Het zijn woelige tijden voor de centrale bankiers. De economie vertraagt, de inflatie is te hoog en de overstap naar de euro is een ware revolutie. Gouverneur Guy Quaden van de Nationale Bank van België over zijn nieuwe rol in het Europa van de eenheidsmunt.

Wim, Alan en Masaru zijn wereldleiders. Gouverneur Duisenberg van de Europese Centrale Bank, Greenspan van de Amerikaanse Federal Reserve en Hayami van de Nationale Bank van Japan zijn geen bankiers, zij zijn monetaire overheden. Van de beslissingen van hun instellingen hangt in grote mate af hoe de wereldeconomie presteert en hoe rustig of zenuwachtig de internationale financiële markten zich gedragen. De wereld weegt elk van hun woorden. Nooit eerder waren centrale bankiers zo belangrijk.

Sedert de start van de euro stippelt de Europese Centrale Bank het monetaire beleid uit in de eurozone met zijn twaalf lidstaten. Dat heeft de rol van de Nationale Bank van België grondig gewijzigd. Gouverneur Guy Quaden is een van de twaalf centrale bankiers die in Frankfurt over de euro waken.

Centrale bankiers zijn strenge mensen. Zij waarschuwen voortdurend de politici, de sociale partners, de bevolking. Nochtans zijn zij niet democratisch verkozen en worden ze niet democratisch gecontroleerd. Ze lijken wel monetaire druïden.

Guy Quaden: Niet democratisch verkozen, wel door de democratische macht benoemd, door de regering en in sommige landen door het parlement. Zoals de rechters. Wij hebben geen staatsgreep gepleegd. De politieke overheid geeft ons de monetaire autoriteit. De economische en zelfs een groot deel van de politieke wereld zijn ervan overtuigd dat de monetaire macht beter bij een onafhankelijke centrale bank ligt dan bij politici die over de staatsuitgaven beslissen. Monetair beleid vergt een langetermijnvisie en dat is gemakkelijker voor mensen die niet om de vier jaar moeten worden verkozen. Maar in tegenstelling tot de rechters zijn centrale bankiers niet voor het leven benoemd, wij hebben een mandaat. Controle? Wij gaan naar het parlement en brengen jaarlijks verslag uit. Uiteindelijk steunt onze onafhankelijkheid op het vertrouwen van de burgers. Als dat er niet meer is, kan de politieke overheid de wet en zelfs het Europees verdrag wijzigen.

Gewapend met dat mandaat houdt u de politieke overheid en haar economisch en financieel beleid in het oog.

Quaden: Dat is onze plicht. Wij moeten waken over de grote economische, financiële en budgettaire evenwichten in het eurogebied. In de meeste landen en zeker in België is de centrale bank de enige lobby die pleit voor de vermindering van de overheidstekorten. Alle andere maatschappelijke groepen willen meer uitgaven of minder belastingen. Sommigen concluderen daarom dat de centrale bank en zijn gouverneur het economisch geweten zijn van de natie, maar dat zeg ik niet, dat klinkt een beetje pretentieus.

De euro heeft de frank verdreven. De Europese Centrale Bank heeft het monetaire beleid van de twaalf lidstaten van de eurozone overgenomen. Waarom blijft de Nationale Bank van België (NBB) bestaan?

Quaden: Het is duidelijk dat de NBB geen monetaire autoriteit meer is. De raad van gouverneurs in Frankfurt beslist. Als lid van die raad moet ik niet waken over de Belgische belangen, maar over die van het hele eurogebied. De uitvoering van het monetaire beleid is echter gedecentraliseerd. Zo halen de Belgische banken hun biljetten en kredieten bij de Nationale Bank, maar tegen een rentevoet die gemeenschappelijk in Frankfurt werd vastgezet. Voorts is de NBB een bedrijf van algemeen belang, juridisch zijn wij wel een naamloze vennootschap, maar onze doelstelling is niet winst boeken, maar diensten verlenen aan de Belgische samenleving. Wij drukken bankbiljetten, zijn rijkskassier, verzorgen de clearing voor de banken, organiseren de balanscentrale en de kredietcentrale voor particulieren en spelen straks wellicht een grotere rol in de controle op de stabiliteit van de financiële instellingen. Wij beschikken over een gestoffeerde studiedienst en zijn het grootste statistisch instituut van het land, dat in het bijzonder belast is met de nationale rekeningen.

Het heette dat Europa weinig te lijden zou hebben van de economische groeivertraging in de Verenigde Staten. Maar we zijn toch verzwakt. Zitten we nu in de economische problemen?

Quaden: In de Europese Centrale Bank hebben we in het begin van het jaar de gevolgen van de economische groeivertraging in de VS voor Europa een beetje onderschat. Het was toen echter nodig het vertrouwen van de bedrijven en de bevolking te steunen. Niettemin, we moeten realistisch zijn, de Amerikaanse groeivertraging treft ons. We kennen geen recessie, maar een vertraging van de economische groei die belangrijker is dan verwacht. Dankzij de invoering van de euro zijn we beter tegen dergelijke besmetting gewapend, omdat het grootste deel van de handel interne Europese handel is, betaald in gemeenschappelijke munt en aldus beveiligd tegen schommelingen die instabiliteit veroorzaken. Maar twee fenomenen zijn er oorzaak van dat wij afhankelijk blijven van wat in de States gebeurt. De Europese financiële markten en de beurzen zijn belangrijker dan in het verleden, maar het is nog altijd Wall Street dat de toon zet. En de jongste jaren hebben de grote Europese bedrijven enorm geïnvesteerd in Amerika. Daar verzwakte hun activiteit en daalde hun winst, zodat ze minder investeren, niet alleen in Amerika maar ook in Europa.

Komt er snel beterschap?

Quaden: De meerderheid van de economen verwacht een heropleving van de Amerikaanse en de Europese economie tegen het einde van dit jaar.

De Europese Centrale Bank krijgt het verwijt vooral aandacht te hebben voor de muntstabiliteit. Hij zou de economie en bijgevolg ook de werkgelegenheid uit het oog verliezen. Zijn Amerikaanse collega, de Federal Reserve, let niet alleen op het geld, maar ook op het werk.

Quaden: Het verrast mij dat commentatoren en vooral politici de centrale bank verwijten te veel aandacht te hebben voor stabiele prijzen. Dat is net het mandaat dat de politieke overheid ons gaf, het staat letterlijk in het Verdrag van Maastricht, dat de parlementen en in sommige lidstaten de bevolking via referenda hebben goedgekeurd. Er zijn inderdaad verschillen tussen het mandaat van de Europese Centrale Bank en de Amerikaanse Fed; maar men moet niet overdrijven, naast de teksten staan de realiteiten. In elk geval is geen Europese centrale bankier onverschillig voor de groei en de werkgelegenheid. En in alle landen verwacht de bevolking dat de centrale bank de koopkracht van het geld verdedigt.

In de praktijk kan de bescherming van de munt, via hogere rente, de economie verzwakken en de werkgelegenheid schaden.

Quaden: Er is geen tegenstelling tussen een anti-inflatiebeleid en zorg voor de economie, zeker niet op middellange termijn. De stabiliteit van de prijzen is belangrijk voor het consumentenvertrouwen en dat vertrouwen is een belangrijke factor voor de economische groei. Voorts is een lage inflatie een noodzakelijke voorwaarde voor een lage lange rente. De centrale bankiers beslissen weliswaar over de officiële rente, dat is de korte rente. Maar het zijn de financiële markten die de lange rente bepalen en zij doen dat op basis van de inflatieverwachtingen. Die lange rente is belangrijker voor de financiering van de bedrijven en de gezinnen, voor hypothecaire leningen bijvoorbeeld.

De Hoge Raad voor Financiën waarschuwt dat de regering geen geld meer rest voor nieuwe beleidsinitiatieven. Moet het land opnieuw zoals destijds voor ‘Maastricht’ gaan besparen? Komt de belastingverlaging in het gedrang?

Quaden: De Nationale Bank, het Planbureau en de Hoge Raad voor Financiën zeggen hetzelfde. De regeringsplannen voor belastingvermindering en de nieuwe uitgaven zijn haalbaar op twee voorwaarden: een economische groei van 2,5 procent en een groei van de normale overheidsuitgaven die beperkt blijft tot 1,8 procent. Dat laatste is dit jaar niet het geval, maar volgens de regering gaat het om eenmalige uitgaven voor de politiehervorming. Als dat niet het geval zou zijn, moeten de fiscale hervorming en de geplande uitgaven weliswaar niet worden ingetrokken, maar meer gespreid in de tijd.

De jongste tijd valt bijzonder weinig te horen over de hoge Belgische staatsschuld. Is dat niet langer een drama?

Quaden: Minder dan in het verleden, maar het blijft een zorg. De staatsschuld is gedaald van 140 tot 110 procent van het bruto nationaal product, dat wil zeggen van wat wij op een jaar bij mekaar werken. Dat is geen slecht resultaat, maar de volgende stap moet de vermindering zijn van de schuld in absolute waarde. De jongste jaren is ze immers blijven stijgen, zij het minder snel dan de economie. De schuld kan alleen dalen als de overheid begrotingsoverschotten boekt. Het is een doelstelling die de regering in het stabiliteitspact heeft ingeschreven.

De regering is inderdaad aan het sparen gegaan. Ze zet in het Zilverfonds vele tientallen miljarden opzij om de toekomstige pensioenen te waarborgen. Is dat geen fraai begrotingswerk?

Quaden: De regering en vooral minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP) hebben twee mooie creaties op hun naam – ik steek dus niet altijd een waarschuwende vinger op. De eerste is het goudhamsterprincipe. Een jaar geleden verwachtten de meeste economen een groei van 3 procent, maar de regering schreef de begroting op basis van een economische groei van 2,5 procent. Als de groei groter is, gaat het overschot naar de afbetaling van de schuld. Het Zilverfonds is de tweede belangrijke vondst. Economisch maakt het geen verschil of de schuld wordt afgelost of dat het geld gaat naar het Zilverfonds. Maar om politieke en psychologische redenen is sparen voor de financiering van de pensioenen gemakkelijker uit te leggen aan de bevolking, vooral na de jarenlange inspanningen voor ‘Maastricht’.

De centrale bankiers hebben vooral kritische opmerkingen over het stelsel van de sociale zekerheid, de arbeidsmarkt, de loonevolutie. Over de speculatie van de internationale financiële markten en de excessen op de beurzen horen we veel minder.

Quaden: U denkt dat wij onrechtvaardig zijn. Als de regering en de bevolking meer uitgaven in de sociale zekerheid willen – dat is een politieke keuze -, dan moeten zij die ook financieren. Dat was niet het geval in het verleden, wij hadden een sociale zekerheid op krediet. Ik bepleit geen totale deregulering van de arbeidsmarkt, maar we hebben in Europa en vooral in België meer flexibiliteit en vooral meer mobiliteit op de arbeidsmarkt nodig. Wat zeggen wij over de financiële markten? Het is de traditionele taak van de centrale banken de speculatie op de munten te bestrijden. Maar de bedragen die op de financiële markten circuleren, zijn veel groter dan wat wij daar tegenover kunnen zetten. De financiële munitie van de markten is sneller gegroeid dan die van de centrale banken. De euro is een belangrijke oplossing, zij het een gedeeltelijke. De gemeenschappelijke munt beperkt de speculatiemogelijkheden. Over de beurzen spreken de centrale bankiers weinig. Niemand weet a priori wat het goede niveau is van de beurskoersen.

Is de macht van de financiële markten dan geen democratisch probleem? Zij belonen of bestraffen, via de munt, het politieke beleid.

Quaden: Dat is gedeeltelijk waar. De financiële markten kenden een explosie, dat heeft voordelen, maar ook nadelen. Het is misschien niet wenselijk, maar in elk geval onmogelijk de ontwikkeling van de markten te beperken. Het is een gegeven waar wij mee moeten leven. Maar de politieke overheid staat niet volledig machteloos. Het zijn niet de markten en de speculanten die om de euro hebben gevraagd. De gemeenschappelijke munt is het resultaat van een sterke politieke wil gekoppeld aan een duidelijke economische coherentie. Het spreekt vanzelf dat als de overheid de economische en financiële realiteit uit het oog verliest, zij de markten op de nek krijgt – het is dan niet de taak van de centrale bankiers die incoherentie van de politiek aan te moedigen.

De introductie van de euro blijkt moeilijk te verlopen. De bevolking heeft de euro nog niet in het hoofd.

Quaden: De mensen hebben de euro zeker nog niet in het hoofd. Na de zomervakantie start een informatie-offensief, zowel van de Europese Centrale Bank en de Nationale Bank als van verscheidene ministeries. Daarmee vroeger beginnen, heeft geen zin, de informatie zou verloren gaan. Anderzijds kennen de kleine en middelgrote ondernemingen een grote vertraging in de overstap naar de euro. Dat is gevaarlijk, zij nemen grote risico’s.

De vrees bestaat dat er bij de start van de euro op 1 januari te weinig munten en biljetten in omloop zullen zijn om gemakkelijk te kunnen winkelen.

Quaden: Er is inderdaad een polemiek over de bevoorrading. Iedereen is verplicht tot 31 december van dit jaar met franken te betalen en dus moeten de geldautomaten tot op dat ogenblik nationale bankbiljetten verdelen. Maar wij nemen geen risico’s. Er komt een grootschalige voorafgaande bevoorrading met eurogeld. Dat slaat niet alleen op de frontloading van de banken. Naar de warenhuizen en de winkels gaan vanaf 1 december 870.000 euro-starterskits met 240 euro (bijna 10.000 frank), zodat de handel vanaf nieuwjaar de klanten euro’s kan teruggeven. Vanaf 15 december staan vijf miljoen euro-minikits, met munten voor een waarde van 12,40 euro (500 frank), ter beschikking van de gezinnen. Vanaf 1 januari verdelen de geldautomaten uitsluitend eurobiljetten. Er is geen reden om te dramatiseren. In januari en februari geldt nog de dubbele circulatie, in die periode kunnen ook nog de frankbiljetten en -munten worden gebruikt. De overstap naar het eurogeld is een operatie zonder voorgaande, een revolutie. Ik zeg niet dat er geen enkel probleem zal zijn, maar de operatie is goed voorbereid.

De politieke en monetaire overheden beloofden de bevolking een sterke eenheidsmunt. Dat lukt blijkbaar niet.

Quaden: Maar wij hebben een sterke munt. Het Verdrag van Maastricht verplicht ons te waken over de interne waarde van de euro. De doelstelling van de Europese Centrale Bank is een inflatie van maximaal twee procent op middellange termijn. De gemiddelde inflatie in de eurozone ligt vandaag hoger, op drie procent. Daar zijn redenen voor, de centrale bankiers kunnen de stijging van de prijzen van olie en vlees niet controleren. Maar wij moeten voorkomen dat er een inflatiespiraal op gang komt. In vergelijking met het verleden is onze prestatie niet slecht – ik zeg niet bevredigend, want drie procent is te hoog. De externe waarde van de euro, de wisselkoers dus, is een ander probleem. Een lage wisselkoers heeft voor- en nadelen, meer nadelen dan voordelen. Het voordeel is dat ze de uitvoer steunt. Maar dat is een voordeel op korte termijn. Men bouwt geen sterke economie op een zwakke munt. Tegelijk wordt de invoer duurder, wat spectaculair was met de olie. De wisselkoers van de euro is te zwak en geen enkele economische theorie kan dat verklaren. Er bestaat een technische uitleg. Er gaat meer geld van Europa naar de Verenigde Staten dan omgekeerd. Ondanks de groeivertraging blijft Amerika aantrekkelijker voor spaarders en investeerders. Europa boekte al vooruitgang met de hervorming van zijn markten en de sanering van de overheidsfinanciën van de lidstaten, maar moet nog aantrekkelijker worden. Een zwakke euro is zeker onze doelstelling niet. De jongste jaren was de trend à la baisse. Nu is er een stabilisatie van de koers ten opzichte van de dollar. Maar het is wenselijk dat de wisselkoers van de euro versterkt.

De financiële analisten en de gespecialiseerde pers blijven intussen kritiek spuien op de Europese Centrale Bank (ECB).

Quaden: De liefde van sommige financiële kringen buiten Europa is niet groot. Bijna alle beslissingen van de ECB krijgen kritiek, maar achteraf moet iedereen toegeven dat er geen foute beslissingen waren. Ik geef toe, wij hebben af en toe een probleem van communicatie. Maar men moet ook weten dat de Europese Centrale Bank een nieuwe instelling is die in twaalf landen en tien talen moet communiceren en die zijn geloofwaardigheid maar geleidelijk kan opbouwen.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content