De rellen in Borgerhout, op 26 november, zijn de aanleiding geweest om de leider van de Arabisch-Europese Liga Dyab Abou Jahjah te arresteren. Maar de activiteiten van de man werden al een tijdje tegen het licht gehouden.

Wie in september vorig jaar nog maar zag hoe Dyab Abou Jahjah (toen 30) het optreden van bepaalde Palestijnse getuigen regisseerde bij de behandeling van hun klachten, in Brussel, omtrent genocide tegen de Israëlische premier Ariel Sharon, kon weten dat de leider van de Arabisch-Europese Liga (AEL) zich steeds openlijker zou profileren. Het Nieuwsblad meldde vorig weekend zelfs (blijkbaar op basis van inlichtingen van de Staatsveiligheid) dat de AEL sinds 11 oktober 2001 slechts de nieuwe naam is van de Belgische afdeling van Al Rabita, een organisatie die na de aanslagen van 11 september op de zwarte lijst van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA kwam te staan en waardoor ‘Jahjah gelinkt wordt aan de radicale sjeik Ayachi Bassam’.

De medestichter van de Belgische afdeling van Al Rabita is, volgens Het Nieuwsblad, niemand minder dan Ahmed Azzuz: in 1999 zesde opvolger op de SP-kamerlijst in Oost-Vlaanderen, inmiddels nummer twee van de AEL en de verantwoordelijke voor de AEL-patrouilles die sinds midden november 2002 het optreden van de Antwerpse politie assertief controleren. Zo heeft de AEL in amper een jaar tijd een plaats verworven op het politieke forum en vandaaruit de spanning opgedreven, met de verhitting en de uitglijers van dien. Een overzicht.

8 oktober 2002. Procureur-generaal Christine Dekkers in Antwerpen vraagt aan de Antwerpse procureur des Konings Bart Van Lijsebeth bijkomende inlichtingen omtrent ‘eventuele strafbare en/of subversieve activiteiten’ van Dyab Abou Jahjah.

21 oktober. Justitieminister Marc Verwilghen (VLD) vraagt aan Dekkers, met het oog op een interpellatie van kamerlid Filip De Man (Vlaams Blok), na te gaan of er nieuwe elementen zijn in verband met de mogelijke ontneming van de Belgische nationaliteit van Dyab Abou Jahjah, krachtens het Wetboek Belgische Nationaliteit (artikel 23).

24 oktober. In haar antwoord aan Verwilghen verwijst Dekkers naar vroegere brieven, waaronder die van 8 oktober aan procureur Van Lijsebeth, van wie de substituten verondersteld worden voort te speuren, zonder bijkomende onderzoeksopdrachten.

4 november. In de aanhef van zijn interpellatie verwijst Vlaams-Blokkamerlid De Man naar Jahjahs verleden in de rangen van Al Rabita en de Syrisch-Libanese Hezbollah. Verder vraagt De Man aan Verwilghen of hij Jahjahs dossier zal laten heropenen en of hij ‘ermee akkoord gaat dat de heer Abou Jahjah zijn Belgische nationaliteit moet worden ontnomen’ nu onder andere blijkt dat hij die zou hebben verkregen ‘op basis van een schijnhuwelijk’.

Verwilghen antwoordt dat de procureur-generaal van Antwerpen (Dekkers) bij een vorige aanvraag had laten weten dat er ‘met de toen voorhanden zijnde gegevens, geen voldoende elementen waren om toepassing te maken van dit artikel 23’. Verwilghen zegt voorts dat hij Dekkers verzocht heeft ‘na te gaan of deze nieuwe elementen van aard zijn om haar beslissing, die ze eertijds heeft meegedeeld, te herzien; dus of deze elementen een invloed hebben op een eventueel ontnemen van de Belgische nationaliteit’.

15 november. Advocaat-generaal Jean-François Missal, een medewerker van Dekkers, zegt in de media dat ‘ook het nieuwe onderzoek naar een mogelijk schijnhuwelijk van Dyab Abou Jahjah’ – op 21 april 1995 met de Brugse Peggy P. – geen enkel bewijs van schijnhuwelijk heeft aangevoerd. Het parket-generaal beweert dit op basis van een verslag van 21 oktober van het parket, dat evenwel het bijkomende verzoek van Verwilghen van diezelfde dag aan het parket-generaal niet te zien kreeg. Hoe dan ook, geen schijnhuwelijk dus. Het trieste huwelijksverhaal van Peggy P. in Het Nieuwsblad (30/11/02) spreekt dit echter tegen, al werd de echtscheiding pas in oktober 1998 uitgesproken. Intussen verwierf Abou Jahjah, op grond van dit weinig hechte huwelijk, wel de Belgische nationaliteit. Anders had hij op 31 mei 1995 (ruim een maand na zijn huwelijk) definitief het land moeten verlaten, gezien hij alle beroepsprocedures had uitgeput tegen zijn uitwijzing in april 1991.

20 november. Naar aanleiding van de eerste burgerpatrouilles van de Arabisch-Europese Liga in Antwerpen en mogelijke inbreuken op de wet inzake private milities, vraagt Verwilghen aan Dekkers ‘onverwijld een gerechtelijk strafonderzoek te vorderen’. Zonder het uitdrukkelijk te vermelden, maakt Verwilghen hier gebruik van het zogenaamd injunctierecht. Daarmee kan een minister van Justitie in hoogst uitzonderlijke gevallen een procureur-generaal verplichten een onderzoek te starten en/of iemand te vervolgen. In dit geval eist Verwilghen van de procureur-generaal ‘een gerechtelijk strafonderzoek’. Dit betekent dat die procureur-generaal dan weer via de procureur des Konings een onderzoeksrechter moet laten aanstellen, omdat de minister nu eenmaal een gerechtelijk onderzoek eist. Een discreet opsporingsonderzoek onder leiding van de procureur des Konings is blijkbaar niet voldoende meer voor de minister.

Jammer, want de Antwerpse procureur des Konings Bart Van Lijsebeth laat al sinds geruime tijd tal van facetten van de Arabisch-Europese Liga onderzoeken. Zij het in stilte. Van Lijsebeth stond van januari 1994 tot september 1999 aan het hoofd van de Belgische Staatsveiligheid, weet dus hoeveel tijd degelijke informatie vergt en beseft dat een opsporingsonderzoek meer discretie garandeert dan een gerechtelijk onderzoek. Want bij dat laatste worden bijna onvermijdelijk onderzoeksmaatregelen genomen en politiediensten geactiveerd, zaken die vlugger opvallen. Om niet te zeggen dat Verwilghen met zijn bevel tot ‘een gerechtelijk strafonderzoek’ als een hond in een kegelspel komt.

21 november. Dekkers laat Verwilghen fijntjes weten dat zij, na overleg met Van Lijsebeth, meent dat een onderzoeksrechter slechts kan worden aangesteld ‘na rijp beraad’ en als de tenlasteleggingen ‘ook in een verdere toekomst gestand kunnen blijven’. Kortom, het parket-generaal en het parket in Antwerpen zouden het onderzoek naar de handel en wandel van de AEL en zijn leider liever in stilte voortzetten.

26 november. In de Borgerhoutse Schapenstraat schiet een Antwerpse psychiatrische patiënt (66) de islamleraar Mohammed Achrak (27) dood. Kort daarna trekt een groeiende menigte migrantenjongeren de straat op en worden slogans van de AEL en haar leider Jahjah gescandeerd. Dit alles leidt tot een confrontatie met de politie, rellen en vernieling.

27 november. De Antwerpse burgemeester Leona Detiège (SP.A) en veiligheidsschepen Dirk Grootjans (VLD) beloven ‘nultolerantie’ en halen, unisono met autochtonen en vele allochtonen, fors uit naar Abou Jahjah, die ‘met zijn opruiende taal de boel ophitst en de democratische vrijheden misbruikt om de rust en de orde te verstoren’. ’s Middags komt het in Borgerhout opnieuw tot rellen. Dit keer houdt Jahjah zich afzijdig, maar laat zijn rechterhand, Ahmed Azzuz zich des te meer opmerken.

In zijn antwoord aan Vlaams-Blokkamerlid De Man verwijst Verwilghen naar zijn brief van 21 oktober aan Dekkers en naar het onderzoek omtrent de mogelijkheid Abou Jahjahs Belgische nationaliteit te ontnemen en ‘de diverse banden van de AEL’. De minister zegt ook dat hij slechts in zijn brief van 20 november gebruik heeft gemaakt van zijn injunctierecht.

28 november. De Standaard brengt een verklaring van Brice De Ruyver, de veiligheidsadviseur van premier Guy Verhofstadt (VLD), waarin gerechtelijke acties worden aangekondigd tegen de AEL of tegen leden ervan. Professor De Ruyver (UG) ‘die elke maand overleg houdt met de Antwerpse procureur Bart Van Lijsebeth en de Antwerpse politiecommissaris Luc Lamine’, zet de toon van de dag. De Ruyver zegt dat ‘de situatie stilaan uit de hand begint te lopen (en dat) er dinsdagavond concrete feiten hebben plaatsgevonden die aanleiding geven tot een hardere aanpak van deze organisatie of van haar leden’. De veiligheidsadviseur van de premier verwijt hen ‘een zogenaamd politiek platform te gebruiken om hun illegale activiteiten af te dekken’. Daarom wil hij ook laten onderzoeken waar de AEL haar financiële middelen vandaan haalt.

’s Middags trekken zowel premier Verhofstadt als minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR) op hun beurt in de Kamer van leer tegen de AEL. Kamerlid Marc Van Peel (CD&V), tevens schepen in Antwerpen, vraagt zelfs de AEL buiten de wet te stellen. En er is sprake van wetswijzigingen om de AEL makkelijker uit te schakelen. Maar de premier twijfelt er niet aan ‘dat er de volgende uren of dagen gerechtelijke actie komt’.

In de Senaat zegt Verwilghen echter dat zijn vraag om de activiteiten van Abou Jahjah en de AEL door te lichten een maand lang bleef liggen op het bureau van de Antwerpse procureur-generaal Christine Dekkers en dat hij zich daar bijzonder grote vragen bij stelt.

Intussen wordt in het Antwerpse gerechtsgebouw, onder leiding van procureur Van Lijsebeth, met alle betrokken substituten, de politie en de Staatsveiligheid nagegaan of het opportuun is nu al over te stappen van een opsporingsonderzoek naar een gerechtelijk onderzoek. En zo ja, wanneer dan publieke maatregelen, zoals huiszoekingen en aanhoudingen, kunnen volgen.

Omstreeks 18 uur is het zover. Een onderzoeksrechter wordt aangesteld en de gerechtelijke interventies worden voor die avonds gepland. Tegen 22 uur wordt Abou Jahjah in de buurt van zijn woning in Deurne klemgereden en opgepakt door de politie, die zijn woning al aan het doorzoeken was. Er wordt druk gespeculeerd over de rechtsgrond van zijn aanhouding.

29 november. De kritiek van Verwilghen op Dekkers wordt ’s ochtends op de radio herhaald en later zegt Verhofstadt zelfs dat Abou Jahjah werd opgepakt op verzoek van de minister van Justitie.

Procureur Van Lijsebeth wordt in Het Laatste Nieuws geprezen, terwijl de kritiek van Verwilghen op Dekkers wordt overgenomen. Er is sprake van une guerre des magistrats en de commentator voegt er zelfs aan toe dat ‘in ieder geval moet worden nagegaan of een tweede niveau bij het parket wel noodzakelijk is. Als het (parket-generaal, nvdr.) vertragend en hinderlijk werkt, schaft men het beter af’. Ook dit politieke commentaar is koren op de molen van zij die – zoals regeringsadviseur De Ruyver – de verhouding tussen de parketten-generaal en de parketten (het Openbaar Ministerie dus) nog tijdens deze regeerperiode willen wijzigen, om de parketten meer autonomie te geven.

Enkele uren later moet Verwilghen zijn kritiek op Dekkers inslikken, terwijl zij een mededeling verspreidt. Daarin wordt duidelijk gemaakt dat het parket-generaal zowel de brief van de minister van 21 oktober als die van 20 november telkens enkele dagen later heeft beantwoord. Waarom het parket-generaal deze brieven niet aan het parket heeft overgemaakt, is onduidelijk. Dekkers besluit in haar mededeling dat ‘een rechtzetting noodzakelijk is, te meer daar onjuiste berichtgeving in de media, ten gevolge van het antwoord van de minister van Justitie, andermaal schade toebrengt aan het imago van de hele instelling van het Openbaar Ministerie’.

Intussen wordt Mohammed Achrak in grote sereniteit begraven en is Abou Jahjah formeel aangehouden onder verdenking van weerspannigheid in bende met voorafgaande afspraken, kwaadwillige belemmering van het verkeer, het onbruikbaar maken van voertuigen in bende en opzettelijke slagen aan een agent met bloeduitstorting tot gevolg. Op het eerste gezicht vrij lichte tenlasteleggingen, ware het niet dat bepaalde ordewoorden van Jahjah in het Arabisch hem wel degelijk als de leider van een gewelddadige bende kunnen typeren en dat bij dit alles artikel 66 van het Strafwetboek wordt ingeroepen. Dit verwijst onder andere naar de uitlokking van misdrijven ‘hetzij door woorden in openbare bijeenkomsten of plaatsen, hetzij door enigerlei geschrift, drukwerk’.

Dit alles kan mogelijk volstaan om Jahjah een tijdje achter de tralies te houden en intussen meer zwaarwichtige aantijgingen voort te onderzoeken, zonder dat zij meteen bekend geraken. Alhoewel… Journalistieke en politieke kreten doorkruisen wel vaker behoedzaam speurwerk.

Op zijn wekelijkse persconferentie zegt Verhofstadt ’tevreden’ te zijn met de arrestatie van Abou Jahjah en ‘dat iedereen, politie en gerecht, zijn job goed doet. Het is aan de rechterlijke macht uit te maken of hij misdrijven heeft gepleegd en hem eventueel te veroordelen.’ Toch? De premier ontkent dat hij vooraf was geïnformeerd door het Antwerpse parket. ‘De minister van Justitie bracht mij donderdag op de hoogte van zijn verzoek aan het Antwerpse gerecht om op te treden tegen de AEL. Vandaar dat ik wist dat er actie zou volgen.’

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content