Een akelig woord: anti-globalisten. De taalbesmetting alleen al. Iedereen zeurt over het Hollywood-gehalte op onze schermen en de Amerikaanse culturele dominantie, maar niemand in dit halve land waar Nederlands wordt gesproken, lijkt erbij stil te staan dat ‘globalisatie’ (en zijn varianten) in rechte lijn van het Amerikaans afstamt. Onze noorderburen grijpen, keurig en toch wel wat eleganter, vind ik, naar het Latijn terug en hebben het over ‘mondialisering’.

En dan dat voorzetsel. Op de uitgestrekte vlakte van de Larzac hoor ik een medestandster van José Bové (u weet wel, de Franse boer die in Millau een Amerikaanse hamburgertent met de blote hand te lijf ging) nog verklaren: wij hebben helemaal niks tegen mondialisering, maar wij willen een andere mondialisering, een die de mens centraal stelt, in plaats van hem uit te leveren aan de onzichtbare hand van de vrije markt. Niet de anti-, maar de andere-mondialiseringsbeweging dus.

Dat waren de randbemerkingen. We mogen de Heer, het toeval of de langetermijngolven (u kiest maar) dankbaar zijn dat, na twee decennia hebzucht, opnieuw een generatie van zich laat horen die het niet te doen is om stock options, dotcom-fata morgana’s, hedge funds en andere yuppie-speculaties, maar die zich zorgen maakt om zulke ouderwetse zaken als wat meer rechtvaardigheid, wat minder ongelijkheid en een betere wereld voor de volgende generaties.

De meisjes en de jongens die u gisteren in Seattle, Göteborg en Genua zag betogen en straks in Gent of Brussel vertegenwoordigen een nieuwe generatie die haar eerste stappen in de politiek zet (ook al huiveren zijzelf bij het idee dat ze iets te maken zouden hebben met ‘de’ politiek). De simpele waarheid is dat de jonge manifestanten van vandaag over twintig jaar of zo de nieuwe generatie aan de macht zullen vormen.

Als dat zo is, dan relativeert dat meteen ook een paar dingen die nu alle aandacht trekken. Of beter, plaatst ze in perspectief. Neem nu het regenboogkarakter van de nieuwe beweging. De critici van de andere-mondialiseringsbeweging zien hierin een bewijs dat de beweging geen lang leven beschoren zal zijn, want te weinig focus, te weinig gestructureerd. Misschien – maar is dat zo heel erg belangrijk? Is het kleurenpalet nu veel groter dan bijvoorbeeld in de jaren zestig (het mythische mei ’68) en zeventig, met de feministen, de tiermondisten, de pacifisten, de prille ecologisten, om niet te spreken van de talloze varianten van trotskisten, anarchisten en andere maoïsten?

Uit die kringen is niettemin de huidige generatie ministers en parlementsleden, een stel eerste ministers (en een Amerikaans president), journalisten, academici en kabinetsmedewerkers gekomen. Vertegenwoordigen zij een grote sprong voorwaarts voor de mensheid in vergelijking met de generatie waartegen zij op straat kwamen? Toch wel een sprongetje, zou ik denken, want ik zie sommige praktijken van de jaren zestig niet meer zo snel terugkeren: het primaire atlantische discours van de jaren ’60 (de meesten onder u zijn het wellicht al vergeten, maar er was een tijd dat België de loyaalste onder de NAVO-partners was) of de autowegen die tot in het centrum van de stad reiken, de onbeschaamde collusie in Brussel tussen politici en betonbaronnen of die tussen een Zaïrese dictator en een Belgisch eerste minister.

Het geweld is ook zo’n magneet voor commentatoren. Toch hebben betogers en relschoppers van vandaag veel minder met mekaar te maken dan bijvoorbeeld de eerste socialisten en de gewelddadige anarchisten van het einde van de negentiende eeuw. Onder de amokmakers zit wellicht opnieuw een kleine minderheid van wanhopigen die vinden dat ze toch niks te verliezen hebben (net zoals die vroege anarchisten, moeten sommige jongeren in de Franse HLM’s het af en toe ook niet meer zien zitten). Er zijn wellicht ook verdwaalde machiavellisten bij, die vinden dat het doel de middelen heiligt. Maar de harde kern onder hen is even a-politiek en anti-politiek als de CCC, de Rote Armee Fraktion, Osama bin Laden of de avonturiers van het wilde Westen die het om de kick te doen was en voor wie de andere-mondialiseringsbeweging vandaag niet meer dan een excuus is. Kan je de karavaan verwijten dat de honden blaffen als ze voorbijtrekt?

Hoe representatief en democratisch is de beweging ? Tja, de leiders ervan zijn inderdaad niet verkozen, evenmin als de verantwoordelijken van Amnesty, Greenpeace, Oxfam en de hoofdredactie van dit blad. Maar betekent dat automatisch dat zij geen politieke rol te spelen hebben ? Luc Huyse zegt hierover, terecht, dat de eerste vakbonden, meer dan honderd jaar geleden, dit verwijt ook te horen kregen. Vandaag trekt niemand nog in twijfel dat die toen broodnodig waren, en dat ze een dringende behoefte in de samenleving uitdrukten – een waarvan de toenmalige goegemeente zelfs geen benul had.

Het zat er al een paar jaar aan te komen, zo pakweg vanaf het midden van de jaren ’90, maar niet iedereen wou het zien. Toen doken de eerste zwaluwen op die het einde aankondigden van een historisch interludium, dat van het Thatcher- laissez-faire. De afgelopen decennia is de wereld rijker en welvarender geworden dan ooit tevoren, maar de ongelijkheid tussen rijk en arm is terzelfder tijd een canyon geworden waar onderzoekers en internationale organisaties slechts heel onlangs oog voor hebben gekregen. Dat contrast, zo ziet het Amartya Sen, Nobelprijs economie in 1998 (een van de zwaluwen), moeten we in ons achterhoofd houden als we willen begrijpen waarom de huidige wereldorde zoveel scepticisme oproept. Die groeiende inkomenskloof in en tussen landen is zoals het broeikaseffect: de gevolgen zijn diffuus en slechts op lange termijn te zien. Hoe ongelijk moet de wereld echter worden vooraleer de daaruit voortvloeiende politieke instabiliteit, economische onvoorspelbaarheid en mensonwaardige migratiestromen onbeheersbaar zullen zijn geworden?

De andere-mondialiseringsbeweging voegt zich nu bij de eerdere zwaluwen die aankondigden dat de mondialisering van de eenentwintigste eeuw minder economisch en meer politiek zal zijn, omdat het besef toch wel stilaan ingeburgerd raakt dat nieuwe vormen van mondiale regulering en beheer vereist zijn.

Op de vorige mondialisering, die van het einde van de negentiende eeuw, die even regelloos en gezwind verliep als die van het einde van de twintigste eeuw, volgde ook een correctie die later de naam welvaartsstaat kreeg – waarmee een einde kwam aan de illusie dat economie en politiek niets met elkaar uit te staan hebben. Dat schreef de Britse historicus Edward Carr. In 1939.

Rik Coolsaet is hoogleraar internationale politiek aan de Universiteit Gent.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content