‘Wie de beste advocaat heeft, heeft de beste kansen.’ Kersvers permanent rechter Chris Van den Wyngaert van het Joegoslavië-tribunaal over de groeipijnen, het heden en de toekomst van het internationale strafrecht.

Een doordeweekse namiddag in Den Haag. Twee hoog in een aquarium van kogelvrij glas zitten drie mannen stoïcijns voor zich uit te kijken. Fatmir Limaj (33), Haradin Bala (47) en Isak Musliu (34) waren tot eind jaren negentig lid van het beruchte Kosovaars Bevrijdingsleger (UCK), een etnisch-Albanese rebellenbeweging die gewapenderhand de provincie Kosovo wilde afscheiden van wat toen nog klein-Joegoslavië heette. Volgens openbaar aanklager Andrew Cayley van het Internationaal VN-Tribunaal voor ex-Joegoslavië hebben Limaj, Bala en Musliu in 1998 minstens twintig Serviërs en ‘collaborerende’ Albanese volksgenoten gevangengezet, mishandeld en vermoord in een geïmproviseerd concentratiekamp in het dorpje Lapusnik, niet ver van de Kosovaarse hoofdstad Pristina. Limaj was de bevelhebber van het kamp, Bala en Musliu waren er bewaker.

De Limaj-zaak is nog maar enkele weken bezig, maar ze heeft de gemoederen al danig verhit, van Den Haag tot in Pristina. Tijdens het onderzoek bekritiseerde Carla Del Ponte, de Zwitserse hoofdaanklaagster van het Joegoslavië-tribunaal, voortdurend en op weinig diplomatische wijze het acute gebrek aan medewerking van de Kosovaarse autoriteiten. Vandaag schreeuwen veel Kosovaren moord en brand omdat de zaak überhaupt voor een rechter kómt: in hun ogen waren er destijds aan Kosovaarse zijde alleen maar slachtoffers, en zeker geen daders. In Kosovo zouden de afgelopen maanden al verschillende getuigen geïntimideerd en afgeschrikt zijn.

De Antwerpse hoogleraar strafrecht Chris Van den Wyngaert is een van de drie rechters die over schuld of onschuld zullen moeten oordelen in de Limaj-zaak. Over die zaak wil Van den Wyngaert, die enkele weken geleden van tijdelijk tot permanent rechter aan het Joegoslavië-tribunaal promoveerde, echter hoegenaamd niets kwijt. Rechters in internationale strafhoven zijn sfinxen, ín en buiten de zittingen. Getuigen kunnen de wreedste folteringen en verkrachtingen aanhalen: de rechters in hun statige tabbaards tonen geen spoor van emotie, geen greintje gevoel, zelfs geen streepje mimiek. Niet alleen uit kiesheid, maar ook uit voorzorg: de batterij topadvocaten die de zittingen volgt, zou achter elke verontwaardigde blik, achter elke gefronste wenkbrauw een schijn van partijdigheid tegenover de beschuldigden kunnen vermoeden. En daar zijn internationale gerechtshoven als de dood voor.

In de statige paleizen van het internationale recht werkt het woord ‘partijdigheid’ als een rode lap op een stier. En bij de term ‘politieke processen’ halen ze pek en veren boven. ‘Wij voeren geen politieke processen’, zegt Chris Van den Wyngaert beslist. ‘Niemand wordt hier om zijn ideeën vervolgd. Wel om misdrijven die in een politieke context zijn gepleegd.’

Internationale strafzaken zijn per definitie politiek geladen. Heeft dat niet altijd een zekere invloed op de behandeling ervan?

CHRIS VAN DEN WYNGAERT: Hebben de rechters die in Oekraïne de tweede ronde van de presidentsverkiezingen ongeldig verklaarden, zich door politieke motieven laten leiden? Ik denk het niet. Hebben de raadsheren van het hof van cassatie destijds het spaghetti-arrest ingeslikt om de woede van de Witte Beweging in te dammen? Ook niet, dat is niet hun rol. Rechters houden zich niet bezig met politiek. Doen ze dat wel, dan zijn ze verkeerd bezig. Het Amerikaanse hooggerechtshof, dat vier jaar geleden de hertelling van de stemmen stopte en op die manier George W. Bush tot president uitriep, had niet aan de politieke gevolgen van zijn beslissing mogen denken. Een rechtbank moet het recht toepassen, punt uit.

Het Internationaal Strafhof is een permanente rechtbank, het Joegoslavië-tribunaal is een ad-hoctribunaal, beperkt in de tijd en gelimiteerd tot één conflict. Welke oplossing vindt u de beste?

VAN DEN WYNGAERT: In theorie verkies ik een permanent tribunaal met algemene bevoegdheid. Of dat ook praktisch kan werken, is natuurlijk de vraag. Het Internationaal Strafhof is wel door 97 invloedrijke landen erkend, maar er ontbreken enkele grote jongens op het lijstje, zoals de Verenigde Staten, China, Rusland, India en Indonesië. Het is dus niet wereldomvattend. Ad-hoctribunalen zijn daardoor voorlopig het enige alternatief als we vinden dat een wapenstilstand en een algemene amnestie niet volstaan om de oorlogsgruwel te vergeten, zoals we dat vroeger deden. Die oude oplossing is niet alleen moreel verwerpelijk, ze staat ook een duurzame vrede in de weg. De burgeroorlog tussen Serviërs en Kroaten in ex-Joegoslavië kan mede worden verklaard doordat de Servische aanstekers van de Eerste Wereldoorlog en de Kroatische Ustasha-collaborateurs uit de Tweede Wereldoorlog nadien onvoldoende werden bestraft.

Maar ook ad-hoctribunalen zijn niet altijd verkoopbaar. De vraag om een oorlogstribunaal op te richten voor het conflict in Oost-Timor (1999) is afgeketst: Oost-Timor heeft zelf gevraagd om géén internationale rechtbank in te stellen, om de goede relaties met Indonesië niet te schaden. Er is uiteindelijk gekozen voor zogenaamde special panels – organen waarin internationale en lokale rechters naast elkaar zetelen. Maar het enige wat die bereikt hebben, zijn twee vervolgingen van Oost-Timorese collaborateurs. De echte daders zijn ofwel niet uitgeleverd door Indonesië, ofwel daar vrijgesproken in een schijnproces. Ook dát werkt dus niet.

Ander voorbeeld: de zaak tegen de Iraakse ex-president Saddam Hoessein. Het stoort mij niet dat die in Bagdad gepleit zal worden, wel dat de Iraakse leider niet voor een internationale, of nog maar deels internationale, rechtbank komt. Het spijt me, maar die plaatselijke rechters weten gewoon te weinig van internationaal strafrecht om over misdaden tegen de menselijkheid te oordelen. En dan heb ik het nog niet eens over de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechters, die ook in vraag worden gesteld.

Ik denk dat we oorlogsmisdadigers het best op twee fronten kunnen bestrijden. Berecht de leiders in internationale strafhoven zoals het ICC in Den Haag, en hun volgelingen in lokale rechtbanken, of desnoods in neutrale derde landen. Misschien moeten we daarvoor in de toekomst wel internationale kamers oprichten in de Belgische rechtbanken. ( zwijgt even) Misschien wil ik me daar wel mee bezighouden als ik hier klaar ben. (lacht)

Het is een idee. Alleen: dreigt er dan geen frontale botsing tussen twee rechtssystemen? Hoe wilt u onze napoleontische ‘civil law’verzoenen met de op Angelsaksische leest geschoeide rechtspraak van de internationale tribunalen?

VAN DEN WYNGAERT: Het Joegoslavië-tribunaal bewijst dat je beide modellen wel degelijk kunt verzoenen. Daarnaast kan ook nog ruimte worden gelaten voor lokale rechtssystemen. Kijk maar naar Rwanda: het Arusha-tribunaal gaat daar over de zwaarste oorlogsmisdaden van de genocide, en lokale gachacha-rechtbanken beoordelen klachten van vermeende oorlogsmisdadigers van een lager echelon. Die rechtbanken zijn ook niet zonder problemen, maar een alternatief is er niet. Advocaten zonder Grenzen heeft eens berekend dat het meer dan honderd jaar zou kosten om alle Rwandese zaken volgens de normale procedure voor de rechter te brengen. Dat kan dus niet, en dan blijven er maar drie mogelijkheden over: een volledige amnestie voor iedereen, een halve amnestie onder voorwaarden op zijn Zuid-Afrikaans, ofwel een strafprocedure die niet aan alle vereisten voldoet.

Liever een kwalitatief mindere rechtspraak dan helemaal geen rechtspraak.

VAN DEN WYNGAERT: Juist. Zolang de lokale rechtbanken geen buitensporige straffen uitspreken, moet dat kunnen.

Nu we het toch over gebrekkige rechtspraak hebben: wat vindt de strafrechtspecialist in u van de situatie op de legerbasis in Guantanamo Bay, Cuba, waar het Amerikaanse leger vermeende terroristen zonder enige vorm van proces opgesloten houdt?

VAN DEN WYNGAERT: Zelfs het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft daar al kritiek op geuit. Het probleem van de VS is hun nieuwe justitieminister, Alberto Gonzales. Toen hij nog adviseur was van George W. Bush stond hij al te roepen dat de Conventies van Genève (die onder meer de behandeling van krijgsgevangenen regelen, nvdr.) verouderd waren, en daarom niet meer van toepassing. Daarom kwam er oorspronkelijk nauwelijks reactie op de misstanden van Guantanamo Bay. Bovendien weet niemand hoe erg het ginds precies gesteld is: zelfs het Rode Kruis mag er slechts mondjesmaat binnen, en in een rapport dat onlangs uitlekte, hebben zij in ongewoon sterke termen verklaard dat er sprake is van fysieke en mentale foltering in Guantanamo.

Is het niet verbazingwekkend dat de VS, die Guantanamo in stand houden en die zich bovendien met hand en tand verzetten tegen elke vorm van internationaal strafrecht, toch hun systeem hebben kunnen doordrukken? Hun ‘common law’domineert duidelijk in het internationale recht.

VAN DEN WYNGAERT: Ons continentale rechtssysteem torst nog altijd de smet van de inquisitie: vooral in de VS wordt het beeld van de juridische wantoestanden in Europa bewust in stand gehouden. En veel Amerikaanse academici, die onze talen vaak niet kunnen lezen, blijven dat beeld maar versterken. Ik vrees dat de situatie onomkeerbaar is: de common law heeft met al zijn nadelen een plaats verworven in het internationale recht.

(zucht) De VS dringen hun rechtssysteem overal op. Ook op de internationale tribunalen: het ministerie van Justitie in Washington heeft de eerste ontwerpen voor de procedureregels van het Joegoslavië-tribunaal geschreven en heeft daardoor een onmiskenbare common law-stempel op het systeem gedrukt. De Verenigde Staten hebben het Internationaal Strafhof niet erkend, maar ze zaten wel mee aan tafel toen het statuut ervan werd vastgelegd.

Het is duidelijk een internationaal fenomeen: ook landen in Latijns-Ame- rika, Oost-Europa, het Verre Oosten, Afrika zijn bezig met het invoeren van wat de VS ‘een progressiever rechtssysteem’ noemen. Vaak met subsidies. De gevolgen zijn nauwelijks te overzien. In de common law voeren de openbare aanklager en de verdediging elk hun eigen strafonderzoek. Dat is het recht van de sterkste: wie de beste advocaten kan betalen, heeft het meeste kans om het er goed af te brengen.

Bovendien volstaat het niet regels te exporteren, je moet ook de plaatselijke rechtscultuur volledig aanpassen. Advocaten van bij ons zijn niet noodzakelijk beslagen in de technieken van het kruisverhoor. Daar komt nog bij dat het systeem het justitieapparaat overbelast. Niet in Engeland of de VS, de bakermatten van de common law, want daar pleiten negen van de tien beschuldigden gewoon schuldig. Hooguit in een paar procent van de gevallen volgt er echt een proces. Maar in landen die ons systeem van civil law gewoon zijn, komen te veel zaken toch nog voor de rechter en slepen de procedures zo lang aan dat de kans op verjaring toeneemt. In Italië is het hele rechtssysteem dichtgeslibd na de omschakeling naar een common law-procedure.

Ik ben een vurig pleitbezorger van het continentale rechtssysteem. Er moet een evenwicht tussen rechters uit de common law en hun collega’s uit de civil law bestaan. Dat was trouwens een van de hoofdpunten in mijn campagne voor een permanente benoeming bij dit tribunaal.

U heeft daar campagne voor moeten voeren bij de VN in New York. Hoe ging u dat af?

VAN DEN WYNGAERT: In 2001, toen ik voor het eerst kandidaat was, vond ik zo’n campagne beneden mijn waardigheid. Nu nog, eigenlijk. (lacht) Maar als je voor een permanent mandaat in aanmerking wilt komen, kom je er niet onderuit. De Belgische diplomatieke missie bij de Verenigde Naties heeft afspraken voor me georganiseerd met vertegenwoordigers van bijna elke VN-lidstaat. Ik ben er mijn visie op de internationale justitie gaan toelichten, en het internationale wafelijzer deed de rest.

Heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken dan toch gelijk? Heeft u het inderdaad allemaal aan de vrienden van Karel De Gucht (VLD) te danken?

VAN DEN WYNGAERT:(diplomatisch) De Belgische diplomatie heeft inderdaad veel voor me gedaan. Onze missie in New York had een zeer dynamische elections officer die de afspraken organiseerde en begeleidde. Wat mij opviel bij die gesprekken, is hoe geliefd België is bij heel veel lidstaten.

U komt in het rijtje Belgische topjuristen tussen Koen Lenaerts, Franklin Dehousse en Françoise Tulkens terecht. Is het toeval dat België inmiddels vier rechters bij internationale en Europese rechtbanken heeft?

VAN DEN WYNGAERT: Helemaal niet. België is een van de grondleggers van de Verenigde Naties én van de Europese Unie. Als je het gebouw van de VN binnenwandelt in New York, is de eerste foto die je toelacht in de lange galerij, die van Paul-Henri Spaak (Spaak was in 1946, vlak na de oprichting van de VN, voorzitter van de Algemene Vergadering, nvdr.). Ons land was ook een van de voortrekkers van het Internationaal Strafhof. België heeft dus écht wel wat gepresteerd in Europees en internationaal recht. Ik heb daar trouwens mee uitgepakt in mijn campagne.

Hoe hebt u eigenlijk de verkiezing zelf beleefd?

VAN DEN WYNGAERT: Ik ben er speciaal voor naar New York gevlogen. Ik had er een voormiddag voor uitgetrokken, maar het duurde veel langer dan voorzien. Ik was meteen verkozen (op de derde plaats, met 151 van de 188 uitgebrachte stemmen) , maar omdat er zeventien kandidaten de vereiste meerderheid hadden gehaald, en er slechts veertien mandaten te begeven waren, moest er een volgende ronde komen, en begon de hele koehandel opnieuw. Voor de kandidaten die echt op die functie aasden, moet het een hel zijn geweest. Voor mij minder, want ik zou met plezier teruggekeerd zijn naar mijn baan als hoogleraar in Antwerpen: toen de beslissende zevende ronde kwam, was ik al terug in Den Haag, en had ik er al een zitting in de zaak-Limaj op zitten.

U werkt hier nu al meer dan een jaar als tijdelijk rechter, maar u volgt het Joego- slavië-tribunaal natuurlijk al langer. Vindt u dat het de voorbije elf jaar goed werk heeft geleverd?

VAN DEN WYNGAERT:(fel) Baanbrekend werk! Er is hier een heel sterke jurisprudentie opgebouwd. Concepten die enkel op papier bestonden, zijn nu uitgewerkt in rechtspraak. Wij zijn pioniers: dikwijls hebben we zelf de definitie van een misdrijf moeten bepalen voor we ze in een concreet geval konden toepassen (lacht). Soms hebben we nieuwe concepten moeten uitvinden. Enkele criticasters vinden trouwens dat we daarmee onze opdracht te ruim geïnterpreteerd hebben. Maar dat is voer voor doctoraatsthesissen.

In 2010 moeten alle zaken van het Joegoslavië-tribunaal volledig afgehandeld zijn. Vindt u dat het tribunaal mislukt is als Radovan Karadzic, Ratko Mladic en Ante Gotovina, drie kopstukken van het conflict, niet voor de rechter zijn verschenen?

VAN DEN WYNGAERT:(haalt de schouders op) We kunnen de Veiligheidsraad vragen meer druk uit te oefenen op de regio’s waar Mladic, Karadzic en Goto- vina zich bevinden, maar we kunnen hen niet zelf gaan inrekenen. Met andere woorden: het tribunaal kan weinig doen als ze nog niet zijn aangehouden. Ook als dat nooit gebeurt, blijft de verdienste van dit tribunaal groot, precies door die baanbrekende rechtspraak.

Openbaar aanklaagster Carla Del Ponte vindt dat de Veiligheidsraad het mandaat van het tribunaal maar moet verlengen als de drie niet tijdig zijn ingerekend. Bent u het daarmee eens?

VAN DEN WYNGAERT:(ontwijkend) U kunt die vraag beter aan de Veiligheidsraad stellen. Als die echt iedereen berecht wil zien, dan moet hij daartoe de middelen voorzien. Misschien kunnen ze één, of desnoods twee kamers laten voortbestaan. Of ze kunnen beslissen om die processen naar de betrokken landen over te dragen. Al vrees ik dat er dan weinig van een proces in huis komt, als ik zie hoeveel medewerking het Joegoslavië-tribunaal van die regio krijgt. Wij houden er hier in elk geval rekening mee dat we het tribunaal over vijf jaar moeten sluiten. Precies daarom moeten we ons concentreren op de belangrijkste zaken. Maar die bekommernis geldt waarschijnlijk wel voor alle internationale gerechtshoven.

Door Frank Demets en Gerry Meeuwssen

‘Rechters die zich laten leiden door de politiek, zijn verkeerd bezig.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content