Een terugblik op Hongkong en het gewicht van China: een gesprek met Chris Patten.

De “Laatste Gouverneur” zal hij wellicht altijd blijven. De vriend van premier John Major, de Conservatieve partijleider die de pech had zijn zetel in het parlement te verliezen, en dan maar uitgestuurd werd om in Hongkong de klus te gaan klaren.

Zoals Chris Patten is er zelden iemand uitgescholden door het establishment in Peking. De “slang”, de “tangodanser”, de imperialist: wou hij geen democratie (niet veel, een beetje maar, om de richting aan te geven) inspuiten in het Hongkongse politieke systeem?

Op het einde, die nacht van 30 juni 1997 – twee jaar geleden bijna -, is het toch nog een melancholiek afscheid geworden. De Last Post, het wegvaren in het Royal Yacht Brittannia, en de alles doorwekende regen.

Maar op vrijdag 4 juni is het tien jaar geleden dat in Peking de tanks van het regime de beweging voor democratie van het Tiananmen-plein veegden. Dat gebeuren in 1989 zette in Hongkong een nieuw soort politiek in gang, en was zo ook het begin van de Chinese avonturen van Chris Patten. Achteraf gezien, zegt hij, vond hij het verkieslijker vijf jaar in een worsteling met de Chinese leiding door te brengen, dan het tegen het volk van Hongkong te moeten uitvechten. Achteraf gezien, zegt hij, is het niet eens zo slecht verlopen.

Chris Patten: Perfect was het niet en sommige dingen hadden beter of eerder gekund. Maar gezien de ingebouwde moeilijkheden van de hele onderneming mogen we redelijk tevreden zijn. We moesten een vrije samenleving aan een niet-vrije overleveren. Dat was onze historische verplichting. Daar zaten een hoop morele problemen aan vast, nog geen tien jaar na de val van de Berlijnse Muur en de politieke en intellectuele ineenstorting van het communisme. Met de gevoeligheden en argwaan aan de Chinese kant, wat ten dele begrijpelijk was en ten dele niet, maar wat het besturen van een der meest gesofistikeerde steden ter wereld tot een verraderlijke aangelegenheid maakte. Wederzijds bestaat de meerderheid van de bevolking in Hongkong zelf uit vluchtelingen of familie van vluchtelingen. Gevlucht voor gebeurtenissen in China. En de meerderheid van de bevolking wou meer inspraak in haar eigen zaken. Daartoe moesten we constitutionele aanpassingen invoeren, die we beloofd hadden in de Joint Declaration. Het was moeilijk, en veel mensen voorspelden catastrofes.

Maar de grootste problemen na de handover kwamen voort uit de Aziatische financiële crisis. Over het algemeen ging de rest goed, met als enige uitzondering de ontmanteling door de Chinezen van de Legco, de wetgevende vergadering. Maar dat dàt zou gebeuren wisten we, helaas. Maar de administratie is ongemoeid gebleven, de gerechtshoven eveneens, en de rechtsstaat bleef overeind. De politie is betrouwbaar en integer gebleven.

Hebben de Chinezen hun woord gehouden?

Patten: Tot op heden hebben ze in grote lijnen gedaan wat ze beloofd hadden, buiten dan het snoeien in de democratische aspiraties van het volk.

Dat hadden ze ook beloofd.

Patten: Daar hadden ze mee gedreigd ja, ondanks de toezeggingen die ze gedaan hadden in de Joint Declaration. Ze staan zeer argwanend tegenover democratische ontwikkelingen overal, niet alleen in Hongkong. En dat zal natuurlijk tot hun val bijdragen. Je kan de opkomende democratische aspiraties in China net zo min tegenhouden als het opkomen van de vloed. Maar misschien hebben Chinese leninisten op leeftijd er moeite mee om dat in te zien.

Met de jongeren, zoals premier Zhu Rongji, kan men zaken doen?

Patten: Dat was een beroemde uitspraak over Mikhail Gorbatsjov, en ik geloof niet dat de Chinese leiders in de rij staan om met Gorbatsjov vergeleken te worden. Ook Zhu Rongji niet. Zhu is geen crypto-liberaal, maar hij is duidelijk een zeer bekwaam bestuurder en de drijvende kracht achter de economische hervormingen in China. Daar is de afgelopen paar jaar minder van terechtgekomen dan beloofd was. De hervorming van de staatsbedrijven en de handelsbanken lijkt vastgelopen vanwege de politieke consequenties: werkloosheid en economische offers op een moment dat de regering veel moreel gezag verloren heeft. Ik vermoed zelf dat een van de redenen waarom Zhu zo graag een akkoord bereikt had inzake de World Trade Organisation – wat voor alle partijen welkom zou zijn geweest – was dat dat een externe impuls aan dat hervormingsprogramma kon hebben gegeven, naast het mogelijk maken van directe buitenlandse investeringen.

Dus, waarschijnlijk kan men met Zhu zakendoen – tot op zekere hoogte. Toch denk ik dat de zakelijke relatie met China minder afhangt van het gedrag van de Chinezen dan wel van het gedrag van de westerlingen. Jonathan Spence, de sinoloog-historicus, beschrijft in zijn nieuwe boek over de relaties tussen China en het Westen hoe westerlingen zich vernederden voor Chinese leiders, en hoe zeker de Tsjing-keizers daaruit besloten dat hun eigen houding tegenover het Westen niet meer dan redelijk was. Zodat het Westen, door China te behandelen op een manier zoals het niemand anders zou behandelen, de Chinezen aanmoedigde om zich te blijven gedragen op een manier die uiteindelijk niet in hun voordeel was.

Kijk, de Chinezen hebben opmerkelijke toegevingen gedaan in de onderhandelingen over de WTO. Maar het probleem was de politieke atmosfeer in Washington. En waar komt die vandaan? Die is het resultaat van het Chinese gedrag in de afgelopen twee, drie jaar. En dat gedrag komt uit de Chinese idee dat ze inzake mensenrechten, of Taiwan, of Tibet, zeer harde standpunten kunnen aanhouden zonder daarvoor de prijs te moeten betalen. Een houding die zelf voortkwam uit het feit dat men tegen China te toegeeflijk geweest was. Ik heb altijd gevonden dat wij eerst en vooral China op dezelfde manier moeten behandelen als alle anderen, ten tweede een scheiding moeten maken tussen handel en andere onderwerpen, en dat wij onszelf niet mogen verminderen door onze normen te verlagen zoals wij dat met China doen in kwesties als mensenrechten en Tibet en Taiwan.

Hoe kunnen de Chinezen ons of onze regeringen ernstig nemen als wij met mensenrechten aankomen, als zij weten dat tegelijk onze firma’s en zakenlieden aan de deur staan aan te schuiven op zoek naar contracten? Om maar niet te spreken van andere Europese regeringen?

Patten: Maar wij doen de hele tijd alsof dat impliciete Chinese dreigement, dat er een verband is tussen zaken en politiek, wààr was. Sinds Marco Polo al maakt het Westen zich wijs dat je maar de politieke sleutel op de Chinese affectie moet vinden om toegang te krijgen tot een immense schatkist van handelsmogelijkheden. Dat is nog nooit waar geweest, maar naïeve westerse zakenlui doen naïeve westerse politici geloven dat het wèl zo is.

In feite gelooft u niet zo in die economische, politieke reus China?

Patten: China is geen economische reus. De Chinese economie is kleiner dan de Franse, de Britse, de Italiaanse. Ze is ongeveer half zo groot als de Duitse. Een zevende tot een achtste van die van de VS. Misschien dat het ooit nog een economische reus wordt. Maar zelfs àls de Chinese groeicijfers die wij lezen écht waren, en zelfs àls ze ononderbroken zo zouden blijven in de komende 25 jaar, zou het Chinese bnp per hoofd van de bevolking nog lager liggen dan dat van Portugal.

Er bestaat maar één echt grote economie in Azië, en dat is Japan. Dat vertegenwoordigt twee derde van de Aziatische economie. Het Aziatische herstel hangt in cruciale mate af van wat er in Japan gebeurt. Niet van wat er in China gebeurt. Het is waar dat de Chinese devaluatie van 1994 een van de gebeurtenissen was die uiteindelijk de financiële problemen in Azië teweegbrachten. En het is ook waar dat als de Chinezen wèèr zouden devalueren, dat zou leiden tot een nieuwe ronde van devaluaties. Wat heel slecht zou zijn, niet in het minst voor China zelf.

In de VS hoort men wel dat China niet belangrijk genoeg meer is om er nog zoveel aandacht aan te schenken.

Patten: Ik meen dat China al overdreven veel aandacht gekregen heeft, vergeleken met bijvoorbeeld India en Japan. Als we aan die laatste twee een tiende van de aandacht geschonken hadden die China van ons kreeg, was dat voor iedereen veel beter geweest. Zeker moeten wij trachten een verstandige werkrelatie met China op te bouwen, en proberen China in de WTO te krijgen. Maar ik geloof niet dat wij door China geobsedeerd moeten zijn, achter China moeten aanlopen en proberen elke Chinese gril of stemming te begrijpen, of de Chinezen gunstig te stemmen. Ik vind dat onzin.

Er zijn ook een paar diplomatieke warwinkels met een speciale Chinese slag. Neem Taiwan. Ik heb geen speciale band met Taiwan, het had een heel autoritair regime tot tien jaar geleden. Maar Taiwan is nu een vrije maatschappij. Een ruwe, lawaaierige, woelige democratie. De politiek daarover is lang eenvoudig geweest. Het Westen heeft aanvaard, net als de meerderheid van de Taiwanese politici, dat onafhankelijkheid voor Taiwan niet op het programma staat. Tegelijk is er, aan de Chinese kant, een stilzwijgende afspraak geweest dat hereniging met geweld ook niet kan. Maar recentelijk zijn de Chinezen aan het proberen geweest de staat van zaken te wijzigen. Ze hebben 150 ballistische raketten opgesteld aan de Straat van Taiwan, en volgens rapporten van de inlichtingendiensten willen ze er 650 opstellen. Wat moeten we daar dan van zeggen? We moeten het ze duidelijk maken dat het onbestaanbaar is dat het Westen werkloos zou toezien hoe twintig miljoen mensen in een democratie gedwongen werden hun vrijheid op te geven. Dat gebeurt gewoon niet. Hereniging kan alleen als er in China politieke veranderingen komen. U en ik weten dat, maar waarom zegt men dat nooit tegen de Chinese leiding? Wij geven hen de indruk dat ze kunnen voortgaan met het opdrijven van hun intimidatie. Daar komen onnodige politieke problemen van.

Een andere kwestie die we slecht behandeld hebben, is die van de mensenrechten. De Chinese houding op dat punt is duidelijk aan het verslechteren. En het Westen heeft daarover zijn handen gewassen. Dus kan Wei Jingsheng zeggen dat de Chinese positie inzake de universele geldigheid van de mensenrechten niet veranderd is, maar dat de positie van de westerse regering nu meer op die van de Chinese regering begint te lijken. Iedereen heeft het maar over ethische buitenlandse politiek. Wel, dan is China een goede plek om daarmee te beginnen. Of mogen we alleen ethisch zijn betreffende kleine landen? Het is gemakkelijk rechtuit en moedig te zijn over Birma. Dat kan iedereen. Maar China is wel een stuk belangrijker.

Toch is daar een dilemma. U citeert Conor Cruise O’Brien die zegt: als de Chinezen beslissen met tanks Hongkong binnen te rijden, hoe kan je ze tegenhouden?

Patten: Wel, Conor Cruise O’Brien zou je een slimme domoor kunnen noemen, die zijn argumenten tot absurde uiteinden doortrekt. Zo hadden wij ook heel goed kunnen zeggen: aan het sovjetimperium kunnen wij toch niets doen; als ze tanks naar Duitsland, Hongarije of Tsjecho-Slovakije willen sturen, dan moeten we dat maar aanvaarden.

Maar toegepast op uw actie voor democratie in Hongkong, met die heel vage Basic Law.

Patten: De Basic Law was geen overeenkomst met China. Die overeenkomst was de Joint Declaration. Ik vond het absurd dat wij ons zouden moeten oriënteren op wat China van zins was na 1997. Het was veel zinniger dat de Chinezen hun voorzieningen zouden afstemmen op wat Hongkong in 1997 was. Dat is te zeggen, als wij Hongkong bestuurden zoals in de Joint Declaration voorzien was. Ik vond niet dat dat dilemma van Conor Cruise O’Brien zozeer van toepassing was. Maar Hongkong moest bestuurd worden en dat was een heel praktische affaire. Was Hongkong politiek stabiel van 1992 tot 1997? Jazeker. Zou dat zo gebleven zijn als ik bij aankomst gezegd had: vergeet die democratie maar, wat we daarover gezegd hebben in de Joint Declaration was maar een grapje? Dan zou ik een geweldig applaus gekregen hebben uit het Politbureau, en ik zou mijn vijf jaar doorgebracht hebben in één ononderbroken gevecht met de mensen van Hongkong. Dat zou politiek destabiliserend gewerkt hebben in Hongkong, het zou Hongkong hier in Londen tot een politiek superprobleem gemaakt hebben. En het zou Groot-Brittannië internationaal ten schande gemaakt hebben.

Dus, voor mij ging het er niet alleen om moreel juist te handelen, ik moest ook politiek verstandig te werk gaan. De Chinezen hadden altijd een succesvol Hongkong nodig. Wel, Hongkong is gegroeid in mijn vijf jaar, met 25 procent in reële termen. Het was een ongelooflijk voorspoedige periode. Bijgevolg is de notie, dat die politieke rellen met China slecht waren voor de zaken of voor het bestuur van Hongkong, waanzin.

Is het onbelangrijk dat zowel Martin Lee en Jimmy Lai als uzelf katholieken zijn? Is daar een samenzwering in de kathedraal geweest?

Patten: Nee, het was geen “Opus Dei-connectie”, of een soort katholieke samenzwering. Maar het is wel waar dat veel prominente figuren in het openbaar leven in Hongkong katholiek zijn. Dat komt ten dele door de katholieke traditie in het onderwijs, en ten dele waarschijnlijk door persoonlijk engagement. Er zijn waarschijnlijk een kwartmiljoen Chinese katholieken en die spelen een heel actieve rol in de administratie, in de politiek en meer algemeen in het openbaar leven.

U citeert Lee Kuan Yew, de bedenker van de “Aziatische Waarden”.

Patten: Hij heeft een buitengewone bijdrage geleverd tot de ontwikkeling van Singapore. Dat zal zijn nalatenschap zijn. Maar politiek ben ik het met hem niet eens – en hij niet met mij. Hij is heel intelligent, maar hij vergist zich inzake die Aziatische Waarden. Het is interessant om zien hoe hij nu probeert afstand te nemen van die discussie. Maar hij heeft in interviews duidelijk genoeg gezegd wat hij bedoelde, en zijn argument is verkeerd op een aantal punten. Ik vind het uiterst paternalistisch te beweren dat Aziaten minder geven om vrijheid en burgerlijke vrijheden dan wij allemaal. Anwar Ibrahim deed opmerken dat de generatie van zijn vader tegen de generatie van onze vaders gevochten had voor vrijheid en democratie en onafhankelijkheid toen onze landen koloniale mogendheden waren. De argumentatie van de Aziatische Waarden veronderstelt dat er in Azië een soort gelijkvormigheid heerst, waarvan een zenboeddhist in Japan, een moslim in Maleisië, een hindoe in Bali, een maoïst of een taoïst in China en een katholiek in de Filipijnen zouden opkijken. Waar is de gelijkvormigheid in de ruzie tussen Dr. Mahathir Mohammad en Anwar Ibrahim? Of die tegelijk Aung San Suu Chi en Lee Kuan Yew verklaart? Het is een domme argumentatie en het verbaast me dat een zo intelligente man als Lee Kuan Yew daar ooit aan meegedaan heeft.

Dr. Mahathir en Anwar Ibrahim zijn het er ook niet meer over eens.

Patten: Dr. Mahathir is een grove dwingeland, en de manier waarop Anwar Ibrahim behandeld wordt – een pantomime, een showproces -, is een schande en zou zonder meer veroordeeld moeten worden door de westerse leiders. Anwar Ibrahim staat voor veel van de beste kanten in Maleisië en in Azië in het algemeen.

In uw boek geeft u voorbeelden van de vreselijke aversie voor democratie die deze lieden koesteren.

Patten: Dat is toch precies hetzelfde als wat alle autocraten denken: die willen hun macht niet verliezen. President Suharto wou geen eerlijke verkiezingen omdat hij wou dat zijn familie en zijn gabbers aan de macht bleven. Maar overal in de wereld zie je dat, als de bevolking het beter krijgt, en beter opgeleid wordt, ze ook een grotere zeg in het beheer van de zaken wil. En die historische zucht naar vrijheid wordt dezer dagen krachtiger gemaakt door de technologie. Faxen, internet, enzovoort.

De crash heeft Azië ook goeds gebracht. Hij heeft de Aziaten niet afgekeerd van de vrije markt en de liberale economie, maar ze wèl meer en meer doen erkennen dat er iets te zeggen is voor politieke hervormingen die de economie ruggensteun geven. Dat is in Zuid-Korea en in Thailand gebeurd. Of het in Indonesië gebeurt, zal in hoge mate afhangen van de resultaten van de verkiezingen daar, deze zomer.

U lijkt nogal optimistisch over de economische toekomst van Azië.

Patten: Dat ben ik ook. Ik heb nooit in een Aziatisch economisch mirakel geloofd, hoewel het opmerkelijk was wat daar gebeurde. Maar nu ga ik het ook niet afschrijven. Het is ook een goed teken in Azië dat totnogtoe alleen slechte regeringen gevallen zijn. De goede regeringen hebben het overleefd, en er zijn een paar goede regeringen aangesteld, bijvoorbeeld in Zuid-Korea en in Thailand.

Wat voor werk doet u nu in Noord-Ierland?

Patten: Een van de problemen die de ondertekenaars van het Goede-Vrijdagakkoord niet opgelost kregen, was dat van de politie in Noord-Ierland. Daarom richtten ze een onafhankelijke commissie op die voorstellen moest formuleren voor de toekomst van die politie. En ik wou die wel voorzitten. Dat is een vreselijk gevoelig probleem, dat voor de twee gemeenschappen centraal ligt voor hun gevoel van eigen identiteit én van veiligheid. Dus, ons werk is moeilijk. We zijn nu ongeveer tien maanden aan het werk. We hebben een veertigtal publieke vergaderingen belegd in heel de provincie, in al die kleine dorpen, en in enkele stadjes en steden – wat een onderdeel is van het herdemocratiseringsproces in Noord-Ierland -, daar zijn meer dan tienduizend mensen naartoe gekomen. Soms is het er verhit en passioneel toegegaan, maar ze hebben plaatsgevonden.

Kan men dat vergelijken met een soort Waarheidscommissie op zijn Zuid-Afrikaans?

Patten: Tot op zekere hoogte werden we zo behandeld. Maar dat was eigenlijk onze rol niet. Onze taak is het formuleren van praktische voorstellen voor politiewerk, met aandacht voor mensenrechten, in de lijn die in de landen van de Raad van Europa ontwikkeld wordt.

Het vredesproces is ook weer in moeilijkheden geraakt.

Patten: Ja. Maar dat zou u niet moeten verbazen. Douglas Hurd zei ooit dat Noord-Ierland een soort Grand National-race was, maar dan zonder aankomstmeet: telkens als je denkt dat je over de laatste en hoogste hindernis geraakt bent, is er een andere. We hebben hier te maken met eeuwen van wantrouwen en haat tussen gemeenschappen. Op een van die openbare vergaderingen, na mijn toespraak over verzoening en helen van wonden en hoop, stond een klein vrouwtje op achterin de zaal. Ze zei: jaja meneer Patten, ik ben het in theorie wel met u eens, maar voor sommigen onder ons is het heel moeilijk. Voor mij bijvoorbeeld is het moeilijk omdat die man daar mijn zoon vermoord heeft.

Voor de herfst moet uw rapport binnen. Dan is dit werk voor u gedaan. Kranten noemen uw naam als toekomstig Commissaris in de Europese Commissie. U schrijft ook: een politicus wordt zonder veel vooropzeg van één job naar een andere gestuurd, moet van alles verstand hebben. Een beetje als een kunstenaar.

Patten: Ja. Eén dag sta je de Pieta uit de steen te hakken, de volgende dag vragen ze je de plafonds van de Sixtijnse Kapel te beschilderen. Maar ik doe geen plafonds. (lacht)

Maar over Europa heb ik wel mijn idee. Over de ontwikkeling van de Unie, en zeker over de uitbreiding. Alles wat in de Balkan gebeurt, is een demonstratie van het belang van de uitbreiding; strategisch en politiek evengoed als ethisch. Ook al zal die uitbreiding offers vragen. Mij treft het verschil in onze aanpak van de voormalige fascistische landen in Europa – Spanje en Portugal en Griekenland -, waar alles snel en genereus ging om ze te onthalen en ze in de democratische structuren van Europa onder te brengen, met de veel minder snelle aanpak van de landen van het Warschaupact.Dat was een grote vergissing. We kunnen beter nu financiële en commerciële of-fers brengen dan morgen te betalen inbloed.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content