Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

Sinds de tweede intifada in oktober 2000 uitbrak, neemt het antisemitisme in Frankrijk almaar toe. Als er niet gauw uitzicht komt op een duurzame vrede, dreigt de jodenhaat zich alleen nog meer uit te breiden.

Enkele van de getuigenissen zijn gebaseerd op gegevens en gesprekken die we bijwoonden in het centrum SOS Sécurité-Vérité. De namen werden gewijzigd.

EEN BERICHT UIT PARIJS

Het gebeurt op de trein terug naar huis, tussen Villiers-le-Bel en Sarcelles in Parijs. ‘Ze moeten allemaal dood! Hitler had ze allemáál moeten uitroeien!’, scheldt een jongen in het coupé. ‘Als ik voor een synagoge sta, heb ik zin om ze allemaal op te branden.’ Zijn vriendin voegt eraan toe: ‘Mijn moeder zegt dat ze desnoods maar dóód moeten. Ik heb mijn gerief bij de hand, ik heb zelfs een mes van 4 millimeter, want verbrande joden? Zélfs mijn hond zou hun beenderen niet eens lusten.’

Dat ze op de thora zweert, had Emma tegen haar klasgenoten in de trein gezegd. En dát was de reactie van een drietal Maghrebijns-Afrikaanse jongeren, beschrijft Emma’s moeder in een brief aan het meldpunt voor antisemitisme SOS-Vérité-Sécurité. Vreemde haatgevoelens die opwellen. En dit is geen alleenstaand voorbeeld. Jarenlang had de joodse gemeenschap in de Parijse regio dat soort impertinenties niet meer meegemaakt. C’est la fin des années potes, schreef Le Nouvel Observateur. De tijd van maatjes onder elkaar is achter de rug. Sinds het begin van de tweede intifada in september 2000 en de aanslagen van 11 september 2001 is de jodenhaat weer opgelaaid.

‘Er wordt naar ons gespuwd. Sales feujs‘ – een anagram voor juifs – en ‘ youdes, youdes roepen ze ons toe’, klagen joodse jongeren. In de scholen verlopen de lessen over de islam rusteloos. En sommige leraars durven het thema van de holocaust, de zaak Dreyfus of het ontstaan van de staat Israël nog amper aan te snijden. ‘Zelfs het woord antisemitisme is vandaag een taboe’, aldus een lerares letterkunde. ‘Hoe lang nog blijven de schooldirecties hun struisvogelpolitiek volhouden?’, sneert ze. ‘Hoeveel gewelddadige acties moeten er nog plaatsvinden?’

In maart achtervolgen drie mannen met bivakmutsen een joodse studente in Aix-en-Provence. Met een mes kerven ze een davidster in haar arm. In de Parijse metro wordt de joodse Leah aangepakt en gebeten, tot bloedens toe. En in het achtste arrondissement vindt een oudere dame van 76 bij wie ingebroken is, een notaatje waarop staat ‘ Je t’ai niqué, sale juive’. Tien dagen later krijgt ze nog eens dezelfde boodschap in de bus: ‘Ik zal je komen pakken, vuile jodin’. De brief – een gekopieerde collage van uitgescheurde krantenkoppen – die aan haar persoonlijk is geadresseerd als ‘ Madame Goldmann, juive’, is getekend met: ‘de islam’.

De ene Franse bevolkingsgroep staat oog in oog met de andere. De moslimgemeenschap meent het kennelijk te moeten opnemen tegen de joden.

PETITS BEURS EN PETITS JUIFS

Waar komt die plotse jodenhaat vandaan? Niet zozeer de joodse religie, de joodse financiële netwerken of de joodse morfologie zijn vandaag een doorn in het oog van de agressors. ‘Dit antisemitisme heeft maar één verklaring’, meent onderzoeker Marc Knobel van de traditionele joodse koepelorganisatie, het CRIF ( Conseil Représentatif des Institutions juives de France). ‘De identificatie met het conflict in Israël. Migrantenjongeren die zich identificeren met het Palestijnse verzet, pakken de joden aan alsof het Israëli’s zijn – het zijn gewoon joden uit Frankrijk. Ze kunnen zich niet afreageren op Israëlische doelwitten, en dus nemen ze het blindelings tegen de Franse, joodse gemeenschap op.’

Noch extreem-rechtse, noch terroristische organisaties of geradicaliseerde groeperingen liggen aan de basis van deze vorm van antisemitisme. De meeste waarnemers zoeken de daders bij kleine, niet-georganiseerde groepjes uit de Arabische of de moslimwereld. Jonge Maghrebijnen – door de Fransen ook wel petits beurs genoemd – die zelf het slachtoffer zijn van herhaald racisme, doen de joden vanuit hun eigen wereldbeeld en vaak onbewust alleen aan wat ze zelf zo lang moesten verdragen: jarenlange uitsluiting en vernedering. Steeds weer opnieuw. De Franse intellectueel Alain Finkielkraut omschreef het fenomeen als volgt: ‘Het nieuwe antisemitisme spreekt de taal van het antiracisme. Joden worden niet beschouwd als een gevaarlijk ras. Maar ze worden van racisme beschuldigd, namelijk van wat ze verondersteld zijn te doen of goed te keuren wat betreft Israël. En dat maakt het ons heel moeilijk. We weten hoe we moeten omgaan met een aanzet tot raciale haat, maar niet met haatgevoelens wegens antiracisme.’ Precies dat is wat er elke dag opnieuw gebeurt.

Frankrijk is nochtans geen antisemitisch land, beweren politici. Maar het antisemitisme sluimert er wel. De voorbije twee, drie jaar is het zelfs zorgwekkend toegenomen. Proportioneel gezien breidt het fenomeen zich er sterker uit dan in de meeste andere Europese landen. Niet overal in Frankrijk – vooral in de Parijse regio en in enkele grote steden in het land. En ook niet in alle geledingen van de samenleving. Door de gevoelige wijken, de banlieus, waar de onderdrukking van de Palestijnen in Israël symbool staat voor de eigen ban, gaat een golf van antisemitisme. Al waarschuwt een zeldzame, progressieve joodse organisatie voor overschatting (en misbruik) van het probleem. ‘We voelen ons steeds weer slachtoffers. Van de zelfmoordaanslagen in Israël, van het antisemitisme in Frankrijk én België. We moeten ophouden onze historische rol als slachtoffer steeds weer te bevestigen’, klinkt het.

Maar het CRIF houdt voet bij stuk. Het probleem kan niet genoeg benadrukt worden, vindt de centrale koepelorganisatie. Volgens de Nationale Adviserende Commissie van de Mensenrechten, een orgaan in het kabinet van de premier, wijzen cijfers op een vertienvoudiging van het antisemitisme in een periode van tien jaar. Als er in 1992 20 daden van antisemitisch geweld werden gepleegd, waren dat er in 2002 193. Het aantal bedreigingen liep in dezelfde periode op van 94 tot 731. De cijfers lijken zelfs de oorzaak van het probleem te kunnen ontwaren. In september 2000 werden ‘slechts’ drie gewelddaden tegen joden geregistreerd. Een maand later, bij het begin van de tweede intifada, liep het aantal op tot 74.

Hoe kan het ook anders, menen de vertegenwoordigers van de traditionele jodenverenigingen. De voortdurende diabolisering en nazificering van Israël in de media kan volgens hen de haat alleen maar aanwakkeren. ‘In de jaren tachtig al schreven intellectuelen in de krant Le Monde “Halt aan de genocide van het Palestijnse volk”. Ook vandaag duikt de term volkenmoord voortdurend op. De aanslag in Jenin noemt de Franse pers een massamoord. Ze vergelijken die zelfs met het getto van Warschau. Sharon noemen ze een SS-er’, betogen ze. Trouwens, de voorzitter van het CRIF zelf strooit dat soort parallellen rond. ‘Sharon zou een ministerie van Propaganda naar het voorbeeld van Goebbels moeten oprichten’, verkondigde hij na een bezoek aan Israël. Het klopt: de taal hoeft niet gebanaliseerd en misbruikt te worden om een bepaald beeld op te hangen. We kunnen vermoeden dat Ariel Sharon geen plan heeft om het Palestijnse volk uit te roeien. Maar dat maakt hem niet tot een doetje. De woorden wegen zwaar. Maar de daden zijn gruwelijk.

Toch hitst dit amalgaam van lapidaire slogans en doorgedreven vergelijkingen sommige jongeren zo op dat de stoppen doorslaan. Ze voelen mee met de Palestijnen, maar het demagogische discours maakt hun geweld vrijwel blind. Onderhuids groeit een diepe haat, die soms nog aangewakkerd wordt door toespraken van imams. Ze komen van heinde en ver, waar ze zijn opgeleid, is niet altijd duidelijk. Maar in hun mosquées de cave is hun discours naar verluidt bijzonder hard. Ze trekken vaak jongeren uit buitenwijken aan, die er zich helemaal in verliezen. En of het dan om militanten voor de vrede gaat, of om trouwe discipelen van Sharon, het maakt niet veel meer uit. Alle joden worden voor hen dezelfde verachtelijke joden – de onvoorwaardelijke bondgenoten van Israël, en Israël is de bron van alle kwaad.

DE WIJZEN VAN ZION

De reactie van de joodse gemeenschap blijft onderdrukt. Ze plooit op zichzelf terug. Steeds meer ouders halen hun kinderen van de staatsscholen weg en sturen ze naar joodse instellingen. Sommige directies vragen de ouders zélf om hun kinderen over te plaatsen. ‘De veiligheid van uw kind kunnen we niet meer garanderen’, melden ze. En dus luidt het: inpakken en opstappen. Op naar de joodse school. Naar nóg meer communautarisme.

De Franse joden leefden sowieso al in sterk zichtbare gemeenschappen gegroepeerd. Hun band met Israël, hun identificatie met de staat en voor sommigen ook met de politiek van Israël verstoppen ze niet. De joodse gemeenschap in Frankrijk toont zich minder terughoudend dan voordien. En die communautaire levenswijze leidt tot spanningen.

Zeker, de zichtbare aanwezigheid van joden is niet noodzakelijk om de jodenhaat aan te wakkeren. Anti-joodse mythes en legendes worden sowieso verspreid. De middelen worden steeds universeler. De satelliettelevisie en het wereldwijde web gaan over alle grenzen heen. De Egyptische staatstelevisie plande nog eind vorig jaar een dertigdelige reeks op basis van de Protocollen van de Wijzen van Zion. Een antisemitisch werk dat vooral Hitler zwaar had aangegrepen. Het was het verhaal van de geheime ontmoetingen van joodse rabbijnen die een complot hadden gesmeed om de wereld te veroveren. Een vervalsing, zo bleek. Maar voor Hitler bléven de protocollen het reinste bewijs van de boosaardigheid van de joden. Voor de Egyptische regisseur leggen ze de zionistische plannen bloot om de Palestijnse in te lijven. De Egyptische televisie zou de reeks uitzenden bij de aanvang van de ramadan, de heilige maand van de islam. Maar joodse verenigingen konden dat verhinderen.

Virulente anti-joodse toespraken worden inmiddels ook via radiozenders verspreid . Radio Méditerranée is zo’n doorgaans bij de joden weinig geliefde zender. Zijn oprichter Taoufik Mathlouti, die de Palestijnse kwestie nu en dan een ‘ coup de projecteur’ wil geven en het conflict in de schijnwerpers stelt, lanceerde vorig jaar een ‘politieke’ sodadrank. Mecca-Cola, de softdrink voor moslims, de cola die als een anti-Amerikaans statement verkocht wil worden. Drink with commitment, luidt de slogan. Tien procent van de winst gaat naar Palestijnse organisaties, nog eens tien procent naar Europese ngo’s, aldus zakenman Mathlouti.

De solidariteit met de Palestijnen klinkt evenwel niet altijd even sympathiek. Het internet verspreidt boodschappen in alle toonaarden. Zeldzame maar wel bijzonder fundamentalistische Franstalige sites roepen ronduit op tot de jihad. ‘ De vijand’ wijzen ze zonder omwegen met de vinger aan: de joden of andere trouwelozen.

DE REPUBLIEK

De joodse gemeenschap in Frankrijk, met zowat 600.000 joden de grootste van de diaspora na die in de VS, voelt zich in de steek gelaten. De Franse Republiek heeft gefaald. De seculiere staat bij uitstek, die geen onderscheid maakt tussen godsdiensten, heeft de joden aan hun lot overgelaten. In de staatsscholen blijkt dat nog het meest. Hun taak is het de waarden van de Republiek, van het algemeen belang, te vertegenwoordigen, zonder voorkeur voor de ene of de andere religie. Religieuze gemeenschappen kent Frankrijk per definitie niet. Maar in werkelijkheid heeft het anders uitgepakt. In de eerste plaats in de scholen.

Hoe moeten de leraars vandaag de geschiedenis van de kruistochten aanbrengen? Hoe benaderen ze de gruwelijke verhalen van deportaties en de holocaust? En wat met de vraag naar het bestaan van god? De staatsscholen verkeren in een diepe crisis. Ooit waren ze een smeltkroes waar het sociale onderscheid tussen leerlingen uit verschillende segmenten van de samenleving vervaagde. Een multiculturele omgeving waarborgen, waar de jongeren zich ook veilig voelen, lukt hen blijkbaar niet. Joodse kinderen trekken massaal terug naar joodse privéscholen. Vandaag telt Frankrijk misschien één koranschool. ‘Maar als deze evolutie zich doorzet, wordt het Franse onderwijs massaal geprivatiseerd’, zegt de Parijse socioloog Michel Wieviorka. Vroeg of laat trekken ook moslimjongeren naar geprivatiseerde moslimscholen.

Tot de jaren zeventig wist Frankrijk het republikeinse model overeind te houden. Godsdienst werd beschouwd als een private en particuliere aangelegenheid die niet door de staat wordt gefinancierd. Ostentatieve symbolen van de ene of de andere godsdienst, die de orde zouden verstoren, werden op de scholen en in andere openbare instellingen niet getolereerd. De hoofddoek voor moslimmeisjes zou vanaf het eind van de jaren tachtig een ander debat op gang brengen.

Aanvankelijk reageerde de regering niet. Maar voor kort, onder premier Jean-Pierre Raffarin, werd de eerste Conseil français du culte musulman (CFCM) opgericht. Een religieuze structuur die de moslimgemeenschap van Frankrijk moet vertegenwoordigen. Zal de moslimraad de gemeenschappen dichter bij elkaar brengen? Of zal de raad de moslimgemeenschap eerder als een aparte entiteit bevestigen en het communautarisme nog meer aanwakkeren?

De hoofddoek voor moslimmeisjes is misschien alleen maar een symbool. Maar het debat wijst erop dat de godsdienstbeleving niet langer zonder meer naar de privésfeer kan worden verdrongen. De Republiek kan deze houding niet meer volhouden. De historica Esther Benbassa ziet alleen een oplossing in een lekenstaat die de nieuwe samenstelling ervan niet ontkent, of die nu religieus is of cultureel. En dat moet zich weerspiegelen in het onderwijs. Zonder de voorwaarden te scheppen van een fundamentalisme moet er een dialoog op gang komen.

Dat een dialoog absoluut noodzakelijk is, vindt ook Henri Wajnblum, woordvoerder van de Belgische progressieve jodenvereniging UPJB ( Union des progressistes juifs de Belgique). Omdat hij in Brussel en elders in het land de jodenhaat precies zoals in Frankrijk opnieuw ziet opduiken, trekt hij samen met een moslim naar middelbare en ook lagere scholen in Brussel met een hoog migrantenaantal. Op verzoek vaak van de directies gaat hij de geschiedenis van het conflict in Israël schetsen. Als jood vertelt hij waarom hij de wraak van de Palestijnen in een bepaald opzicht gerechtvaardigd vindt. Zijn collega, een moslim, wijst op het gevaar van het antisemitisme en de verscheidenheid in wat de joodse gemeenschap denkt.

Alain Finkielkraut maakte ooit de vergelijking met een etalage vol appelen. Er liggen verschillende soorten appelen. Mooie rode appelen, hele groene, dikke, kleine appelen, religieuze en minder religieuze. Maar ze behoren allemaal tot dezelfde categorie. Allemaal moeten ze de weg vinden naar een vreedzame samenleving. Ook met andere individuen en groepen van de bevolking. Zonder dialoog komen we daar niet uit.

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content