Bijna dertig jaar na zijn dood prijkt Che Guevara nog altijd op pos- ters en siert zijn kop de T-shirts van jongeren. Zo krijgt de legen- de van de Don Quichote van de revolutie altijd weer nieuw leven.

DE officiële biografie houdt het eenvoudig. Ernesto Guevara de la Serna. Geboren op 14 juni 1928 in Rosario, Argentinië. Oudste van vijf kinderen uit een gezin van Spaans-Ierse afkomst. Medicijnenstudie en gediplomeerd arts in 1953. Medestrijder van de Cubaanse revolutie. Regeringsfuncties in het communistische Cuba tot april 1965. Op 8 oktober 1967 in La Higuera (Bolivië) gevangen genomen en op 9 oktober gestorven in Vallegrande (Bolivië). Officiële doodsoorzaak : kogelwonden.

Zoals wel vaker, zwakt de biografie de werkelijkheid af. In die twee jaar tussen 1965 als hij alle functies in Cuba opzegt en zijn dood in een Boliviaans boerendorp, werd uit een leven een legende gevormd. Dat de Boliviaanse militairen die hem gevangen namen, alles in het werk stelden om zijn lijk spoorloos te doen verdwijnen, blijkt achteraf een van hun grootste vergissingen. Een betere dienst konden ze de legende van Ernesto ?Che? Guevara niet bewijzen. De onvindbaarheid van zijn graf heeft de mythe nog verder opgeblazen.

?De meest perfecte mens van onze tijd,? noemde de Franse filosoof Jean-Paul Sartre hem ; het meest bekende T-shirt-gezicht, de meest verkochte posterheld, de krijgszuchtige dokter, de astmatische revolutionair, de dromerige Comandante, de minister die zich verveelde, de vreemde communist. Veel van Che is nog altijd spoorloos.

Maar niet de hele Che. Een van zijn haarlokken is in het bezit van de nu 56-jarige Dora Cardenas. Haar hele leven al woont ze in het dorp Vallegrande. Ze heeft hém gekend. Ze bewaart de zwarte lok met een roodachtige schijn als de zon erop zit en een dollarbiljet in een plastic zakje. De lok knipte ze uit het lange haar van Che Guevara, toen hij hulpeloos op de grond lag. En het geld peuterde ze uit de zak van zijn bebloede hemd.

De journalist Victor Zannier weet waar zijn handen zich bevinden. Hij heeft ze zelf in oktober 1969 in een bruine valies gestoken en ze via Parijs, Rome, Praag, Moskou, Algiers en de Bahamas naar Havana gebracht.

Waar de rest van Guevara begraven ligt, weten maar een paar mensen. En die zwijgen. Behalve Mario Vargas Salinas. Hij beweert dat hij Guevara in oktober 1967 in Vallegrande heeft begraven ; op bevel van de generaals. In december 1995 lokte hij journalisten en andere nieuwsgierigen naar dat dorp in de Boliviaanse Andes met de belofte hen de begraafplaats van Che te tonen.

Vargas kwam zijn belofte niet na. Hij herinnerde zich ineens niet meer precies waar hij de guerrillero in de grond heeft gestopt en kon de wereldpers en de lijkenjagers de juiste plek niet tonen. Dat bleek ook niet noodzakelijk. Boliviaanse soldaten, Cubaanse archeologen en Argentijnse pathologen ploegden de plek op 45 verschillende plaatsen om. Ze vonden veel oud roest, vier dode guerrillero’s en veel beenderen. Maar geen Che Guevara.

Volgens Vargas ligt hij onder de landingsbaan van de kleine luchthaven in Vallegrande. Die zandstrook ziet er nu uit alsof er een goldrush voorbij raasde.

Maar Vargas weet niets, moppert Dora Cardenas. Hij is een dronkaard, een pochhals, een praatjesmaker. Wat zou hij trouwens weten ? Hij was toen een gewone, onopvallende soldaat. Klein grut, veel te onbetekenend om de grote Ernesto Che Guevara ook maar te mogen aanraken.

Kan zijn. Maar als Vargas het niet weet, wie weet dan wél waar Che begraven ligt ?

De generaals. Zij stonden in die oktobermaand 1967 rond het halfnaakte lijk van Che. Ze waren speciaal uit La Paz en Santa Cruz overgevlogen om zeker te zijn dat de dode echt Che was. Om zeker te zijn dat Che echt dood was.

HET BEBLOEDE HEMD.

In de wasserij van het ziekenhuis hadden ze Che Guevara opgebaard. Ze wilden de hele wereld tonen dat het hier was, dat hij aan zijn einde kwam. De journalisten liepen langs het lijk. Ze bekeken het spook van de revolutie met nieuwsgierige ogen. Ook de vrouwen van het dorp passeerden en mochten de dode aanraken. Ze knipten lokken uit zijn lange haar en wisten eigenlijk niet goed waarom ze dat deden. Omdat de dode revolutionair leek op de Jezus van de schilderijen in de kerk ? Omdat zijn ogen niet gesloten waren en hen aankeken alsof hij nog leefde en nooit sterven zou ? Omdat ze een souvenir wilden van een wereldgebeurtenis in hun door iedereen vergeten dorp ? Waarom ? Dát weten ze niet, nog altijd niet. Neen, ze hebben niet om hem geweend. Eigenlijk waren ze blij dat de leider van de gewapende bandieten dood was. Zo kon de vrede terugkeren in en rond hun dorp. Maar vergeten zijn ze hem niet.

Dora Cardenas had ook zijn bebloede hemd meegenomen ; dat lag in een hoek van de wasserij. Maar ’s nachts om drie uur bonsden de soldaten op haar deur. De dokter van het ziekenhuis kwam het hemd terughalen.

De cultus rond Che was toen al op gang gekomen. De boeren die hem verraden hadden, de soldaten die hem doodgeschoten hadden : ze vochten om zijn pijpen, zijn veters, zijn sokken. Grote uitgeverijen in New York en Parijs boden 200.000, dan 300.000 en dan zelfs 400.000 dollar voor het dagboek dat in zijn rugzak gevonden was. In Hollywood lieten alle zwartharige acteurs een snor en een baard groeien. Maar alleen Omar Sharif mocht de grote terrorist spelen.

In Vallegrande noemen ze Che sindsdien Fray Ernesto de la Higuera, naar de streek waar hij gevangen werd. Zijn foto hangt in veel hutten vlak naast het kruis. Dora Cardenas spreekt vaak tegen de haarlok, soms teder, soms ernstig. Ze gelooft in Che en de kracht van het haar omdat het ?prachtig moet zijn voor een ideaal te sterven?.

Ook de 34-jarige boerin Virgilia Cabrita gelooft in de kracht van die haarlokken. Als haar geiten verloren gelopen zijn, als de hagel de oogst dreigt te vernielen of de zoveelste epidemie haar dorp treft ; dan bidt de boerin tot Che. Ook bij de geboorte van elk van haar vier kinderen heeft ze hem om hulp gevraagd. En zie, ze baarde vier gezonde, normale kinderen. Goede kinderen. Terwijl haar man een dronken lapzwans is en zij een dwerg. Maar ze heeft Che dan ook gekend. Ze is een van de laatsten met wie hij gesproken heeft toen hij nog vrij was. Dat was op de dag voor ze hem te pakken kregen. Hij gaf haar grootmoeder toen vijftig pesos, in de hoop dat ze de ontredderde, verdwaalde guerrillero’s niet aan de soldaten zou verraden.

In zijn dagboek schreef Che die dag dat ?we ondanks al haar beloftes weinig hoop hebben dat ze ons niet zal verraden.?

De volgende dag werd hij door de soldaten gevat. Levend. Nog een dag later was hij dood. In Vallegrande. De ziekenhuiszuster Susana Osinaga die het lijk met een tuinslang afspoelde, heeft de kogelgaten geteld. Negen. Het leek alsof zijn dode ogen al haar bewegingen volgden en met haar spotten. Zijn gezicht was ontspannen. Alsof Che opgelucht was dat alles voorbij is. Ze zegt : ?Hij was gelukkig.?

Op het ogenblik van zijn dood heeft hij zich ?ontlast?, schreef ze in de officiële documenten die de dood vastleggen.

Het lichaam was koud, maar de rigor mortis was nog niet helemaal ingetreden. De twee artsen, die de overlijdensakte tekenden, gaven de verpleegster het bevel anderhalve liter Formaldehyde in de halsslagader in te spuiten om de ontbinding tegen te gaan. Om drie uur ’s nachts werd het lichaam uit het ziekenhuis gedragen. Om vier ’s namiddags werd het nog gezien, nog één keer : op de grond in het bureau van luitenant-kolonel Andres Selich. Dan werd het weggehaald. Sindsdien weet niemand waar Che begraven is.

Iedereen zwijgt. De Boliviaanse legertop én de Amerikaanse CIA zijn nog altijd bang van Che. En banger van de dode dan van de levende Che.

Maar toen waren ze vooral bang dat hun leugens over de dood van Che alsnog zouden ontmaskerd worden. Wat ook gebeurde.

De officiële versie is dat Che stierf aan de verwondingen, opgelopen bij een vuurgevecht. En dat hij in de laatste ogenblikken voor zijn dood nog heeft afgerekend met de revolutie en met de Cubaanse leider Fidel Castro. Maar dat verhaal houdt niet lang stand.

GEKOOKTE HANDEN.

Toen Roberto Guevara de jongere broer van Ernesto vanuit Buenos Aires naar Vallegrande kwam, wisten de militairen niet goed wat ze moesten zeggen. Natuurlijk wilde de man zijn broer een treffelijke begrafenis geven. Maar het lijk was begraven ; op een onbekende plaats. Toen Roberto aandrong, zeiden ze dat het lijk verast werd. Er was niets meer te begraven.

Ook de Argentijnse geheime dienst landde ter plekke. En wilde controleren of de dode echt wel Ernesto ?Che? Guevara was. Aan die mensen toonden de generaals twee metalen kokers waarin de handen van Che in formol werden bewaard. De handen waren door experts afgezaagd. Ze waren goed bewaard gebleven. Maar de Argentijnen wensten zekerheid. Ze wilden de vingerafdrukken van Guevara vergelijken met die van de dode handen. Of zoals de akte zegt : met die van de ?betreffende? persoon. Dat was niet zo eenvoudig omdat, zo vermeldt het verslag, ?de formol het onmogelijk maakte de vingertoppen zwart te maken.? Ze moesten de handen langdurig koken, tot alle conserverende vloeistof was verdampt. Na drie uur konden ze negen vingerafdrukken nemen. Alleen voor de linkerpink bleef het onmogelijk. Maar ook al op basis van die negen afdrukken stond het vast : dit waren de handen van Che.

De vroegere Boliviaanse minister van Binnenlandse Zaken Antonia Arguedas vertelt nu dat de Bolivianen aan hun Argentijnse collega’s niet de hele Che wilden laten zien. Bang als ze waren dat ze bij de experts met hun verhaal over de dood van Che meteen door de mand zouden vallen. Bovendien was het beter dat het lichaam verdween dat waren de Boliviaanse ministers overeengekomen. Het graf mocht geen bedevaartsoord voor revolutionairen aller landen worden.

Overeenkomstig die afspraak vloog generaal Juan Jose Torres de dag na de dood van Che van La Paz naar Vallegrande. Op de luchthaven besprak hij alle details met drie hoge officieren. Zij moesten zorgen dat het lichaam verdween.

Een van hen is kolonel Luis Reque Teran, die toen de vierde divisie onder zijn bevel had. Veel manieren om van een lijk af te geraken, bestaan er niet. De militairen zagen maar drie mogelijkheden : begraven, verbranden, uit een helikopter gooien.

De luchtmacht voelde zich veel te goed voor een rol als begrafenisondernemer. Maar ze bleek wel bereid om de asse boven de jungle uit te strooien. Drie officieren probeerden het lijk in brand te steken. Maar ze hadden geen verbrandingsoven en ze kregen het open vuur niet heet genoeg gestookt om het lichaam helemaal te vernietigen.

De halfverbrande Che werd vervolgens begraven. Dat gebeurde ’s nachts. Om de nieuwsgierige dorpelingen en de nog nieuwsgieriger journalisten om de tuin te leiden, werden in diezelfde nacht op verschillende plaatsen putten gegraven. Dat geeft generaal Reque Teran vandaag toe. Drie officieren hebben de dode Che ?ergens? begraven. Alleen zij weten dus waar hij ligt en niet Vargas, ?die bezopen verrader?.

Een van de drie is ondertussen gestorven. Die kan niet meer praten. De twee anderen zwijgen als vermoord. De militairen willen dat de dode begraven blijft en dat de waarheid over zijn dood nooit bekend raakt.

Voor pater Roger Schaller is Guevara ergens in de hemel. Hij heeft hem trouwens een paternoster meegegeven, vlak voor de legerhelikopter wegvloog van La Higuera naar Vallegrande.

De soldaten eisten dat Schaller zijn priestergewaden aflegde toen hij naast die atheïst zat en bad. Maar Schaller vertelde de soldaten dat God de vader is van alle mensen en dus ook de vader van alle revolutionairen.

In de weken voor hij gevangen en gedood werd, had de pater Guevara vervloekt omdat hij naar de Andes gekomen was en de dood had meegebracht. Schaller, een Zwitsers missionaris, had bij de arme Indiaanse boeren de liefde gepredikt, water en elektriciteit aangelegd en een school gebouwd.

En dan was die Che gekomen. Hij had de Indios verteld dat ze tegen hun armoede moesten strijden. Dat ze zich tegen de rijken moesten keren. Het eerste wat hij zelf deed, was een paar arme soldaten doodschieten. Schaller was toen heel boos op Guevara.

Wat wil die buitenlander hier ? Dat hadden de boeren aan de pater gevraagd. Waarom loopt hij hier altijd gewapend rond ? Ze hebben hem zo vaak verraden tot hij eindelijk gesnapt werd.

?U bent dokter,? zei de dorpsonderwijzeres van La Higuera tegen de revolutionair, die vastgebonden in haar schoollokaal zat. ?U bent getrouwd, u heeft kinderen. Waarom loopt u ongewassen rond om de ellende van andere mensen aan te klagen ??

Che bekeek haar vriendelijk en vroeg haar op zijn beurt waarom een mooie, jonge sterke vrouw in zo’n muf lokaaltje, ver weg van alles, aan boerenkinderen les gaf. Als Julia Cortez dat verhaal vertelt, schieten de tranen haar in de ogen. Ze was toen maar negentien jaar oud, ze keek zoals iedereen toe hoe de geboeide Che het dorp werd binnengebracht. Ze weende. Luitenant-kolonel Selich had haar getroost en gezegd dat nu alles voorbij was. Dat alles weer rustig was. Net op dat ogenblik strompelde Che voorbij, ondersteund door een soldaat.

’s Nachts vierden de soldaten hun historische vangst. Hun dronken gebral hield iedereen uit de slaap.

EEN HELD IN DE FILM.

De volgende ochtend ging Julia Cortez naar het schooltje. Ze was nieuwsgierig en ze kende de soldaat die het lokaal bewaakte. Hij liet haar naar binnen gaan om de man te bekijken over wie zoveel gesproken werd. Sommigen vervloekten hem als de duivel, anderen zagen in hem de grote verlosser.

Hij zat op een houten schoolbank. Zijn handen en voeten waren geboeid. Hij keek haar lachend aan. Hij had een schampschot aan zijn linkerkuit, zijn been bloedde. Zijn haar was smerig, het hele lokaal stonk naar de geur van zijn zweet. Maar ze schrok omdat hij zo aantrekkelijk was.

Hij zei dat hij de kindertekeningen aan de muur mooi vond. Maar hij vond het erg dat de kinderen in zo’n klein donker lokaal moesten leren. In Cuba, vertelde hij, worden sinds de revolutie alleen nog mooie, luchtige scholen gebouwd.

Ze vroeg hem waarom hij niet bij zijn kinderen gebleven was. Omdat hij in de Andes de revolutie moest maken, antwoordde hij. Omdat hij alle kinderen in de hele wereld mooie scholen wilde geven. Alle zieken een goed ziekenhuis. Alle boeren goede wegen. Alle onderdrukten vrijheid. Alle armen eten. Hij sprak niet als iemand die zes uur later dood zou zijn, maar als iemand die even uitrustte van de vrijheidsstrijd.

Hij vergat ook niet te zeggen dat ze zulke mooie benen had. En ogen die straalden als die van alle mooie Spaanse vrouwen. Hij beloofde dat hij tractors zou kopen voor de boeren. Hij sprak over idealen die belangrijker waren dan zijn kinderen.

In het lokaal lagen de lijken van twee guerrillero’s. Hij had elf maanden van honger, astma en verraad achter de rug. Er waren 52 soldaten dood en 43 guerrillero’s. Zijn grote avontuur was mislukt, maar hij flirtte als een held in een film.

Ondertussen fotografeerde CIA-agent Felix Rodriguez pagina voor pagina het dagboek van Che. Hij wilde de geheimen van de guerrilla kennen. De feiten in het boek deden hem denken aan een tragi-komedie. Wekenlange trainingen en dan guerrillero’s die elkaar voorbijliepen omdat ze vergaten waar ze elkaar moesten treffen. Hij las over verloren wapens en dollars, over soldaten die in het water vielen, over honger en dorst en over ruzies over dozen melk.

Vanaf de eerste dag was de revolutie die alle landen van Latijns-Amerika moest veranderen, ongelooflijk slecht gepland. Che wilde de strijd in Peru beginnen, maar kon daar geen groot trainingsgebied huren. Dus begonnen ze maar aan de grens tussen Argentinië en Peru.

Ze hadden slechte kaarten, kenden de taal van de indianen niet en deden alles om op te vallen. Ze wandelden altijd gewapend rond, droogden hun vele dollars in de zon. Als ze een varken kochten, overtuigden ze de boeren om méér te vragen. De boerderij die ze gehuurd hadden, stond al gauw bekend als een onderkomen van coca-bandieten.

De groep bestond uit 49 mannen : Cubanen, Peruvianen en Bolivianen. Ze woelden de 1.200 hectaren om, deden schietoefeningen en leerden de regels van de guerrilla. De Peruvianen moesten later in eigen land de revolutie losslaan, de Bolivianen waren door de communistische partij gestuurd. Een van hen had nog voor zijn vertrek carnaval gevierd en bij die gelegenheid overal verteld dat hij met Che ging vechten.

De eerste groep soldaten viel het kamp aan, een jaar vroeger dan Guevara verwacht had. Hij had van zijn kleine groep geharde guerrillero’s willen maken, die alles konden verdragen en alles konden. Nu moesten ze vechten voor ze klaar waren. Maar het lukte. Ze schoten elf soldaten dood en konden wegkomen. Over de bergen in de Andes, waar ze op varkens jaagden, boerderijen veroverden en vrachtauto’s overvielen.

Maar de Indanen namen geen deel aan de strijd, schreef de bevrijder in zijn dagboek. En ook de Boliviaanse KP distantieerde zich omdat Guevara zelf het opperbevel in handen wilde houden. De Bolivianen voelden zich door de Cubanen verraden omdat niemand hen verteld had dat Che hun revolutie zou leiden. En de Cubanen minachtten de Bolivianen : het waren in hun ogen Moskou-getrouwe bangeriken die niet klaar waren voor de gewapende opstand.

Cubaanse agenten hadden die opstand voorbereid. Ze waren in juni 1965 naar La Paz gekomen, hadden huizen gehuurd, wapens verstopt, auto’s gekocht en medestrijders opgetrommeld. Geld was er genoeg. Koffers vol kwamen er uit Havana.

DIPLOMAAT IN BATTLEDRESS.

Fidel Castro zei later toen alles mislukt was dat Che alles alleen had gedaan. De gecodeerde berichten tussen Havana en de guerrilla vertellen een ander verhaal.

Castro werd voortdurend op de hoogte gehouden en stuurde via Radio Havana geheime berichten naar Che. Die ging ze op de ambassade decoderen. Che antwoordde via brieven aan geheime adressen in La Paz, Mexico-stad, Parijs en Praag. Castro ondertekende met de codenamen : melk of veulen. Che met Ramon of Fernandez, de namen die in zijn valse paspoorten stonden : Adolfo Mena Gonzalez en Ramon Benitez Fernandez. De foto op de paspoorten is die van een bijziende, grijsharige, halfkale zakenman. Toen zijn dochtertje hem even voor zijn vertrek in die vermomming zag, rende ze naar haar moeder en zei dat die ?oude man? haar wilde kussen. Zelfs de vertrouwelingen van Castro herkenden hem niet. Ze keken verbaasd toe hoe de leider en de ouderling elkaar omhelsden.

?We hebben wapens voor een extra honderd man, maar de boeren willen niet vechten,? schreef Che in juni 1966 na zes maanden in Bolivië. Ook de rest van de troep stelde het niet goed. Zes guerrillero’s waren dood, vier gedeserteerd. De helft liep ergens in de bergen rond en was zo verdwaald dat zelfs Che niet wist waar ze waren. Er zaten 1.200 soldaten op zijn hielen, Amerikaanse specialisten trainden een 650 man sterke groep die hem moest doden.

In Cuba werden ondertussen 23 mannen opgeleid : Bolivianen en Cubaanse studenten die al in de Sovjetunie en Tsjechoslovakije werden getraind. In september, beloofde Castro, kwamen er radio’s.

De radio’s kwamen, maar de stedelijke guerrilla kon ze niet bedienen. Che’s toestel was trouwens van bij aankomst defect. Als de CIA in augustus 1966 zijn hoofdkamp vond, stonden de agenten verbaasd over de slechte uitrusting. Alles was oud en kapot. De guerrilla die op de Granma Cuba ging veroveren, was beter uitgerust.

Het Cubaanse avontuur heeft Che gevormd. Castro en zijn compañeros hebben in hun twee jaar lange oorlog zoveel rampen, tegenslagen en vertwijfeling gekend dat voor hem elke revolutie een rij van tegenslagen en nederlagen is die aan het eind toch de overwinning brengt.

Che wilde in Bolivië zichzelf en de wereld bewijzen dat het Cubaanse wonder geen toeval was. Dat in de derde wereld alleen de gewapende opstand de vrijheid kan brengen.

En hij wilde weg uit Cuba, waar de overwinning zes jaar geleden behaald was. Waar hij minister was, maar niet van binnen zitten hield. Hij verachtte geld en werd voorzitter van de Nationale Bank. Hij werd diplomaat, maar iedereen wende snel aan de afgevaardigde die in battledress en op legerschoenen in dat gepolijste gezelschap rondliep. Zijn kritiek op de Sovjetunie maakte hem impopulair bij de Cubaanse KP. Ook op Cuba was de ?mens van de 21ste eeuw? nog in wording. Che raakte ontgoocheld over het gebrek aan broederlijkheid bij de mensen.

Hij beloofde de Verenigde Staten dat hij hen ?twee, drie, vele Vietnams? zou bezorgen en wilde ze in Afrika en daarna in Latijns-Amerika creëren.

?Velen noemen me een avonturier,? schreef hij. ?En dat ben ik ook. Maar wel een avonturier die zijn nek riskeert om zijn waarheid te bewijzen.?

Die waarheid is de oude onuitroeibare utopie over een humane wereld zonder onderdrukkers. De jonge Ernesto Guevara leerde ze toen hij in 1952 Zuid-Amerika doorreisde. Samen met een vriend en zijn hond Come back. Hij studeerde geneeskunde, maar wilde iets anders dan lessen, zijn verloofde en bezorgde ouders. Aan de universiteit van Buenos Aires werd deze zoon van welstellende ouders gezien als een begaafde, opvallende student, die liefst in ongestreken kleren en met twee verschillende schoenen rondliep. Zijn bijnaam, ?het varken?, beviel hem zo goed dat hij zo zijn artikel voor een rugby-tijdschrift ondertekende.

Hij reed graag met zijn Buick de stad rond en vertelde met pokergezicht over ?verre landen, heldendaden en mooie vrouwen?. Maar in zijn dagboek droomde hij van een ?zwervend leven?.

CHE.

De twee studenten hadden weinig geld. Ze pikten, vroegen om in de cellen van dorpsgevangenissen te mogen slapen, verleidden links en rechts vrouwen en verdienden hun eten als scheepsjongens, voetballers, artsen, paardenverzorgers, kelners. Che geloofde dat hij zijn roeping gevonden had, ?altijd onderweg zijn over de straten en de zeeën van deze aarde.?

Maar ze zagen ook de haat van de mijnarbeiders, de honger van de Indianen, de miserie van de armen en de wanhoop van de mensen.

Op 24-jarige leeftijd kreeg hij zijn definitieve naam : Che, naar het woordje dat Argentijnen vaak in hun zinnen vlechten. Hij maakte kennis met de ellende van zijn continent. Als hij communisten hoorde praten, verbaasde hij zich over de ?vreemde leer, die ik niet begrijpen kan? en waarschuwde dat het communisme ?een worm is die de gezondheid van een samenleving bedreigt?. Hij betwijfelde dat in het rode paradijs een mijnwerker ?zijn houweel met plezier zwaait en zijn longen met vreugde kapot laat gaan.?

In Bolivië maakte hij de vreugde mee nadat in 1953 de 178ste revolutie lukte. En in Guatemala beleefde hij hoe de CIA en het leger de regering van kolonel Jacobo Arbenz Guzman aan de kant zetten omdat hij de boeren land gaf. Hij werkte toen als keukenhulpje in de Argentijnse ambassade en vervoerde wapens voor degenen die de regering verdedigden.

Hij voelde zich aangetrokken tot revolutionairen. Hij ontmoette de Cubaanse ballingen die de eerste poging van de gebroeders Fidel en Raul Castro meemaakten om naar hun land terug te keren en die vertelden van bommen en gevechten. Maar om hun sterke verhalen moest hij alleen maar lachen.

Hij wist niet of hij als arts bij de armen of als schrijver bij de Amerikaanse filmstudio’s wilde werken. Hij veranderde van idee zoals een ander van hemd. Hij wilde naar China, hij zou een boek schrijven over ?de taak van een arts in Latijns-Amerika? en hij wilde fysiologie studeren in Mexico.

Ondertussen werkte hij in de haven, als straatfotograaf, als journalist, als vakbondsdokter en zocht verbeten naar een manier om van de wereld iets anders te maken dan de ?kinderkak van God?.

In februari 1956 begon hij in Mexico als guerrilla te trainen. Hij trouwde er, kreeg een dochter die ?eruitziet als Mao Zedong?. Hij hoorde nu bij de advocaat Fidel Castro en ging Cuba bevrijden van de dictatuur van Fulgencio Batista. Als alle vreedzame middelen uitgeput zijn, schreef hij, moet ook een humanist zich wapenen om het volk te bevrijden.

In de slag om Cuba toonde hij ?overmatige strijdlust,? zei Castro later. Hij was roekeloos en werd voor minder gevaarlijke opdrachten aangeduid, ?anders had hij de oorlog niet overleefd.?

Toen Guevara het bevrijde Cuba in 1965 de rug toekeerde, was hij meer dan een ?soldaat voor Amerika,? zoals hij zijn vader ooit toeriep. Hij was een propagandist van de oorlog geworden. Hij verklaarde ?het imperialisme de oorlog? en wilde sterven als ?anderen onze wapens overnemen?.

In zijn afscheidsbrief aan zijn ouders schreef hij dat hij weg wilde, ?gezeten op mijn paard Rosinante, een schild aan mijn arm.? Don Quichote van de revolutie. Ze moesten enkel af en toe aan hem denken, ?hun verloren zoon, die niet wist hoe hij teder moest zijn.?

Hij had grootse plannen. Hij zou vanuit Ghana de dekolonisering van Afrika leiden. In Mozambique zou hij de Portugezen verjagen, maar uiteindelijk streek hij met zijn 125 volgelingen in Congo neer, waar hij de rebellen van Kinshasa tot guerrillero’s van het Patrice Lumumba-bataljon opleidde.

De Cubanen jaagden op apen en olifanten, maakten foto’s en verbaasden zich over het ?totale gebrek aan organisatie van de Afrikanen.? De zwarte soldaten wilden hun rugzakken niet zelf dragen. Hun bevelhebbers wisten niets van de oorlog maar paradeerden rond met luipaardvellen en motorhelmen. Che schreef aan Fidel : ?Elke dag zijn er meer idioten die alleen voor zichzelf vechten. Hier zijn supermannen nodig.?

De revolutie in Afrika was ook niet de ware. Guevara moest een nieuw doel zoeken. Zeker nu Castro zijn afscheidsbrief aan Cuba openbaar maakte, waarin hij schreef dat ?andere landen van de wereld mijn bescheiden inspanningen wensen.?

Copyright Knack/Der Spiegel

De hinderlaag in La Higuera

Het stoffelijk overschot van Che Guevara : de spot stond in zijn dode ogen.

Het vliegveld van Vallegrande werd als mogelijke begraafplaats beschouwd : alsof er een goldrush voorbij raasde.

Het schooltje waarin Che stierf : Hij sprak niet als iemand die nog maar zes uur van zijn dood stond.

De wasserij van het ziekenhuis : ’s nachts werd het lijk van Che er weggehaald.

Onderwijzeres Julia Cortez : Hij zei dat ik mooie benen had.

Che aan de radio : het materaal van de revolutie was defect.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content