Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

De wereldhandel in landbouwproducten is nog lang niet vrijgemaakt, de landbouwsubsidies blijven voortbestaan en we blijven kampen met overschotten. En dán zeggen granengiganten als het Amerikaanse Cargill: de productiviteit moet toenemen. Guillaume Bastiaens, ondervoorzitter van Cargill, over de vleesconsumptie, de bevolkingsgroei en de toekomst van onze voeding.

‘Tegen 2050 zouden we met 9 miljard zijn – vergeleken met vandaag is dat ongeveer een derde méér. Tegen 2010 zijn we al bijna met 7 miljard. Waar gaan we al het voedsel voor die massa mensen vandaan halen?’, vraagt Guillaume Bastiaens. Hij is Belg en vice-voorzitter van het Amerikaans graanverwerkend bedrijf Cargill. ‘Niet in Europa of in Amerika zal de bevolking in grote mate toenemen. De grote explosie doet zich voor in Azië. Als de landbouw wereldwijd tegen dan geen groter evenwicht heeft bereikt, staan we voor een regelrecht voedselprobleem.’

Niet alleen de bevolking zal toenemen in Azië. ‘Ook de lonen in diverse Aziatische landen nemen spectaculair toe. Tussen 1980 en 2000 steeg het gemiddelde inkomen van een Zuid-Koreaan van 2500 tot 11.000 dollar per jaar. Een inkomensstijging gaat doorgaans gepaard met een wijziging in de voeding. Wie meer verdient, eet meer vlees. Maar meer vlees betekent meer granen. Eén kilogram vlees stemt in theorie overeen met 3,5 tot 4 kilogram graan – of vier keer meer graan. En waar gaan we dát vandaan halen, als je weet dat bijna alle landbouwgronden in de westerse wereld nu al zijn ingenomen? Er ligt nog amper tien procent van de bruikbare gronden vrij. En dat zijn zeker niet de meest vruchtbare.’

Voor veel landbouwdeskundigen blijven overschotten een probleem. U voorziet dat we in de toekomst meer graan zullen nodig hebben en we dus nog méér moeten produceren?

GUILLAUME BASTIAENS: Overschotten stapelen zich niet op. Het ene jaar is er een overschot aan tarwe. Men teelt er minder het jaar nadien, en dan is er misschien een overschot aan maïs. Dat komt omdat er zich voortdurend schommelingen voordoen in het klimaat en er in de wereldwijde agrarische handel nog steeds geen evenwicht bereikt is.

Als we op dezelfde manier zouden voort werken, riskeren we met de bevolkingsgroei die ons te wachten staat veeleer een tekort. De technologie zal ons uiteraard wel de nodige nieuwe technieken aanreiken om dat scenario te voorkomen, maar we moeten in de eerste plaats naar een ander beheer. Het aantal extra landbouwgronden is beperkt, en dus moet de landbouwactiviteit efficiënter worden.

In Amerika, Brazilië en Argentinië doen boeren vandaag al aan wat men noemt precision farming – precisielandbouw. Ze bestuderen de ondergrond van hun terrein aan de hand van een hele reeks grondmonsters. De gegevens slaan ze op in een databank. Wanneer ze met hun tractor of hun bemestingsmachine over hun akkers rijden, krijgt die de gegevens via een satelliet doorgestuurd. Op elke plek waar de tractor zich bevindt, krijgt hij via de computer informatie over hoeveel stikstof of fosfaat de grond bevat. Zo krijgt de machine indicaties over welke stoffen ze in welke dosis en op welke plaats precies moet uitstrooien. Dat heeft tal van voordelen: de boer bespaart op zijn meststoffen doordat hij geen gram te veel bemest, de grondverontreiniging is tot een minimum beperkt, en de rentabiliteit van de grond is quasi honderd procent.

Vandaag is het nog een dure techniek, die grootschaligheid vereist en vooral op de immense akkers van zowel Noord- als Zuid-Amerika wordt ingezet. In sommige regio’s gaat men zelfs nog een stap verder. Daar wordt op dezelfde dag, op hetzelfde moment zelfs en op dezelfde akker geoogst en gezaaid. Een rij tractoren rijdt voorop om te oogsten. Enkele tientallen meter achterop volgen tractoren die zaaien. Vergelijk het met de aanplanting van onze wintertarwe, maar dan op een veel grotere schaal en binnen een veel korter tijdsbestek.

Waar zouden dergelijke projecten in de toekomst nog moeten worden toegepast?

BASTIAENS: China is voor ons in dat opzicht de grootste uitdaging. Het land telt nu al 1,3 miljard mensen en de inkomsten stegen er met gemiddeld acht procent de jongste tien jaar. Ook daar zal zich een verschuiving naar meer vlees en hoogwaardige producten in de voeding doorzetten. Zij zullen de nieuwe landbouwtechnologieën meer dan nodig hebben.

Is China ook het land waar jullie de jongste tijd het meest geïnvesteerd hebben?

BASTIAENS: China staat op onze prioriteitenlijst. Maar de afgelopen tien jaar hebben we ons ook geconcentreerd op Oost-Europa en Rusland, wat ooit de graanschuur van Europa was. In Oekraïne, een van de allervruchtbaarste gebieden ter wereld, hebben we als eerste buitenlandse investeerder een productie- en verwerkingssite voor zonnebloemen opgezet. Ook in Turkije hebben we de jongste tijd geïnvesteerd.

Door de economische evolutie en de groeiende complexiteit van de voedselketen – Braziliaans sojameel gaat naar Thailand waar er kippen van gekweekt worden die als afgewerkt product naar het Verenigd Koninkrijk vertrekken – wordt de traceerbaarheid van voedsel enorm belangrijk. Dat is noodzakelijk om snel en correctief te kunnen optreden, als er zich problemen voordoen.

Hoe kan men voedselveiligheid garanderen als de keten grensoverschrijdend is en bijgevolg almaar ondoorzichtiger wordt?

BASTIAENS: Dat is een bijzonder moeilijke zaak. In de eerste plaats zou de controle moeten worden uitgevoerd door een onafhankelijke instantie in het land waar de productie plaatsvindt. Vervolgens zou er op Europees vlak onderzoek moeten worden uitgevoerd. De Europese instantie zou dan op haar beurt met de Amerikaanse moeten samenwerken. Zo zou de globale controle moeten kunnen worden verzekerd. Maar dat is geen vanzelfsprekende taak.

In elk geval is het zo dat mensen steeds bereid zullen zijn om te betalen voor de veiligheid. Omgekeerd zullen leveranciers die kunnen garanderen dat ze veilig voedsel leveren, er ook voor vergoed worden.

Voedselveiligheid wordt wereldwijd steeds belangrijker?

BASTIAENS: Inderdaad. Hoe het eindproduct er in de toekomst ook zal uitzien, of het nu om frozen noodles, een op maat gemaakte burger of een bereid voedselpakketje van 850 calorieën gaat, op veiligheid en op kwaliteit zal de consument niet willen inleveren. Wat op ons bord ligt – en dat zal in de toekomst voor het hele gezin verschillend zijn – zal al een hele cyclus hebben doorlopen. Met aan het begin van de keten graan van de ene uithoek van de wereld, aan het eind een luchtledig verpakte maaltijd van de andere uithoek. Om een systeem van traceerbaarheid op te zetten, zullen landen en bedrijven moeten samenwerken. Wat voedselveiligheid betreft, staan we pas aan het begin van een heel proces.

Ook de hele discussie rond genetisch gewijzigd voedsel draaide om voedselveiligheid.

BASTIAENS: Genetisch gewijzigde organismen (ggo’s) zijn voor mij geen kwestie van voedselveiligheid. Uit onderzoek is gebleken dat ze veilig zijn. Ik betreur dat het probleem zo lang aansleept en een dergelijke proportie heeft aangenomen. Maar beide partijen hebben er van bij het begin nooit duidelijk genoeg over gecommuniceerd. De jongste twee jaar stel ik vast dat er dan toch vooruitgang geboekt is. De discussie situeert zich al minder in de politieke sfeer dan bij de aanvang. Vandaag is het vooral een kwestie van labeling. Nu de focus vooral ligt op het wettelijke en het wetenschappelijke vlak, zullen de besprekingen een andere dimensie krijgen en zal het onderwerp geleidelijk aan minder onder de aandacht komen.

Er was ook nog een ander aspect: derdewereldlanden bevroren hele ladingen ggo’s vanuit Amerika of stuurden ze gewoon terug.

BASTIAENS: Kijk, Amerika en de Europese Unie tellen samen tien procent van de wereldbevolking. De overige negentig procent zit verspreid over de wereld. Toch vinden wij dat we moeten bepalen wat goed is voor de wereld, en dat kan gevaarlijk zijn. De hele heisa rond de veiligheid van ggo’s heeft ertoe geleid dat Afrikaanse landen, die hun voeding meer dan nodig hebben, inderdaad verschillende ladingen geweigerd hebben. Ik weet, er zit een politiek tintje aan het hele verhaal. Men vreest dat de boeren de zaden zouden verder verplanten en exporteren. Ik wil geen rechter spelen, maar landen als de VS en de EU moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. Vandaag leven 600 miljoen mensen beneden de armoedegrens. Als we veilig voedsel beschikbaar hebben, moeten we voorzichtig zijn om te bepalen wat goed voor hen is, en wat niet.

Landbouw is een jarenoude twistappel tussen Amerika en Europa, die al meermaals als pasmunt is gebruikt. Op de top van de Wereldhandelsorganisatie in Cancún (Mexico) volgende week staat het thema bovenaan de agenda. Wat verwacht u van die onderhandelingen?

BASTIAENS: Een open wereldhandel in landbouwproducten is essentieel voor de toekomst van de landbouw, en dus zou een doorbraak lovenswaardig zijn. Maar ik vrees dat het toch langer zal aanslepen dan men aanvankelijk had gedacht.

Kan de landbouw in de huidige omstandigheden zonder subsidies?

BASTIAENS: Je zou het je inderdaad wel gaan afvragen. Amerika en Europa spenderen niet minder dan 200 miljard dollar aan landbouwsteun – gigantische bedragen die nuttiger gespendeerd kunnen worden. Zolang de problemen niet structureel worden aangepakt, zullen landen blijven produceren waar het niet nodig is. En dan moet de export weer gesubsidieerd worden, omdat ze hun producten anders niet kwijtraken. Ze zijn niet competitief of kampen met overschotten, omdat ze niet aan de nodige kwaliteitsvereisten voldoen.

Voor de Afrikaanse landen ligt het dan weer anders. Daar moeten we helpen om een infrastructuur op te zetten, zodat ze de producten die ze op de markt willen brengen, kunnen vervoeren. Zo niet zal de vrijmaking van de handel niet veel uithalen.

Zijn alle landen wel klaar voor een vrijmaking? China werd bijvoorbeeld pas vrij recentelijk lid van de Wereldhandelsorganisatie en zou niet voorbereid zijn op de concurrentiestrijd. Zonder steun moet je meteen competitief zijn.

BASTIAENS: Ik ben het er volledig mee eens dat de steun niet volledig mag worden geschrapt. Er zullen altijd boeren zijn die door omstandigheden, zoals een slechte oogst, een zekere vorm van steun nodig hebben. Maar dat moet absoluut beperkt blijven. Ik denk trouwens dat Amerika en Europa vandaag veeleer de gronden dan de gewassen aan het subsidiëren zijn. Als je de kostprijs van graan bekijkt, zonder de landkosten, dan zie je pas voor welk aandeel de grondprijs verantwoordelijk is in bepaalde landen.

Duitsland bijvoorbeeld werkt op het vlak van de landbouw vrij efficiënt, en heeft per hectare hoge opbrengsten. De directe kosten liggen laag, maar de grondprijzen zijn hoog. Met als gevolg dat ook de graankosten hoog liggen. Dat is ook zo voor Amerika en het Verenigd Koninkrijk. Argentinië en Oekraïne hebben goedkopere landbouwgronden, waardoor ze competitiever zijn. Als je weet dat de landbouwprijzen nog steeds voor 40 procent bestaan uit subsidies, terwijl die voor industriële producten zoals staal de jongste vijftig jaar gedaald zijn van 40 tot 4 procent, kan je je afvragen waar we mee bezig zijn.

Op het vlak van de landbouwsubsidies is vooral Frankrijk altijd een grote dwarsligger geweest. De Fransen stelden zich ook onvermurwbaar op tijdens de Irak-crisis. Net erna was u op bezoek in het Elysée, in het gezelschap van president Chirac, premier Raffarin en minister van Buitenlandse Zaken Dominique de Villepin, naar verluidt om de plooien glad te strijken.

BASTIAENS: Ik was er als lid van de Frans-Amerikaanse business council. Die vergadert één tot twee keer per jaar. Politieke thema’s staan er niet meteen op de agenda. Bedrijfsleiders houden zich niet bezig met politiek. Maar aangezien internationale relaties repercussies hebben op de zakenwereld, zijn dergelijke bijeenkomsten van het grootste belang. Tijdens de Irak-crisis wist op een bepaald moment bijvoorbeeld niemand hoe lang de stroeve relaties tussen Frankrijk en Amerika zouden aanslepen. Dan is het van belang te meten hoe de zaken staan.

Ik pleit er dan ook voor dat er in de toekomst meer dergelijke netwerken zouden ontstaan, precies omdat de industrieën hoe langer hoe meer wereldwijd zullen samenwerken. Ook België zou zich daar trouwens nauwer moeten bij aansluiten, maar voor de kleinere landen is dat wellicht soms minder evident.

Maar de netwerken bestaan en ze functioneren. Zo heeft ook Rusland met Amerika een business council, waar ik deel van uitmaak. Maar ik herhaal, wij hebben daar geen politieke agenda. We blijven bij onze basisactiviteit, het bedrijf. Dat biedt ons de mogelijkheid aanwezig te zijn in landen waar het niet altijd rustig is op het politieke vlak, zoals Venezuela, Argentinië, Ivoorkust. Soms kunnen we in bepaalde landen niet investeren, omdat het risico te groot is. Maar er liggen nog tal van mogelijkheden open zowel voor de bedrijven als voor het onderzoek. Ik vind dat het onze plicht is om die met beide handen aan te pakken.

Ingrid Van Daele

‘Een rij tractoren rijdt voorop om te oogsten. Enkele tientallen meter achterop volgen tractoren die zaaien.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content