Tot op heden werd aangenomen dat Willem Elsschot (Alfons De Ridder, 1882-1960) op zijn sterfdag met zijn vrouw Fine ging kijken naar een nieuw tapijt. Op weg naar huis kreeg hij in hun straat een beroerte. Dankzij een onverwachte ontmoeting weten we nu dat het anders is verlopen dan tot nog toe gezegd en geschreven is.

Een cruise is bedoeld als een reis waarbij het aantal inspanningen tot het absolute minimum beperkt blijft, maar die van Knack eind juni had een extra fijne garnering. Door de lokroep van het programma was het overgrote deel van de reizigers lid van een gecultiveerde middenklasse met de wens naar een dagelijkse artistieke verrassing. En zo gebeurde het dat ik na een lezing over de roman Lijmen van Willem Elsschot werd aangesproken door iemand die met de boeken van de grote lijmer vertrouwd is. Sterker zelfs. ‘Ik was’, zei hij wat later op dek, ‘een van de hulpverleners bij het verscheiden van meneer De Ridder.’

Rudolf Van Hove is, volgens zijn naamkaartje, Afgevaardigd Beheerder van een Delicatessenplatform. De ondertitel luidt: Import – Storage – Sales – Distribution. Het naamkaartje haalt een fragment voor de geest uit de roman Kaas, waarin Elsschot les geeft in de keuze van een firmanaam. Het centrale personage Laarmans begint met Kaashandel en eindigt bij General Antwerp Feeding Products Association, afgekort tot Gafpa. De eerste benaming is hem te onbepaald, ziet er verdacht uit, ‘alsof er iets verdoken wordt gehouden, alsof er wormen in die kaas zitten’. De tweede is krachtiger, commerciëler want ‘… een echt slagwoord. Later zal kaas van zelf wegvallen want Gafpa wordt spoedig een synoniem van volvette Edammerkaas. Ik heb gedejeuneerd met één enkel broodje en een stuk Gafpa. Zo ver moet het komen.’

Het Delicatessenplatform is gevestigd in Lier, waar Van Hove de zaak van zijn vader tot een internationaal bedrijf heeft uitgebouwd. Vader Albert had een winkel – Wild & Gevogelte – Albert Van Hove – in de Antwerpse Markgravewijk. De buurt, gelegen buiten de stadswallen, draagt de naam van de centrale ader, de Markgravelei. Aangezien sinds 1540 de grondprijzen binnen de wallen zo enorm gestegen waren dat het bezit van een ‘stedelijk hof’ nagenoeg onbetaalbaar werd, liet Gilbert Van Schoonbeke voor de gegoede Antwerpse burgerij een hovenkwartier aanleggen met zomerhuizen. Vandaar de Van Schoonbekestraat, een naam die Elsschot gebruikte voor de advocaat en bemiddelaar tussen de klerk Frans Laarmans en de Hollandse groothandelaar Hornstra uit Amsterdam in Kaas.

Midden de negentiende eeuw werd de wijk door de gouden jaren van de Antwerpse haven, dankzij koning Leopold II en zijn persoonlijke bezit in Afrika, Congo, toegankelijk voor de middenklasse. Al blijft ze tot op de dag van vandaag verdeeld in twee locaties, le curé des riches en le curé des pauvres, zo genoemd naar de aloude gewoonte dat de pastoor zich ontfermde over de rijken en de armen overliet aan de onderpastoor.

De bekendste bewoner van de wijk blijft natuurlijk Willem Elsschot, een rasechte links-liberaal. Hij woonde, zoals bekend, in de Lemméstraat 21, ‘dat van de reclame komt’, zoals hij zelf schreef in een brief aan het Letterkundig Museum in Den Haag.

Middenstanderszoon Rudolf Van Hove studeerde aanvankelijk aan een jezuïetencollege, maar daar kwam vroegtijdig een eind aan omdat hij, volgens zijn ouders, nadat ze opgeroepen waren door de collegeprefect, ‘eerder geschikt was voor de handel’. Een hoffelijke manier om een jongeman die – naar de zin van de jezuïeten – te veel profiteerde van het nachtleven en te weinig bij de les was, aan de deur te zetten. Wat overigens ook Willem Elsschot jaren eerder was overkomen.

Door de verbanning komt Rudolf in dienst van de zaak van zijn vader in de Markgravelei. Dat de zaak werkelijk tot de top van de voedingswinkels in Antwerpen behoorde, blijkt uit de leveringen aan huis, waarbij de grenzen van de wijk ver overschreden werden, tot in Wilrijk, waar in de wijk van het Middelheim met zijn prachtige parken, de commerciële en industriële elite van Antwerpen woonde.

Tramlijn 2

Zakenman Elsschot hield kantoor op de Groenplaats in Antwerpen. Uit wat Rudolf Van Hove ons vertelde, kwam Elsschot op 31 mei 1960 naar huis via tramlijn 2, die indertijd van de Groenplaats vertrok, over de Mechelsesteenweg liep en vervolgens langs de Jan van Rijswijcklaan. Daar stapte Elsschot af aan de halte van de Margravelei en wandelde tot bij de winkel van vader Albert Van Hove. ‘Elsschot kocht een Ardeens brood,’ herinnert Rudolf zich, ‘betaalde, en mijn vader zei als naar gewoonte “Bonjour et merci”, waarop Alfons De Ridder, ook al naar gewoonte, koppig antwoordde: “Goedendag, meneer Van Hove.”‘

Elsschot verlaat de winkel, en de winkeldeur is nog maar toe of de schrijver stuikt in elkaar. Vader Van Hove vraagt zijn zoon te gaan kijken. Samen met winkeljongen Frans Bal tracht die Elsschot overeind te helpen, wat niet lukt. Intussen heeft Albert Van Hove de nabijgelegen apotheker Rosa Verheijen gebeld en gezegd dat ‘meneer De Ridder onwel is geworden’. Haar man, Flor Van Haver, leraar van beroep maar assistent in de apotheek na de schooluren en op zaterdag, komt meteen met zijn auto, een Studebaker om precies te zijn. Gedrieën leggen zij Elsschot op de achterbank en voeren hem naar huis. Ze bellen aan. Een kleinzoon van wie Rudolf zich de naam niet meer kan herinneren, enkel dat het een jongeman vooraan in de twintig was, opent de deur, schrikt en haalt een stoel waar Elsschot op wordt gezet. Zoals gebruikelijk bij burgerhuizen zijn er drie dorpels die moeten bestegen worden en is er een dubbele deur waar slechts de helft van geopend wordt. Met moeite slagen de hulpverleners erin Elsschot binnen te krijgen en dan volgt een nieuwe hindernis. Na een sas van twee meter is er opnieuw een trede en een deur met glaspanelen, waarvan ook maar de helft geopend kan worden. Eindelijk bereikt men de woonkamer. Elsschot wordt op de canapé gelegd. Intussen is zijn vrouw Fine opgedaagd en kijkt verslagen toe. Elsschot komt enigszins tot bewustzijn, en prevelt niet ‘Dank u, heren’, zoals ooit iemand heeft beweerd en alle andere Elsschotkenners hebben overgenomen, maar ‘Dankt die heren’. Waarop hij het bewustzijn opnieuw verliest en even later overlijdt.

Geen twee stadsarbeiders, zoals vaak wordt beweerd, maar bovenvermelde drie mannen waren dus aanwezig in het fatale uur van Willem Elsschot. Rudolf Van Hove was 24 jaar oud toen Elsschot stierf.

Waarheidsgetrouw

Kort na de cruise hadden Van Hove en uw rapporteur een afspraak in Antwerpen. Een middag lang heeft de laatst levende getuige mij rondgereden in de Markgravebuurt en tekst en uitleg gegeven over het precieze verloop van de gebeurtenissen rond het overlijden van Willem Elsschot. Hij nam me zelfs mee naar Woonzorgcentrum Lozanahof in de Lange Lozanastraat, waar de apotheker verblijft. Hoewel 92 jaar oud is mevrouw Verheijen nog helder van geest. Ze bevestigde hoe een en ander is verlopen. Haar man overleed op 11 december 2008. De overlijdensdatum van Frans Bal kan Rudolf zich niet meer herinneren.

Aan de waarheid van het gebeuren kan niet getwijfeld worden. Rudolf Van Hove is een nuchter zakenman die het wat kalmer aan doet. De winkel op de Markgravelei bestaat niet meer, maar is, zoals eerder vermeld, uitgegroeid tot een groothandel, gevestigd in Lier. De zaak wordt sinds 2004 geleid door zijn zoon Erik, hoewel Rudolf nog langs de zijlijn hand- en spandienst verleent. Dankzij zijn nieuwe getuigenis bestaat er eindelijk een waarheidsgetrouwer beeld over de laatste uren van Willem Elsschot.

DOOR GUIDO LAUWAERT

‘Mijn vader zei als naar gewoonte “Bonjour et merci”, waarop Alfons De Ridder, ook al naar gewoonte koppig antwoordde: “Goedendag, meneer Van Hove.”‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content