Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

MA 30 01

Ooit Frieda Van Wijck zien vechten met Bart Somers? Wij wel. ‘Beste Vrienden’, aflevering vijf. Het enige programma op radio of televisie waarvan u, gezien de specifieke formule ervan, zeker kunt zijn dat onze gewezen chef-boeken er niet in opduikt, een luxe die zeldzaam is geworden. U kent het format: twee koppels Bekende Vrienden nemen het tegen elkaar op in een ‘queeste’, die men met een lichte vorm van mildheid puberaal zou kunnen noemen.

Frieda en Gerty Christoffels kwamen uit tegen Bart Somers en Bert Kruismans. Als wij alles goed hebben begrepen, moesten ze op zoek naar het graf van koning Arthur. Dat bevond zich in de ‘Abbey’ van Glastonbury, zoals het kleinste kind in de streek onmiddellijk aan de opgewonden deelnemers wist duidelijk te maken. Wij besparen u het wedstrijdverloop. Somers en Kruismans moesten in een lokale pub, The Talbot Inn, iedereen ervan gaan overtuigen dat die kleine dikke met zijn raar haar de voormalige minister-president van Vlaanderen was. Je werd beschaamd in de plaats van alle Vlamingen als je het zag.

Nadat Bart en Bert zich bij iedereen in de zaak hadden opgedrongen, en Somers zelfs staande op een barkruk de aanwezigen had bedankt voor de Engelse steun tijdens de Tweede Wereldoorlog, kwam Bruno binnen om de mensen opnieuw te gaan lastigvallen: of ze wisten wie die kleine dikke was? ‘De dorpsgek’, antwoordde een van de aanwezigen verveeld. Het juiste antwoord, maar Bruno rekende het niet goed.

‘The former Prime Minister of Flanders,’dát had hij willen horen. Bart en Bert kregen nu níét de code die Frieda en Gerty wél hadden gekregen, nadat Frieda de bloemetjes die Gerty haar telefonisch moest beschrijven, effectief had gevonden in de tuin van het bisschoppelijk paleis van Pensford. Als wij beginnen door te draven moet u het zeggen. De tuin van een bisschoppelijk paleis is een plek waar Frieda zich voelt als een vis in het water. Het was daar, maar dan in Mechelen, dat ze de waanzinnigste vraag uit haar op dat gebied nochtans rijk gevulde carrière stelde aan kardinaal Danneels: ‘Hebt gij een zwembroek?’ Daarna dook ze onder zijn capot. Dat wil zeggen: onder die van de aftandse VW Golf, waarmee de kardinaal enige christelijke nederigheid voorwendt. Frieda trok er een paar cruciale kabels over, en brak een krukas af.

Wij zijn nog iets vergeten, excuseer. De beide koppels moesten eerst schapendrijven. Wie vaak naar de BBC kijkt, kent die kampioenschappen wel, waarbij een herder via fluit- en roepsignalen zijn hond zodanig stuurt, dat die de schapen in hun ren dwingt. Dick Montgomery was volgens Bruno de nationale kampioen, en kwam enkele tips geven. Bijvoorbeeld wat men moet roepen om de hond naar links, naar rechts, achteruit en vooruit te doen lopen.

Dat was bij onze vrienden het ene oor in en het andere uit, zodat wij even later de former Prime Minister of Flanders als een dolleman van links naar rechts en terug door de wei zagen hollen, hierbij de arme schapen opzadelend met een stresstrauma dat de wol voor minstens drie seizoenen geen goed zou doen. De schapen kozen het zekere voor het onzekere, en renden hun ren in. Teruggekeerd in Mechelen zou Somers die ervaring korte tijd later aanwenden om een handtasdief persoonlijk in te rekenen, na een wilde achtervolging per fiets, per skateboard, en per voet, door de straten van het opgeschrikte Mechelen.

Bon, daarmee wonnen Bart en Bert dit onderdeel van het spel. De schapen van Frieda en Gerty waren uit hun wei ontsnapt, en werden even nadien op de A-368 door een Schotse vrachtwagen doodgereden. Bart en Bert mochten nu kiezen welke van de twee beschikbare vervoermiddelen ze zouden gebruiken voor de rest van de queeste. Dat werd de Mini Cooper, zodat Frieda en Gerty de weg op moesten met een Vauxhall uit 1938. Een oldtimer met een astronomische waarde, die al bij het buitenrijden van het Hunstrete House Hotel ei zo na tot nul werd herleid, omdat Frieda rechts op de weg ging rijden, een oude gewoonte getrouw. Gerty gaf net op tijd een ruk aan het stuur, waardoor de Vauxhall wel op een haar na de gracht in dook. Frieda kon op het nippertje corrigeren, kwam opnieuw op het rechtse rijvak terecht, en deed zo een wanhopig toeterende tegenligger tegen een paal knallen.

In Engeland zullen ze blij geweest zijn toen het herfst werd, en ze eindelijk van die ellendige Belgische televisie verlost waren. Eerst Rotten en Reynebeau op hun dak. Het opzet van die uitzending was om twee complete antipoden een paar cultureel-historisch belangrijke plaatsen in Groot-Brittannië te laten bezoeken: de ongemanierde rouwdouw en voormalig punkidool Johnny Rotten, en de – wat wij nu gaan schrijven valt buiten onze eigen verantwoordelijkheid – fijnbesnaarde en belezen intellectueel Marc Reynebeau. Na twee afleveringen waren de rollen al omgedraaid. Reynebeau spuwde en rochelde, liet boeren en winden, dronk zich met twee glazen punch het lazarus, en het niveau van zijn conversaties kwam niet uit boven wat je wel eens hoort in gore havenkroegen. Of in De Slimste Mens ter Wereld. In Bath bestond hij het de bereidwillige directrice van de kuurbaden te vragen waarom ze zo stonk.

Toen Rotten en Reynebeau eindelijk waren opgerotten, met hun protserige Rolls-Royce, kwam de Bende van Wim op zware motoren uit de ferry gedaverd. Gingen die weer iedereen storen. En Michiel Hendryckx maar zeuren over de diepere betekenis van, en het wonderlijke verhaal achter, elke steen of boom die in het landschap werd aangetroffen. Toen de Bende na veel vijven en zessen eindelijk op de veerboot naar Spanje was geloodst, en de Britse bevolking opgelucht ademhaalde, kwam Bruno Wyndaele met zijn former Prime Minister of Flanders aanzetten.

Op het einde van het programma hadden Frieda en Gerty de queeste gewonnen. Dankzij hun schranderheid, een troef die het duo Bart & Bert niet kon inbrengen, en vooral dankzij de code die ze hadden verdiend omdat Frieda dat bloemetje… Nu de persoonlijke vragen nog. Altijd spannend.

‘Gerty, welke ernstige ziekte heeft Frieda gehad in haar jeugd?’ Tja, maak daar maar eens een keuze uit, staande op een grasveld in de abdij van Glastonbury. Frieda en Gerty hadden op dat moment overigens elfenoren aan. Want ze hadden een mandje moeten gaan zoeken in een winkel waar een mevrouw met elfenoren stond! Op gevaar af zo dadelijk te worden gecolloqueerd, gaan wij maar door met u het verloop van het programma te vertellen hoor, zoek er verder niets achter. Die mevrouw verkocht op een of andere manier oorschelpen, van het genre dokter Spock.

Enfin, de gevraagde ziekte was tbc, wat Frieda ertoe verleidde vrolijk uit te roepen: ‘Ik ben een teringlijder, haha.’ Gerty had moeten passen, of had het uit een late opstoot van pudeur niet willen zeggen, maar u weet al wat er nu komt: vijf minuten wachten. Daar kwamen Bart & Bert aangelopen. Wat toen gebeurde bij Frieda Van Wijck, hebben wij ooit eerder gezien bij een kerel die per ongeluk een fles ammoniak aan de lippen had gezet. Frieda sprong en wipte op en neer, alsof de sint-vitusdans haar had getroffen en een boosaardige kwelduivel ook nog een nest vleesetende mieren in haar broek had gekapt: ‘Ah nee hè, daar zijn ze. Straks winnen ze nog ook.’

‘Hoe heten de kinderen van Bert?’ Dat wist Bart niet. Vijf minuten. ‘Wanneer verjaart Gerty?’ Dat wist Frieda dan weer niet. Vijf minuten. ‘Hoe heten de kinderen van Bart?’ Dat wist Bert wel. Gewonnen! Excalibur was voor hen. En toen wierp Frieda zich ter aarde, greep het been van Bart Somers vast, zette haar tanden erin, en liet niet meer los. Somers zelf begon te trekken en te sleuren, trapte wild met zijn andere voet naar zijn dol geworden belaagster, waardoor hij bijna zijn evenwicht verloor, ging op haar hand staan, sloeg met zijn vuist, maar Van Wijck loste van geen vin. Tot ze plots opsprong, en Somers het op een lopen zette.

Door de tuin van Glastonbury Abbey zagen onthutste toeristen de former Prime Minister of Flanders rennen voor zijn leven, achternagezeten door de krijsende en schreeuwende politieke sterjournaliste van de openbare omroep. En niemand op de Reyerslaan die zich daar zorgen om maakt.

DI 31 01

Het stond zwart op wit in De Standaard, en dan gaan wij ervan uit dat het juist is. Wij zijn nog van een generatie die is opgegroeid met E. Troch, Louis ‘Lods’ Ryckeboer, Manu Ruys en Dirk Achten. Als die mannen iets schreven, met een licht voorbehoud voor Dirk Achten, dan wás het zo. In die tijd was Peter Vandermeersch nog niet geboren, en prijkte het AVV-VVK nog als een trotse banier op de voorpagina.

Maar niet gezeurd: ‘Vroeger was alles beter, behalve De Standaard’, kopte de krant onlangs zelf, dus geloven wij nog steeds zonder al te veel achterdocht wat daar gedrukt staat. En dat was bijvoorbeeld dat ze bij de SP.A het auto-ongeluk van Freya Van den Bossche uit de pers hebben proberen te houden, uit schrik dat uw dienaar het op deze bladzijden zou misbruiken.

Echt waar, dat stond er. Laten we dat tafereel nog eens voor u oproepen. Freya laat zich maandagnamiddag door haar chauffeur met haar dienstauto naar huis voeren. Naar Gent. Men rijdt dan door de tunnels naar de basiliek van Koekelberg, en vandaar over de Keizer Karellaan, de Charles Quint in correct Nederlands, naar de E40. Zoals zovelen doen, onder anderen Guy Verhofstadt en Caroline Van den Berghe.

Op de Charles Quint, al met ne keer: BOEM! Iemand rijdt tegen de auto van de minister. Dat gebeurt op die laan dertig keer per dag. Niettemin slaat de paniek toe op het kabinet van Van den Bossche, en op het hoofdkwartier van de partij: niets aan de media laten lekken, want het zou kunnen worden misbruikt door die onnozelaar van de laatste bladzijden in Knack.

‘Hoe?’ vragen wij ons nu al twee weken af. Hoe, zouden wij dat in ’s hemelsnaam hebben kunnen misbruiken? Het banaalste aller ongelukken, op de banaalste aller plaatsen. Nu zijn die spindoctors van de SP.A geen idioten, al is het tegendeel de voorbije weken door heel wat commentatoren gesuggereerd. Hun angst dat deze lichte aanrijding misbruikt zou worden, kan er alleen maar op wijzen dat er daadwerkelijk iets was dat wij hadden kúnnen misbruiken. En dus is de vraag: wat was dat?

Was het weer Caroline Van den Berghe die er langs achteren in knalde? Zat er iemand in die auto die niet in die auto mocht zitten? Reed de minister weg van bij een instelling of een etablissement waar ze liever niet wordt gezien? Wij weten het niet. Wij tasten volkomen in het duister. Maar onze nieuwsgierigheid is wel gewekt. Wij weten blijkbaar iets over Freya, dat absoluut niet geweten mag zijn. Wisten wij maar wat, dan konden wij het tenminste ‘niet misbruiken’. Want zeg nu eerlijk, u die ons kent: zouden wij zoiets wél misbruiken? Nee toch?

WO 01 02

Louis Tobback gaat het Fochplein een andere naam geven! Eerder tijdens zijn bewind had hij al eens de helft van alle straatnamen in Groot-Leuven veranderd, vooral degene die verwezen naar belangrijke figuren uit de katholieke geschiedenis, maar met het Fochplein is hij een nieuwe fase ingetreden. Maarschalk Ferdinand Foch was namelijk, volgens mijnheerke Louis, een massamoordenaar die op basis van de genocidewet postuum voor een Belgische rechtbank zou moeten worden gedaagd. En reken maar dat de stad Leuven daarna van zijn nabestaanden een fikse schadevergoeding zou eisen.

‘Foch heeft miljoenen mensen doen sneuvelen aan de Somme en de IJzer, in Verdun, en in de vlaktes van Pas- en Plassendale’, aldus Louis Tobback, die het zelf ongetwijfeld beter had gekund. ‘Hij heeft zijn soldaten als kanonnenvoer van de ene loopgraaf naar de andere gejaagd, in de hoop enkele meters winst te boeken op de Duitsers. En dat allemaal voor niks.’

‘Vier jaar heeft dat spel daar geduurd’, bulderde Tobback tegen een verbaasde Leuvense gemeenteraad. ‘Eén gerichte aanval vanuit De Moeren, in de flank gesteund door een commando-uitval vanuit de richting Keiem-Stuivekenskerke, en we hadden den Duits al in 1916 de kop ingeslagen. Maar nee, in Parijs wisten ze het beter. We sturen vandaag jongeren naar Weimar om hen te vertellen over de barbarijen van Duitsland, en dan zouden wij een plein noemen naar een van de grootste slagers van ’14-’18? Over mijn dood lijk. Uit respect voor de oud-strijders van de Eerste Wereldoorlog heb ik hierover lang gezwegen, maar nu zwijg ik niet meer. Iedere Leuvenaar mag de komende twee weken suggesties voor een nieuwe naam doen bij de stadssecretaris.’

Die voorstellen stromen ondertussen binnen. Naar verluidt maakt ‘Louis Tobbackplein’ een grote kans om te winnen. Interessante stad, Leuven. Wie onder het stationsplein per ongeluk veertig in plaats van dertig per uur rijdt, is veertien dagen zijn rijbewijs kwijt. Elke student die op straat na valavond nog van ‘gaudeamus igitur’ durft te zingen, wordt via de honderden bewakingscamera’s onmiddellijk geïdentificeerd en geverbaliseerd.

Maar als de socialistische hoofdcommissaris met 1,43 promille in zijn bloed de deur van een simpele onthaalmoeder aan flarden rijdt, mag hij gewoon op post blijven. Als de socialistische eerste schepen achter het stuur van haar auto in slaap valt met liefst 2,11 promille in haar bloed, een regionaal record, mag ze rustig in functie blijven. Dat zijn dan de mensen die in Leuven aan anderen de regels opleggen. Eén ding weten wij zeker: dat zou in de tijd van maarschalk Foch niet waar geweest zijn. Vuurpeloton en afgelopen.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content