Terwijl de kerken in Vlaanderen verder leeglopen en het aantal roepingen daalt, beginnen de trappisten van Westvleteren dit najaar met de bouw van een nieuwe abdij.

‘De trappisten van Westvleteren zijn geweldige mannen’, zegt architect Bob Van Reeth. ‘Ze kunnen boeiend en diepgaand filosoferen over architectuur, ze cultiveren de waarde van de stilte, onder elkaar en in hun omgeving. En bovendien kunnen ze zichzelf relativeren, en heel hartelijk lachen.’

Het bureau van Bob Van Reeth, de voormalige en eerste bouwmeester van Vlaanderen, werd twee jaar geleden uit vijf kandidaten geselecteerd om de nieuwe gebouwen van de Sint-Sixtusabdij in Westvleteren te ontwerpen. Wekenlang praatte hij met de cisterciënzers over hun project: de afbraak van het grootste deel van de abdij, met uitzondering van de oude en de nieuwe kerk en van het gastenhuis, en nadien de vormgeving van de nieuwe gebouwen. ‘Om hen echt te begrijpen, ben ik bij hen in-getrokken’, zegt hij. ‘Ik heb er met hen door de gangen gewandeld, stond net als zij om kwart over drie op. Zo kon ik me inleven in hoe ze, zonder veel te praten en zonder veel licht, voor het krieken van de dag naar hun kerk trekken.’ Het liet Van Reeth toe om het concept van het nieuwe gebouw, ‘waar de monniken zich passanten voelen in het licht van de eeuwigheid’, in overeenstemming te brengen met hun contemplatieve regels en voorschriften.

Iedereen in Vlaanderen kent de trappisten van Westvleteren. Iedereen weet ook dat wijlen de Britse bierexpert Michael Jackson rond het trappistenbier uit de Westhoek een ware hype creëerde. Meer nog, dat de Amerikaanse site RateBeer.com de trappist van Westvleteren een paar jaar geleden tot het beste bier ter wereld uitriep. En dat, als gevolg van het grote succes, zwendelaars op een bepaald ogenblik de trappisten van Westvleteren illegaal uitvoerden, vermoedelijk naar de Verenigde Staten, om ze daar tegen woekerprijzen aan te bieden op de zwarte markt. Dat er eind dit jaar een nieuwe abdij zal oprijzen in de Westhoek, op de puinen van de oude, haalde minder de media. Nochtans zijn de voorbereidingen al jaren aan de gang, en kondigden de broeders vorig jaar aan dat ze samen met gerenommeerde architecten een ontwerp voor een nieuwbouw hadden uitgewerkt. Nu ook de bouwvergunning is goedgekeurd, na een maandenlange discussie met Monumentenzorg (over de vraag of het klooster al dan niet tegen de bestaande kerk mag worden aangebouwd), kan ook de aanbesteding beginnen. Tegen eind 2008 kan de nieuwe abdij steen voor steen worden gebouwd, nadat de oude is afgebroken.

Dat zal handenvol geld kosten. Het wordt een immense investering in een groots project dat de eeuwen moet trotseren. En dat terwijl in de kerken de grote leegloop allang is ingezet.

VIER HAKEN IN DE MUUR

‘Aanvankelijk waren we helemaal niet van plan om de abdij volledig af te breken’, zegt de abt van Westvleteren, Manu Van Hecke, enigszins verontschuldigend. We zitten in een kamer met uitzicht op een binnenkoertje en met hoge plafonds. Zijn stem weergalmt: ‘Aan onze plannen voor de nieuwbouw gaat een lang verhaal vooraf.’

‘Het moet 2004 geweest zijn’, begint hij. ‘Een paar broeders begonnen zich vragen te stellen bij onze levenswijze. Ze vroegen zich af of het in de 21e eeuw nog wel zin had om met z’n allen in één grote zaal te slapen. In heel Europa waren we nog zowat de enige abdij waar de monniken geen eigen kamer hadden. De enige plek die we voor onszelf hadden, was een eigen bureau in de leeszaal. Iets wat we trouwens ook in het nieuwe project zullen behouden.’

‘Ik weet het, het klinkt misschien niet geloofwaardig,’ zegt de abt, ‘maar ook broeders kunnen stress hebben. We zijn kinderen van onze tijd, die signalen opvangen van de maatschappij daarbuiten, en dat maakt dat het samenleven in gemeenschap ook ons psychisch zwaar kan vallen. Onze broeders hebben nood aan een eigen ruimte. Niet dat we het individualisme willen aanwakkeren – daar zijn we heel beducht voor. Maar we willen meer plaats voor het individu.’

Tot nog toe was het soberheid troef. Broeder Manu: ‘We hadden een bed in de slaapzaal, met vier haken in de muur om onze kleren op te hangen en een paar kartonnen dozen. Stilaan mag het wel wat meer zijn’, meent hij. ‘Het leven in gemeenschap is een waarde op zich, maar ze mag niet ten koste gaan van de persoon.’

De broeders zouden dus aparte kamers krijgen. Maar dat kon alleen mits er ingrijpende verbouwingswerken werden gedaan. Na overleg met het interdiocesaan centrum in Brussel, een steunpunt voor kloosters die materiële of juridische vragen hebben, belden de trappisten met vijf architectenbu-reaus. Het vervolg kent u.

Algauw bleek dat verbouwen niet aan de orde was. ‘Enkele van onze gebouwen vertoonden grote scheuren. Ondertussen kun je er al je vuist tussen steken’, lacht broeder Manu. Stabiliteitsingenieur Dirk Jaspaert uit Leuven werd erbij gehaald. Hij stelde vast dat de ondergrond onder de abdij bestaat uit zeer beweegbare kleilagen. Op sommige plaatsen waren ze uitgedroogd en gekrompen, waardoor er holtes waren ontstaan en die veroorzaakten verzakkingen. ‘De schade aan de eerste vleugel van de abdij was rampzalig. Het gebouw dateert uit de jaren twintig, en is toen gebouwd met een krap budget en zo goed als zonder funderingen. De brandweer heeft ons aangeraden om er weg te blijven. Laat dat nu net de plek zijn waar we wilden bijbouwen. In plaats daarvan moesten we het gebouw ontruimen. Sindsdien slapen alle broeders in het gastenhuis, tot de werken aan de nieuwbouw voltooid zijn. En dat is niet vóór 2011.’

Sommigen raadden de trappisten aan om hun abdij elders op te trekken, ver weg van de zware kleigronden, of om te verhuizen naar een andere, leegstaande abdij. ‘Verhuizen is uitgesloten’, zegt de abt met gefronste wenkbrauwen. ‘Westvleteren is een monastieke plek waar zich eerder al drie kloosters gevestigd hebben. Eén daarvan rond het jaar 800. Bovendien leven we niet op een eiland, de abdij is met de streek vergroeid. En ze staat hier al zo lang.’ Ze werd opgericht in 1831, toen de prior van het klooster van Catsberg, net over de grens, met een aantal van zijn monniken afzakte naar de bossen van Sint-Sixtus, omdat ze problemen hadden met hun bisschop in Frankrijk.

‘Er zit niets anders op. We zullen de abdij moeten afbreken en weer opbouwen’, zegt broeder Manu. Hij wijst naar een hoopje stenen langs de kant van de weg. ‘De dag vóór de eerste vergadering over de verbouwingswerken is dat deel van de omheining in elkaar gezakt’, lacht hij. ‘Het was een voorteken.’

GEEN CENTILITER EXTRA

De afbraak en vooral de opbouw van zo’n immens gebouw zal een bom geld kosten. De vraag is waar de monniken dát vandaan zullen halen? Hun eigen bezittingen zijn beperkt. En de inkomsten uit de arbeid in de abdij zijn niet van dien aard dat ze er een vette spaarpot mee kunnen spijzen. Een fondsen-wervingscampagne? ‘Dat deden we een halve eeuw geleden’, glundert de abt. ‘Toen kon je “papieren steentjes” kopen om de bouw van onze vleugel van 1950 te sponsoren. In ruil voor een papiertje van de abdij betaalde je één baksteen.’ Vandaag moeten de broeders naar andere middelen grijpen. ‘Enerzijds kregen we al de steun vanuit andere kloostergemeenschappen, en van gasten en kennissen. Maar om ook schenkers te kunnen aanspreken die onze abdij niet kennen, laten we ons bijstaan door experts, die soms ook als tussenpersonen fungeren. De financiële wereld van vandaag is voor ons veel te complex.’ Hoeveel geld die schenkers zullen moeten ophoesten, wil geen van de broeders kwijt. ‘Welke som we ook noemen, hij kan altijd verkeerd geïnterpreteerd worden’, zegt de abt voorzichtig.

Nochtans zitten ze op een goudmijn: de brouwerij. ‘Dat is de hoofdbrok van onze arbeid’, zegt broeder Joris, de manager en boekhouder van de brouwerij. ‘Maar Westvleteren is een kleinschalige brouwerij. In de brouwerij zelf en in de bierverkoop samen werken er zes broeders. We hebben er een voltijdse job. Dat wil zeggen dat we vier à zes uur per dag kunnen meedraaien, als dat tenminste in de kerkelijke agenda past. Onze maximale productie is 4750 liter per jaar. Dat zijn 60.000 kratten van 24 flessen, wat heel weinig is. Als het dan nog tegenzit – ik bedoel: als een reeks kerkelijke feestdagen samenvalt met onze gebruikelijke brouw- of botteldagen -, dan halen we zelfs dat maximum niet.’

Bierliefhebbers zijn niet opgezet met die beperkte oplage. Tot voor een paar jaar moesten ze voor hun bak bier soms urenlang aanschuiven. ‘Om overlast in de buurt te voorkomen, hebben we dat systeem veranderd’, zegt broeder Joris. ‘Nu hebben we een bierlijn opgezet, waarnaar onze klanten op vaste dagen kunnen bellen om hun bier te reserveren en een tijdstip af te spreken waarop ze het komen afhalen. Zo vermijden we dat iedereen tegelijk komt. Nu is het de kunst om binnen te raken tijdens de beltijden.’

Maar wat de broeders ook doen, sinds RateBeer.com in 2005 Westvleteren 12 tot het beste bier ter wereld heeft uitgeroepen, is er geen houden meer aan. ‘Er is schaarste, omdat de vraag groter is dan het aanbod, maar meer produceren doen we niet.’ Ze willen de brouwerij in eigen handen houden en de rol van de arbeid beperken. Nu al moeten de broeders zich via het internet bijscholen over de laatste brouwtechnieken, maar ook over de voorschriften voor de voedselveiligheid en de gezondheidsregels. Geen van de monniken is brouwingenieur, en dus moet de brouwkunst van de ene generatie op de andere worden doorgegeven.

Met alle gevolgen van dien. Decennia geleden, toen broeder Remi tot abt van Westvleteren werd gekozen, gaf hij prompt de opdracht om alle ketels te reinigen. Dat was een ramp. Door de wanden te poetsen en zo de flora te verwijderen, verdween ook de specifieke smaak van het bier. In de herbergen wilden ze het bier niet meer verkopen, want de mensen lustten het niet meer.

‘Eind de jaren zeventig hebben we iets soortgelijks doorgemaakt’, zegt broeder Manu. ‘Toen zijn we overgestapt van houten vaten op vaten uit roestvrij staal. Bij het bier in de houten vaten voegden we sacharose toe om besmettingen weg te werken. Maar bij de nieuwe vaten was dat niet meer nodig, en lieten we de zoetstof weg. Maar de smaak veranderde. Ons bier was gezonder geworden, maar de mensen dronken het niet meer! Tot ze het weer gewoon werden.’

gezonde abdij

Voor bierliefhebbers heeft een bak Westvleteren bijna mythische proporties, maar voor de trappisten zelf is het niet meer dan een middel om in hun levensonderhoud te voorzien. ‘Door te brouwen willen ze onafhankelijk zijn van de buitenwereld’, zegt Rob Faesen, professor theologie en mediëvist aan de K.U. Leuven. ‘Nu produceren ze daartoe alleen nog trappist, tot voor kort deden ze ook aan landbouw. Ze leven volgens de regel van Benedictus: ora et labora. Ze moeten met andere woorden bidden én werken. Tegelijk leiden ze een ruw en heel sober bestaan, dicht bij de natuur. Vertaald naar vandaag zouden we zeggen dat ze milieubewust leven.’

‘Milieubewust zijn ze zeker’, meent Filip Descamps van het bouwfysisch ingenieursbureau Daidalos Peutz, dat betrokken is bij het bouwproject van de abdij. ‘De broeders willen zo weinig mogelijk energie verbruiken, zodat ze ook op dat vlak onafhankelijk kunnen blijven. Vandaar dat we het gebouw zo opvatten dat ze amper twee maanden per jaar zullen moeten bijstoken. Enerzijds is de energievraag in het gebouw zeer laag, dankzij zware isolatie en door nauwgezet te ventileren. Daarnaast worden er verschillende boorputten gegraven van honderd meter diep. De warmte wordt met behulp van een warmtepomp uit het grondwater gehaald, en wordt gebruikt om de abdij te verwarmen.’

De hamvraag blijft: is het aangewezen om een nieuwe abdij te bouwen als er zo weinig roepingen zijn? De jongste intrede bij de Sint-Sixtusabdij dateert van vijf jaar geleden, en de kandidaten die zich ondertussen aanmeldden, hebben ‘de stap nog niet gezet’.

‘Ik denk niet dat er te weinig roepingen zijn’, zegt professor Faesen. ‘Het beeld dat we hebben is scheefgetrokken, omdat er vroeger zovéél waren. In de eerste helft van de twintigste eeuw beleefden de kloosters een hoogconjunctuur, waardoor de huidige daling dramatisch lijkt. Een tijdlang telden de Lage Landen een onwaarschijnlijke concentratie aan kloosters, wat historisch gezien voortvloeide uit de brede spirituele ontwikkeling in de dertiende eeuw. We waren een regio met een sterke geestelijke dynamiek waar de kloosters als paddenstoelen uit de grond rezen. Lange tijd waren ze vrij dicht bevolkt. Nu valt hun bewonersaantal tot de gewone verhoudingen terug.’

Westvleteren telt momenteel 26 monniken, en dat aantal bleef de jongste decennia vrij stabiel. ‘Sinds de jaren dertig staat Sint-Sixtus bekend als een degelijke abdij met een gezonde religieuze geest, waar er doorgaans méér roepingen waren dan in andere abdijen’, zegt Rob Faesen. ‘De leeftijdspiramide is dan ook mooi verdeeld. Bovendien is Westvleteren een doodgewone abdij in de Westhoek, die niets van naam of faam hoog heeft te houden. De trappisten kunnen zich er ten volle wijden aan hun monnikenleven en worden door weinig afgeleid.’

Dat hun trappist de titel draagt van ‘het beste van de hele wereld’, was voor hen dan ook geen cadeau. ‘Wij zijn nog altijd monniken. Alstublieft, noem ons geen brouwers.’

DOOR INGRID VAN DAELE / foto’s filip naudts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content