Meer info: Vredeseilanden, Blijde Inkomststraat 50, 3000 Leuven, tel. 016-31 65 80. www.vredeseilanden.be

In Senegal is de volkstelling bijna afgelopen. Ook in de Casamance, de streek tussen Gambia en Guinée-Bissau, lopen ambtenaren rond om de gegevens voor de volkstelling te verzamelen. Geen sinecure in een gebied waar de meeste mensen niet kunnen lezen of schrijven. De demograaf uit Dakar, die verantwoordelijk is voor de verzameling van de gegevens, wil in elk geval anoniem blijven. Ja, het klopt dat dit de eerste volks- telling is sinds 1988. Nee, hij kan niets zeggen over de voorlopige resultaten. Hij heeft ooit een niet-gouvernementele organisatie (ngo) cijfers gegeven en die heeft daar misbruik van gemaakt. Misbruik? Ja: ze hebben een gezondheidsproject opgezet omdat uit de cijfers bleek dat er geen artsen waren, geen ziekenhuizen. Is dat misbruik? Ja, zegt de nerveuze ambtenaar: gezondheid is een taak van de staat. Het hoort niet dat ngo’s in de plaats komen van de staat.

Maar hij zelf maakt wel gebruik van de diensten van die ngo’s. Want zijn volks- tellers hebben geen vervoer en rijden dus mee met de jeeps van de ngo’s.

Maar wat hij zegt, klopt natuurlijk. De ngo’s treden in de plaats van de staat. Het kan ook moeilijk anders, want de staat trekt zich steeds meer terug uit alle sectoren die de mensen raken. En dat is af te lezen uit de cijfers van internationale organisaties. (zie kader)

De staat kan niet anders, zeggen ambtenaren. Sinds 1970 is onder leiding van het Internationale Muntfonds (IMF) en de Wereldbank het ene besparingsplan na het andere doorgevoerd. Ook de nieuwe president Abdoullah Wade kan daar niets aan veranderen: een kwart van het staatsbudget gaat naar het afbetalen van schulden.

Sinds kort trekt de regering zich ook terug uit de economie. De staatsbedrijven worden geprivatiseerd omdat ook hier geloofd wordt dat privébedrijven soepeler op de markt inspelen.

Maar in de Casamance zijn de gevolgen rampzalig. Dit is de streek waar pinda’s worden gekweekt. Die werden tot vorig jaar opgekocht door staatsbedrijven. De opkoopprijs stond vast en de bedrijven kwamen de oogst ophalen en verwerkten die tot arachideolie. Daar hing een hele ketting van verwerkende bedrijfjes aan vast: sardines en tonijn in blik bijvoorbeeld. Maar ook veevoeder, meststoffen. Van de pinda’s wordt alles gebruikt.

In 2001 al besliste de regering de opkoopprijs met zeventien procent te verlagen. En in 2002 is de hele handel onder druk van IMF en Wereldbank geprivatiseerd. Het nieuwe privébedrijf kocht niet eens de helft van de oogst op. En zelfs dán werd in veel gevallen niet betaald. Het bedrijf houdt vol dat de tussenhandelaren met het geld verdwenen zijn, maar de boeren zijn de dupe.

President Wade heeft in augustus 2002 beloofd dat er een onderzoek zou worden ingesteld, maar betaald werd er niet. ‘Natuurlijk niet’, zegt Mohamed Cesse, voorzitter van de lokale boerenbond AJAC. ‘De opkopers gaven de boeren een papiertje met het aantal kilogram. Maar boeren kunnen niet lezen. Ze weten niet eens wat op dat papier staat.’

ALTERNATIEVE TEELTEN

De regering promoot wel alternatieve teelten. ‘Dat klinkt mooi, maar dat kun je niet van het ene jaar op het andere. Onze boeren zijn niet geschoold. Ze kennen enkel de pindateelt.’

‘Die gewassen – groenten, bananen, gierst – brengen drie keer zoveel op als pinda’s’, zegt Seydou Sall, vertegenwoordiger van een lokale ngo. ‘Maar om dergelijke velden aan te leggen, heb je water nodig. De jarenlange droogte maakt dat het peil in de rivieren laag staat. We hebben met de bevolking van het dorp een dam op de rivier aangelegd. Zo ontstond een kunstmatig meertje. Nu hebben we het hele jaar door water om de velden te besproeien. Het water sijpelt langzaam in de bodem en daardoor stijgt ook het grondwaterpeil. De regering nam dat over en bouwt nu kleine dammen op alle rivieren. Zo wordt het verbouwen van alternatieve gewassen mogelijk. Maar het duurt toch drie tot vier jaar eer een familie daarvan kan leven.’

Die tijd kan je alleen overbruggen met ngo-hulp. Maar het werkt, want na tien jaar draaien rond die velden een heleboel spin-offbedrijfjes. Zo is er een bedrijf voor landbouwmachines, westerse machines aangepast aan de lokale oogsten. De bedrijfsleider voert uit naar andere streken en geeft tegelijk een aantal jongeren werk en opleiding.

‘Natuurlijk werkt dat’, zegt boerenbondleider Cesse. ‘Maar we moeten tijd krijgen. Analfabete boeren geloven niet wat hen wordt verteld. Ze moeten dat zien! En dan nog: wie helpt hen aan zaad? Aan mest? Wie onderzoekt voor hen waar de markt is? Wat ze voor hun groenten kunnen vragen? Hoe ze zaaigoed veilig bewaren? Dit is de dood voor de Casamance. We zien nu al dat de bras forts de dorpen verlaten. Het platteland ontvolkt.’

En de steden barsten uit hun voegen. Dertig jaar geleden woonden de meeste Senegalezen op het platteland. Vandaag woont de meerderheid in de steden. Of beter: in de voorsteden. Die dateren uit de koloniale tijd. De koloniale admini- stratie wilde blank en zwart liever gescheiden houden. Zwarten mochten ’s nachts de stad niet in, en dus bouwden de Fransen rond de steden zwarte wijken, de Soweto’s van Senegal. Na de onafhankelijkheid is die politiek voortgezet. De sloppenwijken in de steden werden met de regelmaat van een klok weggebulldozerd. De bewoners werden verdreven naar de slaapsteden, waar niets is voorzien om de enorme toevloed op te vangen.

Elke dag vertrekken vanuit deze deelgemeenten mensen naar het centrum van de hoofdstad. Op zoek naar werk voor een dag, op weg naar de talloze marktjes waar ze hun producten aan de man proberen te brengen. De bussen zitten overvol. Openbaar vervoer is geprivatiseerd. Op de meest eenvoudige manier: de eigenaar van een bus verhuurt die letterlijk aan de chauffeur. Die betaalt elke dag een vaste som, wat hij méér ophaalt, is zijn loon.

De gevolgen laten zich raden: overvolle en stokoude bussen. De chauffeur en de conducteur zijn heer en meester. Op de spitsuren stijgt de prijs. Wie lang meerijdt, betaalt drie tot vier keer onderweg of hij wordt zonder pardon uit de bus gezet. Vandaar dat talloze mensen tot tien, elf uur ’s avonds wachten om de bus te nemen. De voor toeristen pittoreske drukte langs de nachtelijke straten is er het gevolg van.

Pikine-Est is een van die slaapsteden. Er wonen officieel zestigduizend mensen. Maar het kunnen er best veel meer zijn.

De gemeente heeft een burgemeester, een oude strijdmakker van de nieuwe president. ‘Toen Wade aantrad,’ vertelt een journalist, ‘is grote schoonmaak gehouden. De top van administratie en politiek werd vervangen door de aanhangers van de nieuwe president. De laagste ambtenaren bleven. Maar de middenkaders – en zij doen het werk – werden voor de keuze gesteld. Overgaan naar de partij van de president of verdwijnen. Velen kozen noodgedwongen voor de president. Vandaar dat ze zo uitdrukkelijk de kleuren van de liberale partij dragen: blauw en geel.’

EEN SUCCESSTORY

In Pikine veranderde de gemeenteraad, maar voor de mensen zelf bleef alles bij het oude. Want eigenlijk wordt de gemeente gerund door een aantal verenigingen die, met hulp van onder meer de provincie Antwerpen en de Vlaamse ngo Vredeseilanden, hun hele wijk doen leven. Zij zorgen voor beroepsopleidingen, voedselvoorziening, alfabetisering, onderhoud van wegen, schoonhouden van de wijken. Hun budget, tien keer dat van de gemeente, maakt hen onaantastbaar. Sterker nog zijn de formele en informele netwerken die ze uitbouwden en die de hele gemeente omspannen. ‘Wat we zelf doen, doen we beter’, grijnst een van de leiders.

En het werkt. Codon Ndiaye, voorzitster van de lokale Unie van Vrouwengroepen (UGFP), is een van de steunpilaren in deze slaapstad. ‘Tachtig procent van de gezinnen in Pikine hangt af van de vrouwen. De mannen zijn weg: uitgeweken, verdwenen naar Dakar waar ze werk zoeken. Het is zwaar, want er komen altijd maar meer dorpsbewoners bij. Solidariteit? Ach: wij zijn arm, zij zijn arm: dat is dubbele ellende.’

‘Er wordt driftig gebouwd’, zegt Seydou Sall. ‘De bouwmaatschappijen scheppen het zand voor de bouwwerven van het strand. Daardoor dringt de zee dieper het land in. Het gevolg: overstromingen en verzilting van de bodem. Zelfs groen- tetuintjes zijn dan niet mogelijk.’

De oplossing ligt in de tafeltuinen: oude pallets van de haven vormen de tafel. Daarop een plastic zeil en een bodem van pindapeulen, kaf van rijst en zand. De tafels leveren drie of meer oogsten per jaar. Genoeg om een gezin van voedsel te voorzien en nog wat te verkopen.

De UGFP heeft nog meer in petto. Codon Ndiaye: ‘We begonnen in 1997. Er bestonden toen 32 vrouwengroepen. Samen slaagden we erin 2 miljoen CFA (3000 euro) los te krijgen van de Wereldbank. Eén miljoen zetten we op de bank, een miljoen werd uitgeleend aan andere vrouwengroepen die een project opstartten.’

Nu, vijf jaar later, stelt de UGFP dertig mensen te werk, steunt ze 653 families met kleine leningen en beheert ze een heus bedrijvencentrum. Daarin zit een bank (erkend door de staat) met een kapitaal van 27 miljoen CFA (40.500 euro), een naaiatelier en winkel waar de kleren en tassen worden verkocht, een gaarkeuken en restaurant en – hun grote trots – een hypotheekmaatschappij. Vrouwen kunnen hier lenen om een eigen huis te bouwen. Dat geeft hen niet alleen aanzien, het biedt ook veiligheid. In Senegal is het huis altijd van de man. Is die zijn vrouw beu, dan kan hij haar op straat zetten. Een vrouw met een eigen huis heeft niet alleen onderdak. Ze kan haar man ook verbieden daar rond te hangen.

Een successtory dankzij ngo-hulp. ‘Daar zit de knoop’, zegt Saphie Ly, hoofdredacteur van de privékrant Sud Quotidien. ‘Dit land draait op ngo’s. De verklaring is eenvoudig. In de jaren zeventig kregen we de decentralisering. Onderwijs, vuilnisophaling, wegenaanleg: alles werd overgeheveld naar de regio’s en de gemeenten. Dat kon misschien werken, maar toen kwam de oliecrisis van 1973. Die sloeg heel hard toe. Alle hulp was welkom en de ngo’s doken in dat gat. Je kunt daar niet tegen zijn, want zij zorgen ervoor dat de mensen nog kunnen leven. Maar ze geven tegelijk de staat het gedroomde alibi om niet te werken.’

‘De mensen hebben geen aanspreekpunt meer: de burgemeesters en de gouverneurs staan machteloos door het geldgebrek’, voegt Mame Aly Konté daaraan toe. Hij is chef economie van de Sud. ‘Bovendien staat de administratie heel ver van de mensen. De enigen die dicht bij de mensen staan, zijn juist de ngo’s. Zij luisteren naar de problemen en werken met de lokale mensen de oplossingen uit.’

Saphie Ly: ‘Het klinkt mooi: lokale autonomie, democratie, decentralisering, investering in de regio’s. Maar zonder de meest primaire infrastructuur komt daar toch niets van. Onze wegen zijn vervallen, er is geen spoor, er is niets. Maar we gaan wel streven naar een groei van vijftien procent. Het enige wat de pers kan doen, is af en toe wat blaffen. We weten dat de politiek machteloos is.’

Mame Konté: ‘Het is een vicieuze cirkel. De ngo’s hebben onder elkaar afgesproken wie wat doet. Dat werkt. De staat heeft geen plan, kán geen plan hebben, want de cijfers waarop de regering zich baseert, zijn verouderd en wellicht totaal onjuist.’ De journalist van de staatstelevisie bevestigt de analyse van zijn collega’s. Maar hij wil wel anoniem blijven. Je weet maar nooit. We mogen één ding citeren: ‘De president moet de motor zijn van de ontwikkeling.’

Dat is – toevallig – ook de stelling van president Wade. Hij is een uiterst beminnelijk man die nog steeds erg populair is in het land. ‘Ik wil dat de ngo’s zich specialiseren, elke ngo moet kiezen wat zij gaat doen. Zo bouwen we een netwerk uit dat iedereen kan opvangen.’

Ook de president kan niet zonder de hulp van de ngo’s. Want eerst moet de buitenlandse schuld worden afbetaald, anders draaien Wereldbank en IMF de kraan dicht. Ondertussen vragen de mensen in de Casamance zich af waarvan ze moeten leven. En draait Pikine-Est vol vertrouwen voort op het werk van vrouwen, jongeren en ngo’s.

Misjoe Verleyen

‘Solidariteit? Ach: wij zijn arm, zij zijn arm: dat is dubbele ellende.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content