUWELS: Tja. Ik denk dat de nieuwjaarstoespraak van de koning niet goed doordacht was. Als er namelijk één echt separatistische kracht in dit land aanwezig is, dan zijn dat niet de Vlaamse of de Waalse partijen, maar de Franstalige Brusselaars, die van Brussel een zuiver Franstalige stad willen maken. Zo nemen ze in Vlaanderen het draagvlak voor de hoofdstad weg, en brengen ze ook de internationale rol van Brussel in het gedrang. Dat de koning dat niet inziet, gaat mijn petje te boven. Het paleis moet dus dringend andere adviseurs in dienst nemen, die dat ook onder de aandacht brengen van de koning voor zijn volgende toespraken.

Charles Picqué wil in 2007 vooral meer geld om de armoede in Brussel te bestrijden.

GROUWELS: Brussel zou niet zoveel armoede kennen als hier een evenwichtiger beleid was gevoerd. De Franstaligen hadden de toestand niet zo uit de hand mogen laten lopen. Als Picqué meer geld wil voor Brussel, dan zal de hoofdstedelijke rol van Brussel gerespecteerd moeten worden. Maar daar hebben de Franstaligen het niet graag over.

Wat er ook van zij, de toestand is schrijnend. In de hoofdstad van Europa wordt een op de vier kinderen geboren in een gezin zonder inkomen uit arbeid…

GROUWELS: En groeit dus op zonder ook maar één volwassene aan het werk te zien. Ik hoorde in dat verband onlangs een verschrikkelijke, maar sprekende anekdote. Een Turkse leraar, die in het Franstalige onderwijs in Schaarbeek na de schooluren Turkse les geeft aan Turkse kindjes, vroeg hen op een bepaald moment: wat willen jullie later worden? Normaal verwacht je dan dokter of brandweerman of buschauffeur als antwoord te horen. Maar er waren er heel wat die zeiden: werkloze. Die man, die hier nog maar zes maanden verbleef, vroeg zich af wat er in hemelsnaam in Brussel gaande was.

Er moet absoluut iets gebeuren. Jongeren die de school verlaten, zelfs zonder diploma, moeten in vormingsprogramma’s terechtkomen en zo aan het werk gezet worden. In de regering wordt ook gesproken over strengere controle van werklozen – in Brussel wordt er nauwelijks gecontroleerd – maar niet iedereen zit op dezelfde lijn. De PS zegt: er is geen werk, dus je moet de mensen ook niet onder druk zetten. Maar de situatie in Brussel is helemaal anders dan in Wallonië. Hier is wél werk, zowel binnen, als vlak buiten Brussel.

De praktijk die bestond om werklozen in Brussel op te sluiten, bijna als kiesvee voor één welbepaalde partij, is mensonterend. Maar als er een échte mentaliteitswijziging tot stand zou komen, dan ben ik wel optimistisch over wat hier mogelijk is.

HAN RENARD

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content