De experts van de Lumumbacommissie hebben een nieuw rapport voltooid. België kan onmogelijk beweren dat het niets met de moord op Patrice Lumumba te maken had.

Het verbaasde indertijd de Verenigde Naties (VN) al, die in 1960 blauwhelmen naar het pas onafhankelijke Congo hadden gestuurd om een eind te stellen aan de chaos aldaar. De president van de toen net afgescheurde koperprovincie Katanga, Moïse Tshombe, riep voor de secessie zelden lokaal-politieke motieven in, maar beweerde altijd dat hij een strijd tegen het wereldcommunisme voerde. En dus tegen Moskous vermeende pion in Congo, eerste minister Patrice Lumumba. De VN verbaasden zich daarover omdat zij best wisten dat het met de door België gesteunde secessie vooral ging om het behoud van de Belgische economische belangen in Congo. En dat Lumumba daarvoor een hinder vormde.

Op 12 januari 1961 schreef Tshombe koning Boudewijn een brief om hulp te vragen tegen de opmars van Lumumba-getrouwe Congolese soldaten. Hij stelde dat deze ‘communisten’, deze ‘krachten van het Kwade’, van plan waren om van Noord-Katanga ‘een nieuwe satelliet van Moskou’ te maken. Hij wist blijkbaar goed genoeg hoe hij Boudewijn ertoe moest brengen de rechtse politiestaat Katanga (een VN-omschrijving) te hulp te snellen: door het oproepen van een dreigende goddeloze apocalyps.

Dat was ook een krachtlijn in alle retoriek rond de Belgische machinaties tegen Lumumba. Dat bleek al toen de zakenman Edouard Pilaet in september 1960, met de zegen van politiek Brussel, naar Congo trok, zowel voor zaken als om Lumumba te vermoorden ( zie Knack nr.30). Hij gaf een ideologische context aan zijn missie door net dat anticommunisme te benadrukken, vooral tegenover Lumumba’s politieke rivalen. Niet dat hij geloofde dat Lumumba een communist was. Volgens hem had geen enkele Congolees enig politiek besef, want ‘het zijn slechts Bantoes’. Maar ze waren wel manipuleerbaar, door Moskou bijvoorbeeld. Net zoals hij de Congolese politici manipuleerde, onder meer opdat ze geen morele bezwaren zouden inroepen tegen de geplande moord.

De brief van Tshombe wordt geciteerd in het jongste verslag van de experts van de kamercommissie die de Belgische rol in de moord op Lumumba onderzoekt. Dat verslag is vooral een verzameling archiefteksten; aan een interpretatie waagden de historici zich niet. Het scenario is niettemin duidelijk. Al werd Lumumba in september 1960 politiek geneutraliseerd, toch bleef hij incontournable door de steun die hij in het leger en bij de bevolking genoot, ook toen sterke man Joseph-Désiré Mobutu hem liet opsluiten.

DWAALSPOREN UITZETTEN

Moord bleef de enige uitkomst om hem definitief uit te schakelen. Daarom zou hij aan zijn aartsvijanden in Katanga worden uitgeleverd, die hem zeker zouden vermoorden. Dat scenario, zo blijkt uit het archief-Pilaet, werd al in oktober uitgeprobeerd, maar toen verzetten de VN zich tegen een transfer. Op 17 januari 1961 was het dan zover. Enkele uren na zijn aankomst in de Katangese hoofdstad Elisabethstad was Lumumba dood.

Officieel heette het dat Lumumba pas ruim drie weken later bij een ontsnappingspoging omkwam. Toch vernamen de VN dat le tout Elisabethville al daags na de moord wist dat Lumumba wel degelijk meteen was omgebracht. Tal van Belgische bronnen lijken uit te wijzen dat de regering daar pas veel later van afwist, misschien op 22 januari, zeker op 3 februari. Al vernam Boudewijn het mogelijks al eerder, via een parallel circuit rond het hof, waarbij onder meer veiligheidsdiensten, minister van Afrikaanse Zaken Harold d’Aspremont Lynden (CVP) en tal van schimmige officieuze, militaire, economische en andere privé-belangen waren betrokken.

De experts van de Lumumbacommissie zijn er niettemin van overtuigd dat de Belgische verantwoordelijken allerlei dwaalsporen uitzetten om hun rol in de moord weg te moffelen. Het kan ook moeilijk anders. Wellicht premier Gaston Eyskens (CVP) en zeker minister d’Aspremont hadden mee het complot tegen Lumumba georganiseerd. Al in september besloot Brussel tot de moord, en de twee sleutelfiguren daarin, kolonel Louis Marlière en André Lahaye van de Staatsveiligheid, fungeerden als adviseurs van de twee Congolese centrale figuren in de transfer naar Katanga, respectievelijk Mobutu en de Congolese veiligheidschef Victor Nendaka. Lahaye en Nendaka stelden meer bepaald het scenario voor de transfer op.

Bovendien berustte de ware macht in Elisabethstad bij Belgische adviseurs en waren Belgische militairen en politieagenten – van wie sommigen onder de verantwoordelijkheid van de Belgische overheid werkten – ooggetuigen van, zo al niet medeplichtigen aan de moord. Kon Brussel echt in het ongewisse verkeren over wat al dit volk daar in Congo uitrichtte?

Als de Lumumbacommissie over enkele maanden haar conclusies aan de Kamer zal voorleggen, kan ze niet onder de vaststelling uit dat het regeringsoptreden het in crisistijd weleens aan democratische controle ontbreekt. En dat dan ook een occulte macht rond het hof de kop opsteekt. Waarom schreef Tshombe anders brieven aan Boudewijn, of richtte die laatste zich persoonlijk tot de toen kersverse Amerikaanse president John F. Kennedy? Misschien moet een conclusie toch zijn dat de koninklijke functie aan een herdefiniëring toe is.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content