Charles MichelInformateur met de Franse slag en Belgische ambitie

CHARLES MICHEL treuzelt niet echt, hij zoekt eerder zijn moment om te springen. Reculer pour mieux sauter. © Wouter Van Vooren/Imagedesk

Koning Filip heeft de opdracht van informateur Charles Michel opnieuw verlengd, en het is niet uitgesloten dat de MR-voorzitter nog enige weken het kompas van het land mag vasthouden. Is van deze man echt een doorbraak in de regeringsvorming te verwachten?

Bij de SP.A zitten er vast een paar die het tafereel knarsetandend aankeken: Frank Vandenbroucke mocht vorige week zijn opwachting maken bij informateur Charles Michel als lid van de commissie voor de pensioenhervorming. Na afloop was de boodschap: ‘De nieuwe regering moet werk maken van een pensioenhervorming.’ Alsof Michel vooraf niet wist dat Vandenbroucke dat zou zeggen. De kans is bovendien klein dat politieke meningsverschillen over de pensioenen, hoe belangrijk ook, de eerste echte horde zullen zijn bij de vorming van het nieuwe federale kabinet. Maar dat was de bedoeling ook niet: Michel wilde vooral in de verf zetten dat de volgende regering belangrijke beslissingen moet nemen, en dat ingrijpende hervormingen niet per se antisociaal zijn. En wie belichaamt die ‘sociale bekommernis’ beter dan Frank Vandenbroucke? Het was een schoolvoorbeeld van het ‘informateurschap nieuwe stijl’. Het dient niet alleen om een nieuwe coalitie te kneden, maar ook om de publieke opinie te masseren.

Doorgestoken kaart

Tussen de vele politieke mandaten die de laatste jaren eroderen, neemt dat van ‘informateur’ een bijzondere plaats in. Het is een officieuze functie, resultaat van de politieke zeden en gebruiken zoals die zich de laatste honderd jaar hebben ontwikkeld in Laken en in de Wetstraat. Volgens de usances van die klassieke Belgische traditie stelt het staatshoofd een (of zo nodig meer) informateur(s) aan. Boudewijn had een lichte voorkeur voor elderly statesmen, Albert koos sneller voor actieve toppolitici, en zij moeten aftoetsen welke coalitie mogelijk is. Het doel van hun opdracht is helder: het is de eerste en het liefst concrete stap in de vorming van een regering.

Vaste recepten voor slagen of mislukken bestaan er niet. Zogenaamde ‘wijzen’ durfden soms onverstandig snel te gaan, zoals de liberale minister van staat Frans Grootjans, die in 1991 al na goed een week besloot dat het tijd was om een periode van dertig jaar christendemocratisch bestuur af te sluiten en voor Paars te kiezen. Niet alleen had hij dat riskante plan onvoldoende afgetoetst bij de socialisten, tot overmaat van ramp lekte zijn vertrouwelijke informateursnota voor Laken uit in Het Laatste Nieuws, de krant waarvan Grootjans ooit hoofdredacteur was. Roekeloos haastwerk van een man die beter had moeten weten: in plaats van de weg te bereiden voor Guy Verhofstadt duwde Grootjans zijn eigen partij nog eens in de oppositie – voor nog acht jaar, zo bleek – en moest het paarse project even lang wachten.

Soms is het dus beter om behoedzamer te werk te gaan. Na de moeilijke verkiezingen van 1987, toen de aftredende coalitie van christendemocraten en liberalen een te krappe meerderheid had, maar slechts weinigen zin hadden om met de socialisten in zee te gaan, stelde Laken in korte tijd verschillende hoofdrolspelers aan. Eerst PS-voorzitter Guy Spitaels, als informateur. Dan SP’er Willy Claes, als ‘koninklijk onderhandelaar’. Vervolgens CVP’er Jean-Luc Dehaene, opnieuw als informateur. Die laatste zou aan het begin van zijn opdracht de klassieke woorden hebben uitgesproken: ‘Sire, geef me honderd dagen’: een teken dat hij zich bewust was van de delicaatheid van zijn taak, maar ook dat hij inzag dat lange (in)formaties eigenlijk niet goed waren voor het land. Maar: het was nu eenmaal nodig om een regering te kunnen vormen.

Die laatste notie is cruciaal. Bij een regeringsvorming heiligt het doel de middelen, en het doel is de nieuwe regering. Wat voorafgaat, is allemaal pour les besoins de la cause. Als het nodig was, stelde Laken helemaal geen informateur aan. In 1985 werd aftredend premier Wilfried Martens meteen formateur voor een nieuwe regering, in 1995 overkwam Jean-Luc Dehaene precies hetzelfde. Telkens mocht het snel gaan – in 1995 talmde Laken zelfs opzettelijk een week met het aanstellen van Dehaene, volgens hem ‘omdat in het andere geval het publiek het idee zou kunnen krijgen dat het allemaal doorgestoken kaart was. Quod non.’

Staatsman

Sinds 1991 is er een onzalige verschuiving gekomen in het veronderstelde takenpakket van de informateur. De verkiezingen van 24 november 1991 werden Zwarte Zondag gedoopt, met onverwachte megawinst van antipolitieke partijen zoals het Vlaams Blok (nu Vlaams Belang) en Rossem. Toen die informatieopdracht met Grootjans (en nadien een kort maar hevig intermezzo van Guy Verhofstadt als volwaardig formateur) op een fiasco was uitgedraaid, moest alles van nul herbeginnen.

Laken kwam uit bij Melchior Wathelet (PSC, nu CDH), die toen nog een vrij goede reputatie had. Omdat zijn voorganger Verhofstadt al formateur was geweest, kreeg Wathelet dezelfde titel, al was het van meet af aan duidelijk dat hij begon waar Grootjans had gefaald: bij de informatieronde. Omdat Zwarte Zondag het hele land had geschokt, meende Wathelet dat hij eerst de hele ‘civiele samenleving’ moest aanhoren. Iedereen was het er toch over eens dat de verkiezingen een uiting waren van ‘de kloof met de burger’, niet? Gevolg: de andere toppolitici gingen met vakantie, en ver ook. Jean-Luc Dehaene reisde zelfs naar Bangkok, waar hij zich volgens zijn biograaf Hugo De Ridder ‘een van die beroemde Thaise glanspakken laat aanmeten’.

In Brussel nodigde formateur Wathelet het halve land uit. De stoet van bezoekers bestond niet alleen uit usual suspects zoals de sociale partners of de toptechnocraten van de Nationale Bank en andere instellingen, maar ook alle religieuze leiders, onder meer Martinus Beukenhorst, de voorzitter van de Synode van de Protestantse Kerk in België. Ook Pierre Galand, voorzitter van Oxfam, Danny Jamart, voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad, de Nederlandstalige voorzitter en dus ook de Franstalige ondervoorzitter van de Nationale Emancipatieraad, net als Joseph Brecco, gedelegeerd bestuurder van de Regie der Posterijen. Dat had amper (lees: geen) praktisch nut voor de vorming van een nieuwe regering, laat staan dat het bijdroeg tot een snelle formatie, tot het opwekken van een zekere sense of urgency voor het landsbestuur. Ook dat had een antwoord kunnen zijn op de kloof met de burger: snel de handen aan de schop, er is werk te doen. Maar nee.

Het was het begin van een steeds taaier wordende traditie. Sommigen menen dat het zo hoort: die pre-fase van eindeloos aftasten, waarbij de functie van informateur beschouwd wordt als een soort cadeau van het paleis voor de betrokken politicus, een kans om zich te profileren als een staatsman. Sinds Wathelet wroet een beetje (in)formateur in een eerste fase zogezegd diepere antwoorden naar boven op de ‘grote maatschappelijke uitdagingen van deze tijd’, intussen genietend van de persaandacht.

Het moet gezegd: het is een traditie die een aantal Franstalige toppolitici zich eigen hebben gemaakt. In 2003 was Elio Di Rupo informateur. Dat was eigenlijk een redelijk onnodige omweg, want het stond vast dat Verhofstadt I opgevolgd zou worden door Verhofstadt II. Het is te zeggen: op verkiezingsavond zag het er nog naar uit dat, door de onverwachte overwinning van SP.A-Spirit in Vlaanderen, de socialisten op de streep de liberalen hadden geklopt als grootste politieke familie. Maar diep in de nacht verschoven nog een paar zetels. De liberalen bleven het grootst. En zoals Johan Vande Lanotte het achteraf zou zeggen: ‘Elio Di Rupo was als premier gaan slapen, en ontwaakte als de nummer twee. Dat is bijzonder hard aangekomen. Dat de koning hem als informateur aanstelde, was om Di Rupo te helpen bij het verwerken van een persoonlijk psychodrama. Voor Verhofstadt de functie mocht opnemen waarin hij zichzelf had gezien – die van formateur – moest ook de PS-voorzitter extra airplay krijgen in de media, om het land te tonen dat ook de socialisten winnaars waren.’

Uiteindelijk trok Di Rupo naar de koning met 153 hooggestemde voorstellen voor de nieuwe regering die het ‘maatschappelijk middenveld’ hem had uitgereikt. Waarna Verhofstadt formateur werd, en liberalen en socialisten bikkelharde onderhandelingen voerden, doorgaans over centen, en volgens de beproefde manieren van de politique politicienne.

Verrottingsproces

De toon was gezet, en (Franstalige) informateurs kweten zich doorgaans iets te graag met Franse slag van de klus. Maar niemand die er zo bedreven in was om met minimale prestaties maximale aandacht te krijgen als Didier Reynders (MR). In 2007 kregen de socialisten zowel in noord als in zuid een pak slaag. De grote winnaar was Yves Leterme van het ‘Vlaamse kartel’ CD&V-N-VA. Maar ook de Franstalige liberalen van de MR behaalden een historische overwinning. Voor het eerst in 88 jaar, namelijk sinds de invoering van het mannelijk enkelvoudig stemrecht, waren de Franstalige liberalen groter dan de socialisten. Dus claimde Didier Reynders dat het nu zijn beurt was. Hij werd informateur, en omhangen met de pseudobelangrijkheid van dat ambt (toch volgens de nieuwe interpretatie) mocht hij de daaropvolgende weken ontvangen wie hij wou. Reynders speelde een thuismatch, want terwijl de Vlaamse publieke opinie wat lacherig deed over het ritueel van die formatie noteerde Le Soir in volle ernst dat Reynders ‘officieel akte heeft genomen’ van de opvattingen van de baas van de Nationale Instelling voor Radioactieve en Verrijkte Splijtstoffen.

Reynders ontving tussen 13 juni en 4 juli meer dan 400 (!) ‘personaliteiten’, tot Europees Commissievoorzitter José Manuel Barroso toe. Ook de correspondent van het Nederlandse dagblad De Volkskrant kon zijn lol niet op: ‘Gefronste wenkbrauwen in Vlaanderen: straks ontbiedt de ijverige formateur nog de Amerikaanse president voor advies over welke Belgische regering hij wenselijk acht.’ Het leverde een lijvige ‘informateursnota’ op. Reynders’ opvolger, koninklijk bemiddelaar Jean-Luc Dehaene, zou de meest prangende kwestie later samenvatten in amper twee woorden: ‘Quid N-VA?’

Het toont meteen het grote risico aan van een slechte of lakse informatieronde, van een politieke cultuur waarin partijleiders of kandidaat-king makers zichzelf mogen strelen, met het argument dat men ’tenminste tijd koopt’. Helaas is ’tijd’ een noodzakelijke factor voor elk verrottingsproces. Ook in de Belgische politiek. Want op de keeper beschouwd was de (in)formatieronde van 2007 minstens zo verwoestend voor het onderlinge vertrouwen tussen partijen en taalgroepen als de zogenaamde wereldrecordformatie die tussen de zomer van 2010 en de winter van 2011 tot de regering-Di Rupo I leidde. Maar die regeringsvorming begon nog met een ernstige informatieronde, waarin PS en N-VA in een eerste fase elkaar écht recht in de ogen keken. Toen uiteindelijk bleek dat de protagonisten van die partijen een verbond tussen Waalse socialisten en Vlaamsnationalisten volstrekt onmogelijk achtten, begon de tergend lange mars naar een nieuwe regering. Maar de start was tenminste ernstig geweest.

Collaborateurs

Charles Michel staat natuurlijk niet aan het echte ‘begin’ van de (in)formatie. Eigenlijk bevindt hij zich vandaag in ongeveer dezelfde positie als Wathelet sr. in 1991. Ook Wathelet kwam toen pas in actie nadat een eerdere poging tot regeringsvorming was mislukt. Ook Michel is in 2014 verplicht om na Bart De Wever de draden weer op te pikken. Zeker, het is het nog altijd perfect mogelijk om een centrumrechtse regering te maken. Maar dat ligt politiek natuurlijk heel moeilijk. Met name voor de partij van Charles Michel zelf, de MR.

Bij zo’n politiek avontuur – een federale regering met één partij van een welbepaalde taalgroep, dat is écht onuitgegeven sinds de federalisering van het land – zou de Franstalige druk op de MR immens zijn. Bij de PS oefenen ze nu al in het joelen naar de liberale ‘collaborateurs’ van de vermaledijde Bart De Wever.

Dat is de partijpolitieke oppositie. Veel moeilijker is het counteren van de maatschappelijke tegenstand. De Vlaamse regeringspartijen van de regering- Di Rupo hebben de voorbije drie jaar gemerkt dat een regering die niet over een (liefst ruime) meerderheid in zetels beschikt in de eigen regio een ernstige maatschappelijke handicap heeft. Als de MR ‘alleen’ regeert vanuit Franstalig België, helpt die partij België besturen tegen de Franstalige société civile in. Er zal voor zo’n centrumrechte regering ook Franstalige steun zijn: van ondernemers en bedrijven, van enkele stemmen in de publieke opinie, en hier en daar van een academicus of een denktank. Maar er is gegarandeerd ook grote weerstand bij een breed en mogelijk onuitgegeven front van vakbonden en ziekenfondsen, de Franstalige gezondheids- en welzijnssector, de wereld van onderwijs en cultuur, de milieubewegingen en het bontgekleurde verenigingsleven… Een hele regio dreigt zich tegen één partij te keren, en de ‘vreemde’ regering waarvan zij deel uitmaakt. Een ‘oui’ van CDH had een paar ministersposten voor MR minder betekend, maar was zo belangrijk geweest voor het maatschappelijke draagvlak in Franstalig België van een centrumrechts kabinet.

Nieuwe polarisatie

Toch heeft die formule, hoe riskant ook, een paar aantrekkelijke kanten. Ten eerste voor de MR-mandatarissen en hun politieke clientèle. Dat zijn partij hoe dan ook deel zal uitmaken van de federale regering is al bij al een schrale troost, nu de MR weerom uit de Waalse en de Brusselse regering werd gehouden. ‘Toute une génération est perdue au MR’, zo vatte La Libre Belgique de wanhoop samen die in de rangen van de partij is geslopen. Maar als de MR, als enige Franstalige partij, zou toetreden tot een centrumrechtse federale regering, dan schijnt de zon weer voor liberalen met ambitie – en die zijn er met hopen, zeker na een verkiezingsoverwinning. Dan zouden in een wettelijk paritair samengestelde regering álle Franstalige zetels door Charles Michel te verdelen zijn. Dat doet altijd watertanden, zeker bij partijen die zich al te lang van de macht verstoken voelen.

Nog een pluspunt: als de verenigde ‘linkse’ Waalse oppositie tomeloos in de aanval gaat tegen een centrumrechts kabinet, is de kans groot dat zeker in een eerste fase de PS, de PTB en wat rest van Ecolo elkaar proberen te overtreffen in linkse oppositie, doorspekt met linkserige retoriek. Dan is in het zuiden van het land straks al de streep getrokken van de nieuwe politieke polarisatie: tous ensemble tegen de MR. En dan is de MR het enige alternatief voor links, inclusief voor de meeste centrumkiezers. Dat is een uitdagende gedachte: zou de PS, indien de socialisten naar de federale oppositie verwezen worden, zich kunnen bedwingen om haar hoofd niet in die strop te steken?

Meer dan Bart De Wever voor hem moet Charles Michel dus behoedzaam manoeuvreren. En dus zou het dit keer wel eens kunnen dat de op het eerste gezicht weinig doelgerichte ‘Franse slag’ die ook Charles Michel tentoonspreidt, dit keer wél een precies politiek doel heeft. Het lijkt opnieuw een informateurschap waarbij belangrijk volk wordt opgeroepen om voor de camera’s handjes te schudden. De informateur die anderhalve maand na de verkiezingen nog eens de verzamelde vakbondsleiders ontvangt om van hen te moeten aanhoren dat hij vooral geen asociale regering op de been mag brengen. Wie had iets anders verwacht? Maakt het echt zo veel uit of ze Charles Michel persoonlijk bij een koffie een boodschap mogen overmaken die de informateur toch al kent?

Wel, ja. Want het was voor Michel een kans om voor de ogen van het publiek en zeker voor Franstalig België een ‘correctie’ te kunnen maken op de informatieopdracht zoals zijn voorganger Bart De Wever die invulde. De Wever had de sociale partners namelijk helemaal niet uitgenodigd, en die zagen dat (maar al te graag) als een affront. Terwijl dat eigenlijk niet zo hoeft te zijn. Al in zijn eerste politieke bestseller, De keien van de Wetstraat (1983), beschreef Hugo De Ridder vrij nauwkeurig de politieke zeden die golden in de jaren zeventig en de vroege jaren tachtig. Na elke verkiezing was er eerst ‘de liturgie, zoals dit vaak smalend wordt genoemd’ bij het staatshoofd, en in die fase werden bij de koning ook ‘de leiders van de sociale en patronale groeperingen’ ontvangen. Maar vanaf het moment dat Laken een (in)formateur aanstelde, verengden de gesprekspartners zich tot de politieke klasse zelf. De Wever heeft dus aangeknoopt bij de klassieke, ‘Belgische’ traditie van regeringsvorming.

Erfzonde

Als Charles Michel bewust kiest voor de ‘Franstalige’ invulling van het informateurschap, dan doet hij dat om zijn politieke zaak vooruit te helpen, niet om voor het oog van de camera’s wat langer te meanderen. Maar dat is een subtieler spel. Dat Michel vorige week aftredend premier Elio Di Rupo ontving, niet als PS-voorzitter maar in zijn functie van regeringsleider, is bij de eerste aanblik bijvoorbeeld onzinnig. Wat kan Di Rupo hem nog te zeggen hebben vanuit de vorige regering dat Michel nog niet wist – Michel heeft als partijvoorzitter zowel het regeerakkoord als de staatshervorming mee onderhandeld. Maar dat is natuurlijk de kwestie niet. Als Charles Michel de demissionaire premier ontvangt, doet hij dat om de Franstalige publieke opinie duidelijk te maken dat hij zijn opdracht met een schone lei start. Hij vertrekt waar de ontslagnemende regering stopt. Hij neemt de winkel niet zomaar over van de vorige informateur. Er kleeft aan deze informateur dus geen ‘erfzonde van De Wever’. En dat staat hem toe te landen bij welke formule ook. Ook een formule met de N-VA. Charles Michel treuzelt niet echt, hij zoekt veeleer zijn moment om te springen. Reculer pour mieux sauter. Afwachten of het lukt.

DOOR WALTER PAULI

Het ‘informateurschap nieuwe stijl’ dient niet alleen om een nieuwe coalitie te kneden, maar ook om de publieke opinie te masseren.

Sommigen menen dat het zo hoort: een fase van eindeloos aftasten, waarbij de informateur zich kan profileren als een staatsman.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content