Tien jaar na de vorige, bijzonder omstreden uitgave verschijnt op 15 oktober de derde Woordenlijst Nederlandse Taal. Zonder echte wijzigingen aan de spelling, zegt de Taalunie. Met wéér een hele rist nieuwe regels, beweren anderen.

‘Laten we het woord ik vanaf nu in de vorm van een galgje schrijven.’ Dat was maar een van de voorstellen die de Nederlandse Taalunie bereikten na de omstreden spellinghervorming van 1995. De briefschrijver voegde er nog aan toe dat het persoonlijk voornaamwoord dan zou moeten worden uitgesproken als een diepe zucht. Zeventien dikke mappen met al dan niet ernstiger brieven heeft Jeannine Beeken, projectleider Woordenlijst Nederlandse Taal bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL), doorgenomen. ‘Er zaten ook sollicitatiebrieven tussen van huismoeders die vonden dat zij zelf het volgende Groene Boekje konden maken. En ook brieven beplakt met uit de krant geknipte letters: Onze taal wordt verkracht. Dreigbrieven als je wilt. Ik kon die afzenders ook niet antwoorden, want de meeste brieven waren anoniem’, zegt ze. Alle andere reacties die naar de Nederlandse Taalunie, het INL, de uitgever van het Groene Boekje of het een of andere ministerie waren gestuurd, heeft ze wel netjes beantwoord. Sommige briefschrijvers signaleerden fouten, anderen vroegen om informatie of lieten gewoon weten dat ze de nieuwe spelling te moeilijk vonden. Al die reacties zette Beeken in een databank om ze te categoriseren en te evalueren. Dat was immers de wens van het Comité van Ministers, waarin de Nederlandse en Vlaamse ministers van Onderwijs en Cultuur zitten, toen ze de Nederlandse Taalunie de opdracht gaven om de Woordenlijst Nederlandse Taal – zoals het Groene Boekje officieel heet – tegen 2005 te herzien.

Daarmee bedoelden de ministers in de eerste plaats dat moest worden onderzocht welke nieuwe woorden in de lijst thuishoren en welke verouderde woorden mochten worden geschrapt (zie kader). Maar uit alle kritiek die Beeken doorploegde, bleek dat er meer zou moeten gebeuren. Veel Vlamingen en Nederlanders struikelden immers over een reeks spellingregels, vaak doordat ze de ‘leidraad’ die aan de woordenlijst voorafgaat niet goed begrepen. Bovendien stonden in de lijst nogal wat fouten en inconsequenties. ‘Zowel de leidraad als de woordenlijst van het vorige Groene Boekje was het product van slordigheid en haastwerk’, zegt Peter Smulders, die met het Genootschap Onze Taal een jaar lang van leer trok tegen de spellinghervorming van 1995. ‘Daarbij kwam nog dat de spelling in een gezaghebbend woordenboek als Van Dale op veel punten afweek van die in het Groene Boekje.’ De woordenboekuitgevers hadden de handleiding om hun spellingproducten aan de hervorming aan te passen dan ook pas op de valreep gekregen. Meer nog: de nieuwe regels waren maar op de valreep af geraakt.

Dat kwam vooral doordat de commissie-Geerts, die de hervorming moest voorbereiden, in 1994 na bijna vijf jaar naar huis werd gestuurd. Vanaf het begin had het Comité van Ministers de opdracht van de commissie beperkt: het eindproduct mocht niet al te drastisch van de spelling van 1954 afwijken. ‘We wilden de spelling zo rechtlijnig mogelijk maken, maar we kregen weinig bewegingsruimte’ zegt Johan Taeldeman, die als toenmalig departementshoofd Nederlandse Taalkunde van de Universiteit Gent deel uitmaakte van de commissie. ‘Niet dat wij echt adviezen gaven. Wij zetten alleen de consequenties van mogelijke beslissingen op een rij. Zo vergeleken we de gevolgen van een rigoureuze keuze voor k of voor c in bastaardwoorden. Bleek dat er bij de consequente invoering van c meer negatieve gevolgen waren.’ Gaandeweg kregen de commissieleden meer lef en tastten ze de grenzen van hun opdracht af. Maar het waren de ministers die uiteindelijk knopen zouden moeten doorhakken en dat vonden die bijzonder vervelend. Taeldeman: ‘Vooral de Vlaamse ministers waren bang als wezels voor de reactie van hun kiezers. Vlamingen zijn dan ook veel conservatiever op het vlak van taalgebruik dan Nederlanders. Zodra je hier aan de spelling raakt, gaat heel Vlaanderen op zijn achterste poten staan. Wellicht hebben allerlei pressiegroepen hun bijdrage geleverd om een verregaande spellinghervorming tegen te houden. Uitgeverijen vreesden bijvoorbeeld dat hun hele fonds in één klap verouderd zou zijn. En dan waren er natuurlijk de schrijvers, met Benno Barnard op kop. De spelling waarin zij al die – in hun ogen – meesterwerken hebben geschreven, is hen heilig.’

Dus werd de commissie-Geerts bedankt voor bewezen diensten en vervangen door de Taaladviescommissie, die een minder afwijkende spelling uit haar werk moest distilleren. ‘Wat hebben ze uiteindelijk gedaan?’ zegt Taeldeman. ‘Een nieuwe regel opgesteld voor de tussenletter bij samenstellingen, een paar veranderingen doorgevoerd in verband met trema’s en liggende streepjes, en de progressieve spelling geschrapt. Samengevat: much ado about nothing.’

Eén subregeltje

Het Comité van Ministers en de Nederlandse Taalunie wilden koste wat het kost een herhaling van het gekissebis van 1995 vermijden. Daartoe richtten ze de Werkgroep Spelling op onder het voorzitterschap van de Nijmeegse hoogleraar Maarten van den Toorn, die tien jaar eerder ook de gezagsgetrouwe Taaladviescommissie had geleid. De werkgroep moest ervoor zorgen dat de woordenlijst werd herzien en de leidraad werd verduidelijkt. ‘We zijn begonnen met het inventariseren van alle fouten die men ons terecht had gesignaleerd. Natuurlijk hebben we ook rekening gehouden met de opmerkingen van woordenboekmakers en met de foutenlijst die onder meer in het tijdschrift Onze taal was verschenen’, zegt Jeannine Beeken, de secretaris en coördinator van de werkgroep. ‘We onderzochten telkens alle woorden die voor dezelfde fout in aanmerking kwamen. Meestal bleek het om hapaxen te gaan (een alleenstaand taalkundig geval, nvdr). Als er bij Oostenrijkse bijvoorbeeld een afbreekpositie te weinig staat, betekent dat natuurlijk niet dat er ook bij Zwitserse één te kort is.’ Bij andere gevallen kwamen wél structurele problemen aan de oppervlakte, zoals de afwijkende regel voor de tussenletter bij samengestelde plantennamen. Ook de leidraad werd helemaal uitgepluisd. Uiteindelijk werd een lijst gemaakt van wat er allemaal moest worden verbeterd en aangevuld, en op basis daarvan werd een technische handleiding voor woordenboekmakers opgesteld.

Die kregen dit keer ruimschoots de tijd om hun spelling aan te passen. De uitgevers van algemene Nederlandse woordenboeken en de makers van spellingcheckers zitten nu immers samen in een zogenaamd spellingplatform. Zij hebben zich ertoe verbonden hun woordenlijsten aan die handleiding aan te passen. Daardoor zal er op 15 oktober een aantal spellingproducten verschijnen met het keurmerk ‘volgens de spelling van de Taalunie’. ‘Geen enkel systeem is helemaal waterdicht’, zegt Rik Schutz van Van Dale Lexicografie. ‘Maar de kans dat er verschillen zijn, is wel heel erg klein geworden. We weten nu bovendien dat ook woorden die niet in het Groene Boekje staan bij ons op de officiële manier zijn gespeld.’ Dat komt doordat de Werkgroep Spelling vanaf nu de schrijfwijze zal vastleggen van elk nieuw woord dat in een woordenboek opduikt. Zo krijgen de leden van het spellingplatform de garantie dat het volgende Groene Boekje dezelfde spelling zal hanteren.

De leidraad bij de woordenlijst werd op basis van de technische handleiding geschreven door Ludo Permentier, journalist bij De Standaard en deeltijds medewerker van Van Dale Lexicografie. De Nederlandse Taalunie maakt zich sterk dat de leidraad nu veel duidelijker is, onder meer doordat er veel meer voorbeelden in zijn opgenomen. De spellingregels zouden zijn verduidelijkt, niet veranderd. ‘Er zou alleen één subregeltje, over de tussenletter bij plantennamen, zijn aangepast’, zegt Peter Smulders van het Genootschap Onze Taal. ‘Maar in de praktijk verandert er voor de taalgebruiker behoorlijk veel. Misschien zelfs meer dan in 1995. Voor een hele reeks grijze zones zijn de regels immers meer uitgewerkt. Doordat het systeem fijnmaziger is geworden, komen er in de praktijk veel regels bij. Het is niet correct van de Nederlandse Taalunie om dat als een minieme aanpassing voor te stellen.’

Prutsen aan woorden

In 1995 heeft het Comité van Ministers besloten dat de Woordenlijst Nederlandse Taal om de tien jaar moet worden herzien. In 2015 komt er dus wéér een Groen Boekje aan. ‘Omdat de huidige regels niet deugen!’ zegt Johan Taeldeman. ‘Een consequent toepasbare spelling zou in principe eeuwenlang bruikbaar moeten blijven. De uitspraak verandert wel – en dat heeft gevolgen voor een spelling die de uitspraak zo direct en eenduidig mogelijk moet weergeven – maar zo snel gaat dat nu ook weer niet.’ Voor hem staat het vast: de Nederlandse spelling is inconsequent. Hij blijft dan ook volhouden dat men bij de spellinghervorming van 1995 veel verder had moeten gaan. Taeldeman: ‘Als je de spelling niet zo fonetisch mogelijk durft te maken, blijf je er beter af. Achteraf gezien hadden we de spelling van 1954 dus beter ongemoeid gelaten, zoals met de Engelse spelling is gebeurd. Hoewel die eigenlijk niet goed is omdat ze helemaal niet fonetisch is, bleef ze wel eeuwenlang ongewijzigd. Ook dat kan een voordeel zijn. Bij ons zullen ze nu om de tien jaar aan de spelling prutsen. Als die veranderingen niet meer zijn dan een opsomming van woorden, zit er geen systeem achter. En als er geen systeem achter zit, heb je het Groene Boekje nodig telkens als je aan de spelling van een woord twijfelt. Omdat iedereen die met taal bezig is de laatste versie van dat boekje moet bezitten, kan de Nederlandse Taalunie om de tien jaar weer de royalty’s van een hele oplage opstrijken.’

Nog meer gepruts aan de spelling? Volgens Jeannine Beeken zal er in 2015 amper iets moeten worden aangepast. ‘De spelling is nu zo consistent gemaakt dat ze heel lang zal kunnen meegaan. Er blijven natuurlijk nog inconsequenties, zoals de ij en ei die dezelfde klank weergeven. Maar daar worden amper fouten tegen gemaakt. We moeten toch geen vreemde woordbeelden creëren louter omwille van het systeem?’, zegt ze. ‘Door een duidelijke leidraad kan de spelling van nieuwe woorden gemakkelijk uit de regels worden afgeleid. Omdat je van de taalgebruikers niet kunt verwachten dat ze bij elke twijfel de leidraad gaan zitten lezen, is er nog de woordenlijst. Soms is het gewoon handiger om iets op te zoeken.’

Bij Van Dale verwachten ze tegen 2015 hoogstens een versoepeling van sommige nieuwe regels. Rik Schutz: ‘Nu geldt al voor het koppelteken in lange samenstellingen dat je het altijd mag gebruiken; het is nooit fout. Dat is een prima regel. Dat zou bijvoorbeeld ook voor hoofdletters kunnen gelden. Van sommige dingen is het beter om ze niet precies voor te schrijven.’ Ook Peter Smulders heeft goede hoop dat het Groene Boekje van 2015 niet weer een hele reeks aanpassingen met zich mee zal brengen. ‘Volgens onze taalkundigen kán men de bestaande regels ook niet veel meer verfijnen. Dus zou het voor de taalgebruikers eindelijk moeten volstaan om die regels uit het hoofd te leren. Als de Nederlandse Taalunie en het Comité van Ministers de komende jaren tenminste met hun vingers van onze spelling kunnen afblijven.’

Door Ann Peuteman

‘Voor de taalgebruiker verandert er veel. Misschien wel meer dan in 1995.’

‘We moeten toch geen vreemde woordbeelden creëren louter omwille van het systeem?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content