Door de Olympische Spelen naar Peking te halen, hoopten de communistische leiders de status van hun land als nieuwe wereldmacht kracht bij te zetten. Maar in plaats van zich te kunnen koesteren in de bewondering van de wereld, moet China afrekenen met intern protest en internationale afkeuring.

Laat in de avond van 13 juli 2001 stroomde het Plein van de Hemelse Vrede (Tiananmen) vol met tienduizenden mensen. Ze kwamen vieren dat het Internationaal Olympisch Comité de Olympische Spelen van 2008 aan Peking had toegewezen. Vuurwerk knalde, vlaggen wapperden, auto’s toeterden uitzinnig. De Chinese president Jiang Zemin en andere leiders spoorden de massa’s ertoe aan samen te werken om zich voor te bereiden op de Olympische Spelen. ‘Uitverkoren worden als gastland betekent het respect, het vertrouwen en de gunst van de internationale gemeenschap winnen’, verklaarde Wang Wei, een hoge Chinese olympische functionaris. Het officiële persagentschap Xinhua genoot met volle teugen van het ogenblik, en noemde de beslissing ‘een nieuwe mijlpaal in China’s rijzende internationale status en een historische gebeurtenis in de grootse wedergeboorte van de Chinese natie’.

De Olympische Spelen te mogen ontvangen was, naar werd aangenomen, een kans voor de Chinese leiders om de snelle economische groei en de modernisering van het land voor de rest van de wereld tentoon te spreiden. Thuis bood het de Chinese regering de mogelijkheid om de bekwaamheid van de Communistische Partij te demonstreren en de status van het land als een met het Westen op gelijke voet staande wereldmacht kracht bij te zetten. En door zichzelf in de waarden van de olympische beweging te hullen, kreeg China de kans niet alleen een beeld van zichzelf als opkomende macht op te hangen, maar ook als ‘vredelievend’ land. Tijdens een groot deel van de aanloop naar de Olympische Spelen slaagde Peking er ook in dat verhaal weerklank te doen vinden.

De voorbereidselen van de Spelen zijn geknipt om China politiek en economisch met zijn sterkste punten te laten uitpakken: het van bovenaf mobiliseren van middelen, het uittekenen en ten uitvoer brengen van grootscheepse campagnes om de gewone Chinees ander gedrag bij te brengen, en het vermogen buitenlandse interesse op te wekken en investeringen aan te trekken voor een van ’s werelds fonkelendste nieuwe culturele en commerciële zwaartepunten.

Heel de Chinese geschiedenis lang hebben de leiders van het land gebruikgemaakt van de vindingrijkheid van de enorme bevolking om enkele van ’s werelds spectaculairste ondernemingen tot een goed einde te brengen, zoals de Chinese Muur, het Grote Kanaal en de Drieklovendam. Met de olympische bouwwoede is het niet anders. Peking heeft 19 nieuwe gelegenheden voor de evenementen gebouwd, de capaciteit van de metro verdubbeld, en een nieuwe terminal op de luchthaven opgetrokken. In heel de stad zijn wijken ofwel opgeknapt als voorbereiding op olympische bezoekers, ofwel eenvoudig opgeruimd om plaats te maken voor nieuwe olympische locaties. De officiële openbare uitgaven voor deze bouwextravaganza komen ondertussen in de buurt van 25 miljard euro. In afwachting van de Olympische Spelen is de regering ook begonnen aan een reeks pogingen om het gedrag van de mensen te veranderen en de hoofdstad te moderniseren. Ze heeft beleefdheidscampagnes opgezet die spugen, roken, rommel op straat gooien en voordringen verbieden, en programma’s om taxichauffeurs, politieagenten, hotelbedienden en kelners Engels te leren. Stadsambtenaren hebben olympische projecten aangegrepen als een gelegenheid om vervallen gebouwen te renoveren en iets te doen aan de luchtvervuiling, de waterschaarste en de verkeersopstoppingen.

Maar al heeft Peking onvermoeibaar gewerkt om zichzelf te verzekeren van het indrukwekkendste aller olympische schouwspelen, de Spelen hebben de aandacht niet alleen op de ontzaglijke verwezenlijkingen van het land gevestigd, maar ook op de ernstige tekortkomingen van het huidige regime. In het centrale leiderschap lijken er niet velen te hebben zien aankomen hoezeer de Olympische Spelen de hardnekkige politieke uitdagingen voor de legitimiteit van de Communistische Partij en de stabiliteit van het land zouden aanwakkeren. Eisen tot politieke liberalisering, grotere autonomie voor Tibet, meer druk op Sudan, betere bescherming van het milieu en een betere voedselveiligheid dreigen nu een domper te zetten op het feest. Terwijl de olympische vlam de wereld rondging, telkens begeleid door massale protesten, veranderde Pekings olympische droom snel in een publicrelationsnachtmerrie.

Hoewel de Chinese regering uitmunt in infrastructuurprojecten, kan ze heel wat minder laten zien als het gaat om transparantie, de verantwoordingsplicht van de overheid en de rechtsstaat. Ze heeft klunzig geantwoord op interne en externe politieke uitdagingen – door aanvankelijk niet in te gaan op het verlangen van de internationale gemeenschap dat China een actievere rol zou gaan spelen in het oplossen van de mensenrechtencrisis in Darfur, door prominente Chinese politieke activisten te arresteren en betogingen met geweld uiteen te slaan. Hoewel er geen georganiseerde oppositie is die zich rond deze eisen verenigt, heeft de kakofonie van stemmen die China onder druk zetten om zijn beleid te wijzigen de Spelen in Peking van veel glans beroofd. Bovendien, hoewel de Communistische Partij in eigen land aan steun heeft gewonnen door de nationalistische tegenbeweging die is ontstaan als reactie op het Tibetaanse protest en de steun daarvoor in het Westen, is ze ook bezorgd dat die woede van het publiek uit de hand loopt, en zo de internationale reputatie van het land nog meer schade toebrengt. Nu al is het door China zo begeerde imago van een verantwoordelijke opkomende grootmacht besmeurd.

Voor velen in de internationale gemeenschap is het ondertussen onmogelijk de concurrerende verhalen over China’s ontzagwekkende ontwikkeling en zijn slechte prestaties op het gebied van mensenrechten en milieu nog van elkaar te scheiden. Voor de Chinese regering staat er bijzonder veel op het spel. China’s geloofwaardigheid als mondiale leider, zijn potentieel als model voor ontwikkelingslanden en zijn positie als opkomend mondiaal centrum, zowel commercieel als cultureel: het wordt allemaal bedreigd als deze politieke uitdagingen niet zonder geweld en met succes kunnen worden beantwoord.

DE SPOKEN VAN TIANANMEN

Niets heeft China’s olympische moment de gloire zozeer in de weg gestaan als kritiek op het repressieve politieke systeem van het land. China moest het voor de Olympische Zomerspelen van 2000 afleggen tegen Sydney, Australië, op zijn minst gedeeltelijk vanwege de herinnering aan de gewelddadige repressie op het Plein van de Hemelse Vrede in juni 1989. Toen China campagne voerde voor de Spelen van 2008, betoogde Liu Jingmin, vicepresident van Pekings olympische campagnecomité: ‘Als u Peking het gastheerschap van de Spelen gunt, zult u de ontwikkeling van de mensenrechten vooruithelpen.’ François Carrard, directeur-generaal van het Internationaal Olympisch Comité, sprak, ondanks de ernst van China’s mensenrechtenschendingen, zijn voorzichtige steun aan die gedachte uit.

Vandaag zouden weinigen daar nog geloof aan willen hechten. Al maanden zetten mensenrechtenactivisten, voorstanders van democratie en etnische minderheden in China de regering onder druk om te laten zien dat ze de zaak van grotere politieke vrijheid toegedaan is. Voor velen van hen benadrukken de Olympische Spelen de gapende kloof tussen het heel aantrekkelijke gezicht dat Peking de wereld laat zien en de zoveel lelijker politieke werkelijkheid thuis. Precies één jaar voor de Olympische Spelen zette een groep van veertig prominente Chinese aanhangers van de democratie een open brief op het net waarin ze de olympische pracht en praal veroordeelden. ‘Wij weten al te goed hoezeer dit alles gebouwd is op de puinhopen van de levens van gewone mensen, op de gedwongen verwijdering van stedelijke migranten en op het lijden van de slachtoffers van brutale landroof, verdrijving met geweld, uitbuiting en willekeurige opsluiting’, schreven ze. ‘Dit alles is een verkrachting van de olympische geest.’ Zelfs Ai Weiwei, artistiek consultant voor Pekings visuele visitekaartje, het ‘Vogelnest’-stadion, heeft zich kritisch over de Chinese regering uitgelaten. In een interview met het Duitse weekblad Der Spiegel verklaarde hij: ‘De regering wil deze Spelen gebruiken om zichzelf en haar beleid van grotere openheid in China in het zonnetje te zetten (…). Het is mij ondertussen wel duidelijk dat die hoop op liberalisering niet in vervulling kan gaan (…). Het systeem zal het niet toestaan.’

Protesten hebben vrijwel alle Olympische Spelen in de recente geschiedenis begeleid, maar met name Peking, met zijn autoritaire politieke systeem, wordt bedreigd door dissidente stemmen, en heeft daarop geantwoord met een traditionele mengeling van intimidatie, gevangenisstraf en gewelddadige repressie. Teng Biao, een advocaat en mensenrechtenactivist, werd in maart 2008 opgepakt, twee dagen vastgehouden, en gewaarschuwd dat hij moest ophouden kritisch over de Olympische Spelen te schrijven. Yang Chunlin, een landrechtenactivist, werd gearresteerd wegens het aanzetten tot subversie omdat hij meer dan 10.000 handtekeningen had verzameld van boeren die door ambtenaren waren onteigend voor het ontwikkelen van projecten. Na een rechtszaak van twintig minuten werd hij veroordeeld tot vijf jaar gevangenis. Hoewel de overweldigende meerderheid van de Chinezen zich van deze protesten en arrestaties vermoedelijk niet bewust is, bewijst Pekings overdreven reactie hoe bang de Chinese regering is dat afwijkende meningen of protesten ruimere politieke steun zouden kunnen krijgen en de autoriteit van de Partij bedreigen.

FEESTVERSTOORDERS

De internationale gemeenschap heeft ook haar eigen bezorgdheid over de mensenrechten uitgesproken. Meer dan een jaar is scherp toegezien op China’s nauwe economische en politieke banden met Sudan. Een coalitie van Amerikaanse beroemdheden en internationale mensenrechtenactivisten vergrootte de druk op Peking opdat het land zich meer zou inzetten om een einde te helpen maken aan de gruwelen in Darfur, en noemde daarbij de Olympische Spelen 2008 ‘de genocide-Spelen’. Die publieke aandacht die zij op China’s relaties met de Sudanese regering vestigden, bracht filmregisseur Steven Spielberg ertoe zich terug te trekken als artistiek adviseur voor de openings- en slotceremonies van de Spelen. Het lijkt ook enig effect te hebben gehad in Peking, dat er nu naar streeft de indruk te wekken dat het Khartoem onder grotere druk zet.

De twijfelachtige staat van dienst van de Chinese regering op het gebied van de mensenrechten is zelfs nog meer onder de loep gelegd sinds ze in de lente Tibetaanse betogers met geweld van de straat heeft geveegd. In maart hielden Tibetaanse boeddhistische monniken een optocht om de 49e verjaardag van Tibets mislukte onafhankelijkheidsopstand te herdenken en grotere autonomie voor Tibet en de terugkeer van hun verbannen religieuze leider, de dalai lama, te eisen. De betogingen escaleerden al snel tot gewelddadige protesten. De Chinese politie trad met harde hand op tegen de betogers in de Tibetaanse hoofdstad Lhasa en in andere Tibetaanse gebieden van West-China, waarna er meer dan honderd doden te betreuren waren en nog honderden gewonden meer.

Internationale oproepen tot terughoudendheid legde Peking naast zich neer, en het sloot een groot deel van de regio af, arresteerde buitenlandse journalisten of verjoeg ze uit het gebied, en stelde een ‘gezocht’-lijst op van Tibetaanse oppositionelen. Alle onafhankelijke nieuwsbronnen, uitzendingen van buitenlandse televisiezenders en YouTube-video’s inbegrepen, werden in China gecensureerd, en tekstberichten in en buiten Tibet werden gefilterd. Giftige regeringspropaganda veroordeelde de dalai lama als een ‘wolf in monnikspij’ en een ‘duivel met het gezicht van een mens maar het hart van een beest’. Chinese functionarissen beschuldigden de ‘kwaadaardige dalai-kliek’ van pogingen om ‘feodale lijfeigenschap’ weer in de regio in te voeren en riepen op tot een ‘volksoorlog’ daartegen. De internationale gemeenschap veroordeelde het brute optreden meteen en riep Peking ertoe op opnieuw te onderhandelen met vertegenwoordigers van de dalai lama. Ondertussen hebben de Britse eerste minister Gordon Brown, de Tsjechische president Vaclav Klaus en de Poolse eerste minister Donald Tusk aangekondigd dat ze de openingsceremonie van de Olympische Spelen niet zullen bijwonen.

Toen de olympische vlam de wereld rondging, zwol het aantal protestbetogers in haar spoor steeds meer aan, van een handvol in Athene tot duizenden in Londen, Parijs, San Francisco en Seoul. Die grootschalige verstoringen van de olympische optocht vernederden de Chinese regering en maakten de Chinese bevolking boos, wat leidde tot een golf van nationalistische tegenbetogingen van in het buitenland verblijvende Chinezen en miljoenen virulent antiwesterse boodschappen op Chinese websites. Iets meer dan een maand na Pekings aanvankelijk keiharde optreden gaven hooggeplaatste Chinese leiders aan bereid te zijn de afgezanten van de dalai lama te ontmoeten. Maar dat betekent niet dat er van een fundamentele verschuiving in het beleid sprake is: het is louter een lapmaatregel die bedoeld is om de internationale verontwaardiging te smoren.

WACHTEN MET INADEMEN

Hoewel sommige buitenlandse atleten zich hebben aangesloten bij het koor van China’s critici, zal het vele deelnemers aan de Spelen een grotere zorg zijn of Peking hen voor de duur van de Spelen schone lucht en veilig voedsel kan garanderen. De stad heeft naar verluidt niet minder dan 10 miljard euro uitgegeven om voor de dag te kunnen komen met ‘groene Spelen’; vele van de olympische locaties brengen een aantal schone-energie- en waterbeheertechnologieën onder de aandacht, en in de afgelopen zeven jaar heeft de stad vele van de grootste vervuilers gesloten en is ze in haar energievoorziening gestaag bezig van steenkool over te gaan op aardgas. Op 26 februari kondigden hoge Chinese functionarissen doortastender maatregelen aan, zoals beperkingen op zware industrie in vijf aangrenzende provincies rondom Peking, een verbod op bouwactiviteiten in de maanden onmiddellijk voor de Olympische Spelen, en plannen om autobezitters ervoor te vergoeden als ze tijdens de Spelen hun auto thuis laten.

Maar de vervuiling in Peking ligt nog altijd een flink stuk boven doorsnee. Op een typische dag is de luchtvervuiling in de staddriemaal erger dan de standaardwaarde die de Wereldgezondheidsorganisatie nog veilig acht. Zelfs enkele hoge Chinese functio-narissen hebben zo hun bedenkingen bij de vooruitzichten op ‘groene’ Spelen. De burgemeester van Peking, Guo Jinlong, gaf in het begin van 2008 toe dat het bedwingen van het verkeer en de milieuvervuiling tegen dat de Spelen begonnen ‘een harde dobber’ zou worden. Er zijn immers weinig economische prikkels voor ondernemingen om minder te vervuilen; de centrale regering roept lokale ambtenaren en ondernemingen er routineus toe op schoner te werk te gaan, en daarmee is de kous af. Vele fabrieksdirecteuren hebben ermee ingestemd tijdens de Olympische Spelen hun productie te verlagen, maar niet hun deuren te sluiten. Met de genadeloze concurrentie die de Chinese economie kenmerkt, zou het sluiten van fabrieken voor verscheidene weken heel goed het einde van die bedrijven kunnen betekenen, tenzij de regering voorziet in aanzienlijke financiële compensaties. Ondertussen bloeit de corruptie, en plaatselijke functionarissen lappen milieuwetten en -verordeningen openlijk aan hun laars.

Met het oog op een gevaarlijk hoge graad van luchtvervuiling tijdens de Spelen hebben functionarissen van het Internationaal Olympisch Comité ervoor gewaarschuwd dat de competitie in duursporten, zoals de marathon en wielrennen op de weg, wel eens zou kunnen worden uitgesteld of zelfs afgelast. Haile Gebrselassie, ’s werelds snelste marathonloper, heeft al laten weten dat hij niet komt, uit angst dat de luchtvervuiling zijn gezondheid blijvend aantast. Vele atleten zijn van plan voorzorgsmaatregelen te nemen, zoals zo laat mogelijk in Peking aankomen, goed voorzien van medicatie voor mogelijke astma-aanvallen, en ter plaatse maskers dragen.

Of Peking kan voorzien in veilig voedsel en schoon water voor de atleten is ook nog de vraag. Het afgelopen jaar is er in China een golf van schandalen geweest naar aanleiding van met steroïden en insecticiden vervuild voedsel, en niet minder dan de helft van het flessenwater in Peking beantwoordt niet aan de normen voor drinkwater. Sommige ploegen, zoals die van de VS en Australië, hebben laten weten hun eigen voedsel gedeeltelijk of integraal zelf te zullen meebrengen en hun flessenwater te zullen laten leveren door Coca-Cola. Olympische functionarissen hebben een enorm voedselveiligheidsapparaat in het leven geroepen, dat het voedsel van de atleten zal natrekken vanaf de producenten en distributeurs tot aan het olympisch dorp. Peking heeft veilige en groene Spelen beloofd, nu moet het dat ook waarmaken. Anders loopt het het risico voor altijd een smet te werpen op hoe de Spelen van 2008 herinnerd zullen worden.

PEKINGS BLINDE VLEK

Pekings onvermogen om zijn critici crea-tief van antwoord te dienen en milieu- en voedselveiligheidskwesties efficiënt aan te pakken, onthult een zekere politieke bijziendheid. De Chinese leiders wisten al lang dat tegenstanders van het regime de Olympische Spelen zouden proberen te verstoren. Ze bereidden zich daar uitgebreid op voor door een zich over de hele stad uitstrekkend netwerk van bewakingscamera’s te installeren en te voorzien in oproerteams en andere speciale politie-eenheden. Ze deden ook enkele pogingen om de internationale vijandigheid te apaiseren, door bijvoorbeeld aan te bieden de mensenrechtendialoog met Washington die in 2004 was opgeschort te heropenen, en door Khartoem publiekelijk onder druk te zetten om in te stemmen met gezamenlijke vredesstrijdkrachten van de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties. Maar Peking heeft geen tegenzet gevonden op de beelden uit Darfur en Tibet. De Chinese leiders zagen eenvoudig geen verband tussen de Olympische Spelen en Tibet, Sudan, of ruimer de mensenrechten, en ze wisten niets te bedenken om de strijd te winnen van hen die dat wel deden. Daar slagen ze nog steeds niet in.

Bijgevolg zullen de spanningen tot het einde van de Spelen hoog oplopen. Men is ook echt bezorgd dat, als de schijnwerpers tijdens de Spelen op Peking gericht zijn, een deel van de oppositie tegen het regime extreme vormen kan aannemen. Zo hebben Chinese veiligheidsdiensten er hun bezorgdheid over uitgedrukt dat activisten van de religieuze beweging Falun Gong zouden kunnen proberen zichzelf in brand te steken op Tiananmen. Als gevolg daarvan zouden de 30.000 journalisten die de Spelen verslaan wel eens gemuilkorfd kunnen worden als ze over controversiële dingen willen berichten. En ondanks recente verzekeringen dat een livebijdrage uit Peking zal kunnen en dat het internet in China niet zal worden gecensureerd, is de regering haar belofte dat buitenlandse journalisten vrije toegang tot heel het land krijgen nog steeds niet nagekomen.

Li met de pet is nu al boos over wat hij ziet als diepgaande partijdigheid ten gunste van Tibet en gebrek aan respect voor China in de westerse media. De Chinese bevolking zal iedere verstoring van de Spelen vermoedelijk opvatten als een poging het land in verlegenheid te brengen en China’s opgang te stuiten. Buitenlandse media, ondernemingen en regeringen zouden wel eens allemaal de volle laag kunnen krijgen van de soort nationalistische reactie die de Franse grootgrutter Carrefour al mocht ondervinden – een consumentenboycot – na de verstoorde ceremonie met de olympische vlam in Parijs.

De combinatie van betogers die wanhopig de aandacht van de wereld proberen te trekken en het verhevigde nationalisme van de Chinese bevolking leidt tot een uiterst licht ontvlambare situatie. Het officiële olympische motto van Peking, ‘Eén wereld, één droom’, suggereert een vanzelfsprekend kosmopolitisme, maar gevoelens van Chinees nationalisme zullen hoog oplopen tijdens de Spelen, aangewakkerd door de hitte van de sportieve strijd. In het verleden hebben sportevenementen in China, vooral voetbalwedstrijden tegen Japanse teams, al tot lelijke rellen geleid, en hetzelfde zou tijdens de Olympische Spelen kunnen gebeuren. Als de Spelen niet naar wens verlopen, zal dat leiden tot een machtsstrijd en het elkaar toespelen van de zwartepiet in het centrale leiderschap van de Partij, dat zich waarschijnlijk mentaal zal ingraven. Het leiderschap van vicepresident Xi Jinping, die de regering naar voren heeft geschoven voor de Olympische Spelen, zal dan waarschijnlijk onder vuur komen te liggen.

Een zwak eindresultaat voor de Spelen zou tot een nieuwe golf van nationalistische uitbarstingen kunnen leiden, met Chinezen die afgeven op wat zij beschouwen als racisme, anti-Chinese vooringenomenheid en een misplaatst westers superioriteitsgevoel. Deze verhitte vorm van Chinees nationalisme zou het blijvendste en gevaarlijkste resultaat kunnen zijn van de protesten rondom de Olympische Spelen. Als de internationale gemeenschap China’s opgang niet begroet, zouden de Chinezen zich kunnen afvragen waarom China dan door haar regels gebonden zou zijn. En dus zou de regering moeten vaststellen dat de publieke opinie haar in haar buitenlands beleid weinig manoeuvreerruimte gunt. Deze vorm van opgeschroefd nationalisme heeft de Chinese regering nu en dan al gehinderd, zoals in 2001, toen een Amerikaans spionagevliegtuig boven China was neergeschoten. Toen de bemanning ten slotte werd vrijgelaten, beschuldigde het verontwaardigde Chinese publiek de regering ervan door het stof te gaan voor het Westen. Vanwege de potentieel schadelijke gevolgen van een langdurige nationalistische terugslag, begonnen de officiële Chinese media er in mei op te wijzen dat het tijd was dat mensen doorgingen met hun leven, zich concentreerden op de economische ontwikkeling en zich verre hielden van tegenprotesten en het boycotten van westerse bedrijven.

De stortvloed van kritiek die China in de aanloop naar de Olympische Spelen over zich heen heeft gekregen, heeft misschien op de korte termijn opgeleverd dat de Chinese leiders gedwongen werden ermee in te stemmen afgezanten van de dalai lama te ontmoeten, maar een echt ander Tibetbeleid of een grotere bereidheid tot binnenlandse hervormingen in de nabije toekomst is onwaarschijnlijk. Niettemin zou de huidige controverse op de duur positieve gevolgen kunnen hebben. Pekings olympische beproevingen zouden de Chinese leiders kunnen aanzetten tot een gewetensonderzoek en hun duidelijk kunnen maken dat binnenlandse stabiliteit en de verdere opgang van het land afhankelijk zijn van grotere transparantie en verantwoording en een groter engagement voor de mensenrechten. Nu al hebben enkele Chinese bloggers, intellectuelen en journalisten, zoals Wang Lixiong en Chang Ping, van de gelegenheid gebruikgemaakt om op te roepen tot minder nationalistische retoriek en meer zorgvuldige reacties op kritiek van buitenaf. De nationalistische uitbarsting heeft geleid tot de opening waar zij gebruik van konden maken om publiekelijk te vragen wat de legitimiteit is van Chinese burgers die westerse media aanvallen als hun eigen regering hun niet toestaat naar zenders als CNN en de BBC te kijken. Op dezelfde manier hebben ze de Olympische Spelen aangegrepen om de betekenis van Taiwans bloeiende democratie voor de politieke toekomst van het Chinese vasteland, de noodzaak China’s aanpak van Tibet opnieuw te bekijken en de wenselijkheid van een vrije pers aan de orde te stellen.

Wat ook de gevolgen van de Olympische Spelen van 2008 op langere termijn mogen zijn, wat er tot dusver is gebeurd vertoont weinig overeenkomst met Pekings dromen van olympische roem. Verre van zich te koesteren in de bewondering van de wereld, moet China afrekenen met intern protest en internationale afkeuring. De wereld betwijfelt steeds meer dat Peking zal overgaan tot politieke hervormingen en een verantwoordelijke wereldmacht zal worden. Het was de bedoeling dat de Olympische Spelen een eind zouden maken aan dit soort kwesties, niet dat ze nog eens allemaal opgerakeld zouden worden.

ELIZABETH C. ECONOMY IS C. V. STARR SENIOR FELLOW EN DIRECTEUR AZIëSTUDIES VAN DE RAAD VOOR BUITENLANDSE BETREKKINGEN. ADAM SEGAL IS MAURICE R. GREENBERG SENIOR FELLOW VOOR CHINASTUDIES VAN DE RAAD VOOR BUITENLANDSE BETREKKINGEN.

VERTALING: HERMAN JACOBS

door ELIZABETH C. ECONOMY EN ADAM SEGAL

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content