Japan is er slecht aan toe. Het ooit zo welvarende land maakt z’n derde recessie in tien jaar door en de ophanden zijnde bankcrisis kan de hele wereldeconomie treffen.

Japan gaat Argentinië achterna. Met dit verschil dat het land van de tango een half ontwikkelingsgebied is en het land van de rijzende zon de tweede economie van de wereld, na de Verenigde Staten en voor Duitsland – beide evenmin in goeie doen. Het bankroet van die wereldmacht zou de wereldeconomie harder treffen dan 11 september. Peking, Singapore en Hongkong liggen direct onder vuur. De Amerikaanse president George W. Bush maant eerste minister Junichiro Koizumi, naast de Britse premier Tony Blair en de Russische president Vladimir Poetin een van zijn beste politieke vrienden, aan snel orde op zaken te stellen.

Op de luxueuze Ginza in Tokio wijst niets op een crisis. Op de brede avenue schuift één grote massa consumenten voorbij de rijkgevulde vitrines. Japanners houden hun problemen binnenskamers. Ze kopen minder dan vroeger. Werkloosheid en loonsverlagingen drukken de welvaart omlaag. De gezinnen zijn bang en lopen met hun centen naar de bank. Hoewel de rente tot nul is gezakt, kent Japan de hoogste spaarquote ter wereld. In de winkels op de Ginza dalen de prijzen al twee jaar na elkaar. Warenhuisketens als Mycal Corp (de vierde van het land) en Kotobukiya in het zuiden, zijn op de fles gegaan. De overheid heeft zich binnenstebuiten gekeerd om de consumentenmotor weer op toeren te krijgen. Tevergeefs. De verbruiker reageert zoals het paard dat men wel bij de drinkbak kan zetten maar dat men niet kan dwingen te drinken, klaagt gouverneur Masaru Hayami van de centrale bank.

DRIE OPEENVOLGENDE RECESSIES

Op de ruïnes van Hiroshima en Nagasaki bouwden de 127 miljoen onderdanen van de chrysantentroon een economische wereldmacht. Nu ondergaan ze een derde crisis in tien jaar. In het lopende begrotingsjaar (tot 31 maart) krimpt de economie met één procent, een nulgroei volgend jaar is een wel heel erg optimistische hypothese. De industriële productie ligt 13 procent lager dan een jaar geleden.

Ook de Nikkei-index op de beurs van Tokio keldert. De koers van de yen zakt verder tegenover de dollar; één euro kost nu al 118 yen. (Het nieuws dat prinses Masako zwanger was, versterkte de munt, maar de geboorte van Aiko op 30 november, een meisje dat niet gerechtigd is kroonprins Naruhito op te volgen, verzwakte hem weer.) De werkloosheid klom tot 5,5 procent, het hoogste peil sinds het begin van de registratie in de jaren vijftig. En alsof dat nog niet rampspoedig was, kreeg Japan er als enig Aziatisch land ook nog eens de gekkekoeienziekte bij. Massaal worden runderen afgeslacht en de prijs van het vlees tuimelde 40 procent omlaag. In vergelijking met die dramatische cijfers is de economische slapte in Amerika en Europa niet meer dan een akkefietje.

De fundamenten van de traditionele Japanse consensusmaatschappij zijn aangetast. Trouwen heet nu een economisch risico en echtscheidingen zijn niet meer ongewoon. Het aantal geboorten daalt zo sterk dat de bevolking steeds sneller veroudert. Het vroeger homogene blok van 90 procent middenklassers valt uiteen in winnaars en verliezers. In de parken en onder de autowegbruggen ruziën ’s nachts steeds meer daklozen voor een slaapplaats. In stedelijke achterbuurten werken onder- en onderonderaannemers veertien tot achttien uur per dag voor een habbekrats. In het land van de levenslange baan hebben zelfs middelgrote steden hun ‘arbeidsbemiddelingsstraat’, waar ’s ochtends vroeg duizenden dagloners hopen op een karwei.

De logge industriële concerns sukkelen met de ‘mondiale mode’ van driemaandelijkse resultaten. Zij zijn langetermijndenkers: omzet en werkgelegenheid zijn belangrijker dan directe resultaten. Zij staan machteloos tegenover problemen als instorting van de export, te grote voorraden, geringe rendabiliteit, lage beurskoersen en enorme schuldenlasten.

Het Japanse industriële model gaat daardoor aan het kraken. Het Franse Renault nam enkele jaren geleden autobouwer Nissan grotendeels over en stelde er Carlos Ghosn aan als voorzitter. De Fransman richtte er een sociaal bloedbad aan waar de Japanners niet van terug hadden. Maar het Japanse filiaal is nu rendabeler dan het Franse moederhuis. Glasproducent Hoya delokaliseert zijn productie naar China, waar de loonkosten vijf tot tien keer lager liggen. NTT daarentegen, de geprivatiseerde opvolger van Nippon Telegraph and Telephone, houdt vast aan het traditioneel management. De beleggers, die ontslagen als goed nieuws belonen, straffen ’s werelds grootste telecomgroep af als ‘een sociale instelling’.

JUN-CHAN IN HELDENROL

Ondanks al die misère blijft de liberaal-democratische eerste minister Junichiro Koizumi, ‘Jun-chan’ voor de fans, de populairste premier die het land ooit heeft gehad. Hij is net zestig geworden, maar denkt er niet over om, zoals de meeste Aziaten op die leeftijd, met pensioen te gaan. Hij heeft immers beloofd het land te redden. Dat de yen op de wisselmarkten zwak noteert, is voor hem geen reden meer om harakiri te plegen. Hij praat nu de Amerikanen na : de yen is onze munt en uw probleem. Dankzij de ‘yen-light’ versterkt de Nippon-economie zijn concurrentiekracht op de exportmarkten. De Amerikanen met hun beresterke dollar houden daar niet van.

Ook gouverneur Masaru Hayami van de centrale bank houdt daar niet van. Het zint de 76-jarige monetaire leider niet dat de regering via het kopen van aandelen, obligaties en vastgoed geld in de economie pompt. Daarmee treedt de overheid in de plaats van de consumenten die onvoldoende kopen en de bedrijven die nauwelijks nog investeren. Dergelijke stimulerende begrotingsuitgaven zijn riskant, omdat de globale overheidsschuld de voorbije jaren is opgelopen tot 130 procent van het bruto binnenlands product – evenveel als België in zijn slechtste tijd. Volgens de centrale bankier helpt het geen zier om de economie aan te zwengelen, het is een liquiditeitsval. Zo komt Hayami wel steeds meer in de rol van slechterik terecht, terwijl premier Koizumi ’s lands nobele redder speelt.

Veel tijd rest de goedogende politieke hoofdrolspeler evenwel niet. Elk ogenblik kan de bankcrisis in volle hevigheid uitbarsten. Door de slechte kredieten aan ondernemingen in moeilijkheden en doordat gebouwen en gronden een groot stuk van hun waarde verloren hebben, is de solvabiliteit van de Japanse banken fel gekrompen. Een paar banken staan zelfs op de rand van de afgrond. En er dreigt nog meer gevaar. Vanaf 1 april waarborgt de overheid niet langer het totale bedrag op individuele termijnrekeningen. Die bescherming, die dateert uit de bankcrisis van een vijftal jaar geleden, wordt beperkt tot 84.000 euro. Het risico is reëel dat de gezinnen die hun hele hebben en houden op de bank plaatsen massaal hun geld ophalen. Geen Japanner heeft nog echt vertrouwen in het banksysteem. Het gevolg daarvan zou dramatisch zijn: het Japanse financiële stelsel stort in mekaar.

Eerste minister Junichiro Koizumi wil zich niet schaakmat laten zetten. Hij kondigde aan dat de regering klaar staat om massaal geld in de banksector te pompen wanneer de financiële crisis zou toeslaan. Meteen al werkt de overheid aan een systeem om de slechte kredieten over te nemen. Er moet niet over worden gezeurd dat de belastingbetaler voor de roekeloosheid van de bankiers moet opdraaien: dit is een noodsituatie. En de Japanse eer zou wel erg gekrenkt worden als het Internationaal Monetair Fonds moest bijspringen – dat is goed voor een Latijns-Amerikaans land als Argentinië, maar onverteerbaar voor het moderne keizerrijk.

Guido Despiegelaere

De fundamenten van de traditionele Japanse consensusmaatschappij zijn aangetast.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content