Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

De Rode Duivels spelen tegen Letland en in San Marino in de voorronde van het WK. Intussen bouwt Michel Sablon aan betere structuren voor het jeugdvoetbal.

Van drie instanties is de voorbije vijftien jaar bij herhaling de ondergang aangekondigd : het wielrennen, de Volksunie en het Belgisch voetbal. Alleen de Volksunie lijkt die voorspelling te zullen waarmaken. Het wielrennen spuit zich onbekommerd verder, en het Belgisch voetbal blijft op een meer dan gemiddeld niveau presteren, naast op papier veel hoger aangeschreven concurrenten.

Nochtans werd tien tot vijftien jaar geleden niet de alarmklok maar de doodsklok geluid. Met het Belgische jeugdvoetbal was het zo droevig gesteld dat dat onvermijdelijk moest uitmonden in een positie naast Malta en Albanië. Maar zie, met de jeugdvoetballers van toen in hun rangen kwalificeren de Rode Duivels zich nog altijd keer op keer voor de eindronde van de wereldbeker, de Belgische topclubs hebben na een poosje stuurloos rondzwalpen in de storm de juiste koers weer min of meer te pakken, en Belgische voetballers worden in groten getale aangetrokken door buitenlandse clubs.

Toch was het alarm van toen terecht, zegt technisch directeur van de Voetbalbond Michel Sablon, die dezer dagen een totaal nieuw plan voor het jeugdvoetbal voorlegt aan het Uitvoerend Comité en, hachelijker onderneming, aan penningmeester Germain Landsheere. De man van wie men zegt dat hij een ei kan scheren. En waar magerman kok is, houdt men sobere banketten. Maar Sablon is vol vertrouwen.

Michel Sablon : Dat alarm was nodig en nuttig, en heeft veel ten gunste doen keren. Ik heb tijdens de vijf jaar voorbereiding op Euro 2000 in Nederland geleerd hoe openlijke en directe kritiek, al komt die soms hard aan, tot positieve gevolgen kan leiden. Belgen schrikken daar voor terug. Na de negatieve rapporten over ons jeugdvoetbal is zowel bij de Bond als bij vele clubs de structuur en de omkadering geprofessionaliseerd. Bij de Bond is de staf rond de verschillende nationale ploegen fors uitgebreid. Je voelt daarin het effect van de goede geest die Robert Waseige weer rond de A-ploeg heeft gecreëerd, dat straalt af op alles wat daar onder komt. In het algemeen hebben wij vastgesteld dat in de ons omringende landen – Duitsland, Nederland, Frankrijk – heel anders gewerkt wordt, en met een veel betere infrastructuur.

De samenwerking met Nederland in Euro 2000 heeft de Belgen zin voor organisatie en voor een planmatige aanpak bijgebracht. Ik heb geleerd dat je een probleem eerst grondig moet analyseren, vooraleer je oplossingen verzint. Wij hadden voor Euro 2000 onze ‘bijbel’ van vele duizenden bladzijden, waarin vooraf elk denkbaar onderdeel van de organisatie in al zijn facetten werd beschreven. Daarbij telkens dezelfde vijf basisvragen: wat wil je doen, aan welke criteria moet het beantwoorden, binnen welke tijdsplanning moet het gebeuren, wat is het budget ervoor, en hoe past het in het geheel van de organisatie ? Met die methode hebben we ook het nieuwe jeugdbeleid uitgewerkt, zowel gericht op de smalle top als op de brede basis van de piramide. Want aan die basis hebben we in het verleden te weinig aandacht besteed.

Is het jeugdvoetbal in Nederland beter georganiseerd dan bij ons ?

Sablon : Ongetwijfeld, maar de Nederlanders zijn op lokaal niveau anders gestructureerd. Bij ons wroet iedereen op zijn eilandje : de clubs, de scholen en de gemeente. We moeten die drie doen samenwerken, met gezamenlijke mensen en middelen is veel meer mogelijk. Wie door Nederland rijdt, komt onder de indruk van de vele piekfijn verzorgde sportvelden. Het onderhoud gebeurt meestal door de gemeente, die dat als een vorm van maatschappelijk beleid en opvoeding ziet. Dat gebeurt in België veel te weinig.

Jarenlang heette het dat de Belgische jeugd fysiek niet meekon. Maar de uitslagen op de internationale jeugdtoernooien spreken dat tegen.

Sablon : De fysieke achterstand is kleiner geworden, misschien zelfs weggewerkt. Dat blijkt bij de internationale contacten van onze clubs, en ook van onze nationale elftallen die de beste maatstaf zijn omdat ze uitsluitend uit Belgen bestaan. De resultaten van de nationale jeugdploegen zijn in zowat alle categorieën uitstekend. Ik durf het bijna niet hardop te zeggen, omdat het in voetbal snel kan keren, en omdat wij eigenlijk het resultaat ondergeschikt maken aan de manier van spelen. Behalve in Europese kampioenschappen opteren wij er ook altijd voor om alle geselecteerden speelkansen te geven, we kiezen dus niet noodzakelijk iedere keer de sterkste elf. Maar ook in die filosofie is winnen prettiger dan verliezen en zijn goede uitslagen een signaal dat we goed bezig zijn. En voor wie denkt dat ik zit op te scheppen : ikzelf heb er geen verdiensten aan, want ik was de voorbije vijf jaar met Euro 2000 bezig. Het is de groep trainers rond Marc Van Geersom die de pluim op haar hoed mag steken.

Vroeger werd geklaagd over de gebrekkige fysiek, nu over de gebrekkige techniek.

Sablon : We zullen de nadruk weer wat meer op de technische bagage moeten leggen. Balcontrole, aannemen, inspelen, passing… dat moet veel beter. Anders kan je geen snelheid in het spel krijgen en kan je ook niet werken aan tactische patronen. Franse collega’s hebben mij verteld dat hun opleiding al vijftig jaar lang dezelfde is : techniek, techniek en nog eens techniek. Pas bij de veertien- of vijftienjarigen wordt gewerkt aan fysiek en tactiek.

Techniek kan je de jonge voetballertjes het best aanleren door ze met vijf tegen vijf, of met zeven tegen zeven te laten spelen op een klein veld. Maar uitgerekend een technische bolleboos als Simon Tahamata heeft daar kritiek op.

Sablon : Tahamata somt enkele negatieve punten op, sommige terecht, maar hij vergeet erbij te vertellen dat die ruimschoots gecompenseerd worden door de positieve. Pas op, we zijn ermee bezig. Op de Bond is al dagenlang gediscussieerd over welke formule voor welke leeftijdscategorie de beste is. En of dat in de breedte van het veld moet gebeuren, of in de gereduceerde lengte. Voor elke optie zijn argumenten voor en tegen, we komen er zelf niet echt uit. We gaan ze nu bijvoorbeeld tot de categorie miniemen twee jaar lang met negen tegen negen doen spelen, en aan externe experts vragen om dat te evalueren. Maar aan het principe om met beperkte ploegen op een kleine oppervlakte te spelen, raken we niet. Het is evident dat die kleine gasten zo meer aan de bal komen, nauwkeuriger moeten voetballen, sneller moeten denken, en meer leren.

De jeugdwerking bij grote clubs wordt vaak ambitieus aangevat, maar altijd komt er wel een kink in de kabel. Bij Gent zijn ze ermee gestopt, bij Germinal Beerschot kunnen ze er niet zeker van zijn dat Ajax het project blijft steunen.

Sablon : De nieuwe transferregeling moet de jeugdafdelingen wat meer bescherming bieden, en met het fors optrekken van het minimumsalaris voor buitenlanders moeten de eigen jongeren meer kansen krijgen. Clubs stelden nu liever buitenlanders op, om ze in het uitstalraam te zetten en zo snel mogelijk met fikse winst te verkopen. Jeugdwerking in een profclub kan alleen lukken als er iemand achter staat die op langere termijn denkt. Maar zeker op het hoogste niveau lopen die mensen niet dik. Goede jeugdvorming is voor de kleinere landen nochtans de enige overlevingskans. Daarom zeg ik dat we aan de basis de kwaliteit van het voetbal en de spelers moeten verhogen. Dat kan via betere infrastructuur, betere trainingsprogramma’s, en beter opgeleide trainers. En op die drie onderdelen gaan we met de Bond fors aan de kar trekken, zodra de bevoegde comités ons het groen licht geven.

De Bond legt sinds dit jaar al haar tweeduizend clubs op om met gediplomeerde trainers te werken.

Sablon : Minimum één, het aantal hangt af van in welke klasse een club speelt. Onze trainersopleiding behoort bij de beste van Europa, dat heeft een onafhankelijke doorlichting aangetoond. We hebben door die verplichting om met gediplomeerde trainers te werken al meer dan duizend driehonderd cursisten gehad. Dat biedt de kans om ineens heel veel jeugdtrainers te winnen voor dezelfde basisprincipes, en via hen krijgen we ook contact met bijna elke club in het land. We willen de gigantische opdracht op onze schouders nemen om naar alle tweeduizend tweehonderd clubs toe te gaan. We willen hen samenwerking met andere clubs voorstellen, raad geven inzake administratie en organisatie, en trainingsadvies of eventueel hulp van onze trainers aanbieden. Dat alles in een permanente structuur met communicatielijnen van boven naar onder en van onder naar boven. De trainers vormen daarin een belangrijke schakel. We zullen hen voeden met informatie en tips, en regelmatig uitnodigen voor bijscholing. Dat alles zal de nodige mankracht en middelen vergen, maar ik hoop het Uitvoerend Comité van de noodzaak ervan te overtuigen.

Hoe is het met de horticultuurschool van Tubeke, die de bouw van het nationale jeugdcentrum blokkeert ?

Sablon : Als ik goed ben ingelicht, is die affaire geregeld en kunnen we binnenkort beginnen te bouwen. Voor het Belgische voetbal wordt dat een enorme stap voorwaarts. Je hebt dan één centraal voetbalcomplex dat prestige uitstraalt en een grote aantrekkingskracht zal uitoefenen. We willen daar colloquia, cursussen, ontmoetingen, stages, trainingen en noem maar op organiseren. Er liggen honderd en één plannen klaar.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content