Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

Roberto D’Orazio, schrik van vakbonden en patroons, wil met een nieuwe politieke beweging aan de verkiezingen deelnemen. Als hij tenminste niet eerst veroordeeld wordt door de rechtbank van Nijvel.

D e voorzitter: “Volgend feit: D’Orazio bedreigde een politieman met de dood en met het in brand steken van zijn huis…”

D’Orazio: “Ik heb nooit iets dergelijks gezegd!”

De voorzitter: “Waarom zegt die agent dan zoiets?”

D’Orazio: “Wilt u de echte reden horen, mijnheer de voorzitter? De man moet zich laten behandelen. Het is een verstokte dronkaard. Dat weet iedereen in Tubeke. Hij mag trouwens in de cafés niet meer binnen.”

Gelach natuurlijk, nogal logisch. Maar de voorzitter ziet er de kans in om een incident te creëren en om zich terug te trekken “voor beraadslaging”. Het is 10 uur 10. De sfeer in de zaal is gespannen, er wordt fel gediscussieerd. Er volgt ook een primeur voor de rechtbank: vuist omhoog zingen de aanwezigen de Internationale. Echt ontroerend hoe al deze mensen zich weren tegen dit politiek proces en opkomen voor de vrijspraak van hun délégués.

Na 2 uur en 45 minuten beraadslaging komen de rechters weer tevoorschijn. Totale stilte. De voorzitter leest zijn vonnis. Dat betekent een zitting achter gesloten deuren! De mensen moeten ervan bekomen, dat hadden ze niet verwacht. De sfeer is nu zeer geladen. “Klassengerecht!”, “dictatuur!”, “fascisten!”, reageert de zaal.

Tot zover een fragment uit het gedetailleerde verslag in Solidair, het weekblad van de extreem-linkse Partij van de Arbeid, dat de voorbije weken tientallen bladzijden gewijd heeft aan het proces voor de correctionele rechtbank van Nijvel tegen Roberto D’Orazio en twaalf medestanders. Het is dan ook geen alledaagse rechtszaak: de vakbondsdélégués worden vervolgd voor de gewelddadige incidenten tijdens hun strijd voor het behoud van de 1800 jobs bij het failliete staalbedrijf Forges de Clabecq. Onder meer dankzij die maandenlange acties onder leiding van de vurige Roberto D’Orazio, werd het staalbedrijf begin dit jaar heropgestart door de Zwitsers-Italiaanse ondernemer Duferco, die nog aan 900 mensen werk wou bieden, maar aan geen enkele van de militante délégués.

Hoogtepunt van de strijd was de indrukwekkende Mars voor Werk in Tubeke, waaraan 70.000 mensen deelnamen, en amper een week later het bijspijkeren van het gezicht van curator Alain Zenner. Dat laatste wapenfeit is slechts een van de vele incidenten waarvoor D’Orazio en de zijnen nu in Nijvel terechtstaan. Daar vond de voorbije weken een merkwaardig schouwspel plaats: een confrontatie tussen rechter Joseph della Faille de Meverghem en procureur Jean Deprêtre enerzijds, en anderzijds Roberto D’Orazio, zijn advocaat Michel Graindorge, en achter hen een stampvolle, rumoerige publiekstribune. Buiten manifesteerden er tijdens elke zitting nog eens honderden arbeiders. Op de openingsdag van het proces betoogden er zelfs ruim tweeduizend mensen. Na het besluit om de zittingen achter gesloten deuren te houden, eiste D’Orazio een onderzoek naar de vermeende partijdigheid van de rechtbank, een vraag die deze week door het Hof van Cassatie wordt behandeld.

Ook in zijn kleine arbeiderswoning in Clabecq, op een paar honderd meters van de naargeestige werf langs het kanaal, praat D’Orazio met een stemvolume alsof hij in de fabriek duizend man moet overschreeuwen – een volbloed stakingsleider van een stilaan uitstervend ras. Toch ziet de in de Borinage geboren zoon van een Italiaanse mijnwerker er in zijn huiskamer al iets minder zelfzeker uit. In zijn fauteuil, naast de uitbundig versierde kerstboom en onder de spreuk vrolijk Kerstmis, steekt hij zijn schrik voor een veroordeling niet onder stoelen of banken. Aan de muur hangen geen portretten van Marx of Lenin, maar oude karrenwielen en andere boerentuigen. Op de tafel ligt Solidair, dat D’Orazio bladzijdenlang beschrijft als een moderne Dreyfus.

Hoe is het om het middelpunt te zijn van zo’n gepolariseerde berichtgeving? Voor de sympathisanten bent u een soort halfgod. Voor de tegenstanders een ordinaire bendeleider.

Roberto D’Orazio: Het weekblad Solidair voelt nu blijkbaar een onuitputtelijke inspiratie opwellen, maar zij voelen zich dan ook erg verbonden met de arbeidersstrijd. Maar de meeste bladen en kranten ontgoochelen mij. Ik ben twintig jaar geleden bij Forges de Clabecq aan de slag gegaan, heb mij twintig jaar voor de arbeiders ingezet, en nu word ik als een bandiet voorgesteld. De journalisten criminaliseren de arbeidersstrijd en beseffen niet de echte inzet van dit proces: het fundamentele recht op staken en manifesteren.

Oké, curator Zenner heeft twee klappen gekregen, en ik wil dat geweld niet goedpraten, maar de pers heeft dat beeld maandenlang op het televisiescherm en alle voorpagina’s gebracht. Terwijl er nauwelijks aandacht was voor de 70.000 mensen die in Tubeke betoogden. Terwijl er een paar weken geleden geen enkel beeld te zien was van de dode Guy Dubois, een jongen die geëlektrocuteerd werd in het nieuwe Duferco-Clabecq. Ik kan u verzekeren: toen wij daar nog délégué waren, was zo’n elektrocutie uitgesloten. Maar daarna heeft men het hele veiligheidscomité buitengesmeten. Zo krijg je weer die negentiende-eeuwse ongevallen.

Het echte geweld is het economische geweld en de sociale uitsluiting. Maar mensen die hier creperen van honger en van kou krijgen minder aandacht in de pers dan het bebloede gezicht van curator Zenner, die daarmee zijn verkiezingscampagne als PRL-kandidaat alvast lanceerde. De media maken geen onderscheid meer tussen het essentiële en het sensationele.

Jullie acties waren toch behoorlijk sensationeel?

D’Orazio: Onze acties waren vastberaden. Ik ben de eerste om de persvrijheid te verdedigen, maar persvrijheid mag toch niet de vrijheid zijn om leugens te verspreiden? In Brussel zou ik een advocaat afgetuigd hebben, terwijl ik op dat moment in Clabecq was! De slag met de bulldozers op de snelweg is uiteraard wél gebeurd, de klappen voor Zenner zijn ook niet te ontkennen – maar dat betekent nog niet dat ik daarvoor verantwoordelijk ben! Daarom heb ik ook juridische stappen genomen tegen de kranten die durven schrijven dat ikzelf om het even wie geslagen zou hebben.

Het toppunt is dat die oneerlijke pers nu wel ons proces mag bijwonen, terwijl de arbeiders worden buitengesloten. Zelfs mijn familie mag niet binnen. Omdat er enig tumult was, duwen ze het volk nu ook al uit de rechtszalen weg! Dat pikken wij niet meer. Ik wil dat de arbeiders dit politieke proces kunnen controleren. Zoniet staat de uitspraak nu al vast: wij worden als misdadigers veroordeeld, terwijl wij alleen maar ons werk deden als délégués. Als dat zo voortgaat, gaan we naar grote problemen in België. Ik denk niet dat de arbeiders een veroordeling van mij gaan aanvaarden.

Merkwaardig is wel dat het gerecht voor u het omstreden strafwetsartikel 66 van een eeuw geleden vanonder het stof heeft gehaald.

D’Orazio: Daarom is het een politiek proces! Dat artikel zegt dat iemand die iets niet zelf gedaan heeft, toch kan worden veroordeeld voor het ertoe “aanzetten door woorden”. Dat is sinds eind vorige eeuw niet meer toegepast voor vakbondszaken. Het dateert uit een periode dat het cijnskiesstelsel nog bestond en dat arbeiders dus niet eens stemrecht hadden! Alleen de bourgeoisie zat in het parlement, en die maakte wetten op maat voor zichzelf. Dat ik honderd jaar later op basis van zo’n wetsartikel vervolgd moet worden, is een misselijke grap. Als ik zelf geen klappen gegeven heb, ben ik er ook niet voor verantwoordelijk, punt.

Ik kan met zovele andere burgers in het land alleen maar constateren dat er in België een groot probleem is met het gerecht. Dat komt omdat magistraten aan niemand rekenschap moeten afleggen, en zeker niet aan de bevolking. Ik word aangeklaagd door procureur Deprêtre, van wie genoeg geweten is hoe hij het onderzoek naar de Bende van Nijvel verknoeid heeft. En dat ging om écht geweld, en niet zomaar om een muilpeer! De Bende van Nijvel krijgt hij niet voor de rechter, maar wel de zogenaamde Bende van D’Orazio.

Vergeet niet dat het hier gaat om délégués die wettelijk verkozen zijn door de arbeiders. De sociale verkiezingen van 1995 zijn bij mijn weten toch niet ongeldig verklaard? Maar die délégués probeert men nu als een bende voor te stellen! Dan kan je evengoed zeggen dat de regering een bende vormt! Ik heb gelezen dat Deprêtre een man van Opus Dei zou zijn. En Opus Dei en de arbeidersbeweging gaan niet samen. Dus wordt hij ingezet om druk uit te oefenen op de sociale beweging. Dat is de klassejustitie die we nu meemaken.

Het gerecht wordt in deze zaak telegeleid door de traditionele politieke partijen, die hun eigen verantwoordelijkheid in het drama van Clabecq willen camoufleren. Want de échte schuldigen zitten hier vandaag niet op de beklaagdenbank: de familie- Dessy die het bedrijf in de steek gelaten heeft, de Waalse minister-president Robert Collignon die ons met valse beloften paaide… Het is toch hallucinant dat de socialistische partij zich wel laat corrumperen door het kapitaal van multinationals, maar de arbeiders gewoon laat stikken.

U had de sociale verkiezingen gewonnen, maar u hebt wel het beslissende referendum van vorig jaar verloren?

D’Orazio: Ik heb het referendum verloren en dus de strijd gestaakt. Dat is respect voor de democratie. Maar is de regering bereid om haar beslissingen aan referenda te onderwerpen? Neen, zij vragen een mandaat aan de kiezer, en trekken er zich dan vier jaar niets meer van aan.

Volgens de magistraten gaat het om een gewone zaak van gemeenrecht. Er is een waslijst beschuldigingen tegen u: slagen en verwondingen, bedreigingen, vernielingen, afpersingen, enzovoort. En de klachten komen niet alleen van curator Zenner, maar ook van gemolesteerde rijkswachters, advocaten, een automobilist…

D’Orazio: Maar waar zijn de bewijzen? Laat het gerecht eerst maar eens aantonen wàt er nu precies gebeurd is. Er zijn liefst 43 beschuldigingen tegen mij! Ze hebben gewoon het strafwetboek gekopieerd! Belachelijk.

Hebt u spijt van sommige incidenten?

D’Orazio: Men kan maar spijt hebben van iets dat men zelf gedaan heeft. Ik kan er ongelukkig om zijn dat bepaalde dingen gebeurd zijn, net zoals ik ongelukkig ben om een verkeersongeval dat gebeurt. Maar wat ik vooral betreur, is dat de politici hun verantwoordelijkheid niet namen en dat zoveel mensen op straat vlogen.

Is geweld een gerechtvaardigd middel in de syndicale strijd?

D’Orazio: Nee, in principe is geweld uit den boze. Maar als er toch geweld gebruikt wordt, zoals in Clabecq, moet men de context proberen te begrijpen. Het ging hier niet om een televisiespelletje waarmee je een prijs kan winnen of verliezen. Het ging hier om een bedrijfssluiting die duizenden mensen onderdompelde in werkloosheid en ellende. Dan is het toch begrijpelijk dat sommigen in hun wanhoop dingen doen die niet mogen, ook al hebben wij geprobeerd om dat te voorkomen.

Maar, schrijft Le Soir, er is nog een onderscheid tussen geweld in het heetst van de strijd en systematische intimidatie van personen en bedreiging van hun families. De Brusselse vakbondsverantwoordelijke Anne-Marie Appelmans sprak van terreur en brutaliteiten…

D’Orazio: Ik herhaal mijn vraag: waar zijn de bewijzen? Het punt is dat ons kamp de meerderheid had in de fabriek. En dan voelt de minderheid zich altijd automatisch geïntimideerd. En Anne-Marie Appelmans loopt al gillend naar huis als er in een betoging een voetzoeker ontploft! Zij kan geen macho’s uitstaan en ziet overal spoken.

U bent zelf nu al lange tijd werkloos?

D’Orazio: Ja, en dat is erg hard. Ik ben nu teruggevallen op een vergoeding van 17.000 frank per maand. Mijn vrouw heeft gelukkig een halftijdse job. Samen is dat een inkomen van zo’n 35.000 frank. Niet veel voor een gezin met twee opgroeiende kinderen. Als ik naar een bedrijf bel voor een job, wordt het stil aan de andere kant van de lijn: ja, meneer D’Orazio, we schrijven u nog wel! En daar blijft het natuurlijk bij.

Nu riskeer ik zelfs jaren gevangenis, terwijl wij alleen maar onze zaak verdedigd hebben! Alleen al de proceskosten lopen op tot anderhalf miljoen frank. Daarvoor moeten wij een beroep doen op giften van arbeiders. Want het ABVV heeft ons uitgesloten en wil zelfs niet de kosten van de verdediging betalen.

Volgens het ABVV zijn jullie uitgesloten omdat jullie een half jaar geleden enkele vakbondsverantwoordelijken sloegen en voorzitter Michel Nollet in het gezicht spuwden?

D’Orazio: Er is een dispuut geweest tijdens het vakbondscongres, maar zelf heb ik niemand geslagen of bespuwd. Dat is niet mijn manier van handelen. Het ABVV heeft trouwens geen klacht tegen mij ingediend, maar wel tegen anderen.

Maar het grote verraad is al vorig jaar gebeurd, op het moment dat het ABVV een akkoord tekende voor de overname van Forges de Clabecq. De vakbondstop verklaarde zich dus akkoord met de uitsluiting van de délégués van hun eigen vakbond! Zelfs jonge délégués die voor het eerst op een lijst hadden gestaan! Wat is dat dan voor een vakbond?

Toen het ABVV ons in de steek liet, was dat meteen een signaal aan het gerecht dat het de aanval mocht inzetten.

U had eerder al een dissidente groep binnen die vakbond opgericht?

D’Orazio: Wat mijn groep Renouveau Syndical wil, is duidelijk: de vakbond teruggeven aan de basis. Basis- en strijdsyndicalisme in plaats van het syndicalisme van consensus en collaboratie. Maar de huidige leiders gaan ervan uit dat de basis te dom is en dat zij alles beter weten. Terwijl het volgens ons juist andersom is. De bonzen riskeren hun job niet zoals wij. Integendeel, zij leven goed van de bijdragen van de arbeiders.

Een andere rekening die in de coulissen van dit proces vereffend wordt, is die tussen ABVV en PvdA. De metaalcentrale wil komaf maken met de maoïsten in eigen rangen…

D’Orazio: Dat moet u aan henzelf maar vragen. Maar de metaalcentrale voert een heksenjacht tegen iedereen die een andere mening heeft.

Tijdens de mars in Tubeke droegen jullie portretten mee van Lenin en Stalin…

D’Orazio: Pardon, van Lenin en Marx, twee grote denkers die een historische rol gespeeld hebben. Met Stalin willen wij niets te maken hebben. Dat is al één meningsverschil tussen ons en de PvdA. Voor alle duidelijkheid: ik ben geen lid van de PvdA en zal dat ook nooit worden.

U gaat met een eigen partij naar de verkiezingen?

D’Orazio: Geen partij, maar een beweging voor politieke vernieuwing. Wij willen nu alvast lijsten indienen voor de Europese verkiezingen. Nog niet voor de nationale verkiezingen, omdat wij er niet klaar voor zijn, en omdat wij er geen electoraal spelletje van willen maken. De grote beslissingen gebeuren op Europees vlak – ook het einde van Clabecq was een Europese kwestie – dus willen wij op dat niveau een opening creëren voor meer participatie van arbeiders en burgers. Wij kunnen alvast rekenen op Michel Graindorge, Anne Morelli, Riccardo Petrella

Hebt u al een programma?

D’Orazio: Neen, maar wij willen ook geen voorgekauwd programma dat de mensen van bovenaf uitlegt hoe alles moet gebeuren. Wij willen juist een permanent gesprek met de mensen om zelf te bepalen wat moet gebeuren. Maar werkloosheid, gezondheidszorg, onderwijs – dat zullen wel onze belangrijke terreinen worden. En als ik alvast één grote idee wil verdedigen, dan is het die van de politieke participatie. Dat betekent dat de burger zich kan uitspreken via referenda; dat hij zelf kan zeggen waar een stuk van zijn belastinggeld naartoe moet gaan… Het huidige politieke systeem is een maskerade. Maar ik ben optimistisch: de 21ste eeuw wordt de eeuw van de burger. En de Witte Mars was daarvoor het startschot.

Toch begint u, naast de witte beweging, weer een nieuwe beweging?

D’Orazio: Ik ben niet in de witte beweging actief geworden, omdat ik al in syndicale en sociale structuren geëngageerd was. Maar wij gaan niet zoeken naar het eigen gelijk, maar naar wat ons allemaal bindt.

Terwijl Renault-Vilvoorde onherroepelijk dichtging, ging Forges de Clabecq weer open. Waar zat het verschil?

D’Orazio: Als Clabecq overleeft, is dat niet door D’Orazio alleen, maar door die 70.000 mensen die hun solidariteit toonden. Zo zag men dat de massamobilisatie niet zou stilvallen en heeft men uiteindelijk voor een nieuwe start gekozen. Bij Renault heeft men echter meteen de logica van de bedrijfssluiting aanvaard en is men met de patroons aan tafel gaan zitten. Toch wordt vakbondsleider Karel Gacoms van Renault nu als de goeie aanzien en D’Orazio als de slechte. Het verschil is dat Karel Gacoms nog altijd zijn job op de vakbondscentrale heeft.

Curator Zenner laat in zijn boek uitschijnen dat u niet op de redding van Clabecq aanstuurde maar wel op de revolutie…

D’Orazio: Zijn boek toont aan dat hij ons provoceerde om zijn eigen vooroordelen te bewijzen. U weet dat Don Quichot zoveel ridderromannetjes gelezen had, dat hij overal monsters begon te zien. Maar het waren windmolens. Curator Zenner kwam naar Clabecq met waanbeelden over revolutionaire oproerkraaiers. Hij daagde de arbeiders uit en kreeg uiteindelijk de klappen waar hij om vroeg. Zo kon hij triomfantelijk voor de televisiecamera’s zijn gelijk gaan halen.

Wat is “de geest van Clabecq”, die jullie altijd zo roemen?

D’Orazio: Respect voor mensen en niet voor functies. Participatie in plaats van gehoorzaamheid. En de wil om het fatalisme te doorbreken en de gang van zaken niet zomaar goedschiks te aanvaarden.

Zalig Kerstmis, meneer D’Orazio.

Chris De Stoop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content