De aandelenbeurzen floreren als nooit tevoren. De beleggers blijven feesten, met in de maag de vrees dat er wel ooit een eind aan komt.

Hoe lang klimmen de beurskoersen nog? Beursanalisten en andere financiële goeroes beantwoorden gretig de vraag. Maar ze hebben de onhebbelijke gewoonte mekaars argumenten onderuit te halen en tegenstrijdige adviezen te geven. Eigenlijk zoeken beleggers niet echt een antwoord, ze manifesteren hun gemeenschappelijke vrees dat de koersen van hun aandelen niet te allen tijde kunnen blijven stijgen. Met enkele ups and downs doen alle beurzen ter wereld het al sedert vijftien jaar goed. Dat is historisch en economisch abnormaal. Eens moet de bull, de stier die symbool staat voor agressief beurswerk – in tegenstelling tot de bear, de bangelijke beer -, toch vermoeid geraken. Temeer omdat de koersen een stuk boven de economische werkelijkheid van de genoteerde ondernemingen zweven.

Drie jaar geleden al waarschuwde voorzitter Allen Greenspan van de Amerikaanse Federal Reserve dat het beursvolk gek werd. Sedertdien is de Nyse op Wall Street met nog 40 procent geklommen. Nu slaat zijn Duitse collega, centrale bankier Hans Tietmeyer van de Bundesbank, alarm: “We moeten ons afvragen of de huidige koersen nog de onderliggende waarde weerspiegelen en of de kans op een terugval niet stilaan groot wordt.”

Met uitzondering van de Aziatische beursen, die lijden onder de monetaire problemen van de Tijgers en de economische depressie van Japan, floreren overal ter wereld de geldtempels. De notering van de aandelen steeg verleden jaar gemiddeld met 42 procent en de eerste helft van dit jaar doet ze het nog beter. De gekte van Amerika is met enige vertraging op Europa overgeslagen. In voorheen slappe beurslanden als Italië en Portugal verviervoudigde de omzet. De toestand gaat lijken op een bubble economy, met een grotere vraag dan aanbod, wat de prijzen de hoogte instuwt. Wat ook kan blijken uit de stijgende vastgoedprijzen en de grote sommen die investeerders neertellen voor kunst en antiek.

Op de beurzen heerst een optimisme dat niet stuk te krijgen is. Zelfs een crisis als die in Azië veroorzaakt niet meer dan snel genezen malaises. Het beursvolk redeneert pragmatisch: op twee jaar vermeerderden de aandelen 60 procent in waarde, als er een correctie komt met tien tot vijftien procent waardeverlies blijft nog een stevige winst over.

VIJFTIG RECORDS DIT JAAR

De kleine beurs van Brussel behoort tot de toppers. De Bel20-index, met de twintig belangrijkste waarden, brak dit jaar al een vijftigtal keren zijn eigen slotrecord in een klim van 44,89 procent. Van al een stuk over de 3500 punten lijkt de index door te zullen stijgen naar 3750 eind dit jaar en volgens optimistische analisten tot 4.000 in de prille lente van volgend jaar. De omzet in de voorbije zes maanden beliep 1173 miljard frank, ongeveer evenveel als de hele recordomzet van afgelopen jaar. Juni was veruit de drukste maand aller beurstijden. Er werd in die ene maand meer waarde verhandeld dan in het hele jaar 1992. Dat is niet alleen het gevolg van de hogere koers van het papier, goed de helft van de omzetgroei is een gevolg van drukkere handel. Investeerders en beleggers vechten voor de talrijke nieuwelingen op het noteringsbord. En er doen zich daarbij Kinepolis-toestanden voor. Eind vorig jaar bood de bioscoopgroep de beurs voor 1,4 miljard frank aandelen aan, de beleggers vroegen er voor 105 miljard, de beursgang werd 75 keer overschreden.

De Financieel-Economische Tijd berekende dat in het eerste halfjaar de Belgen meer verdienden met aandelenbeleggingen dan met werken. Dat is natuurlijk een maatschappelijk probleem, hoewel het nooit ter discussie komt, omdat het er op concurrerende beurzen niet anders toegaat. Toch gaan politici er stilaan aan denken koerswinsten te belasten. Het enorme meerwaardegeld dat de beurs genereert, geniet nu in België en andere Europese landen, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, van een fiscaal nultarief. Werken is wel zwaarder belast.

Intussen blijven de beurzen feesten en er zijn weinig indicaties om te voorspellen dat er in een nabije toekomst een einde aan komt. De wereld kent nog slechts weinig inflatie. De economie zal niet over haar toeren draaien, dankzij de groeivertragende gevolgen van de Aziatische crisis – die dan toch alweer niet slecht is voor de westerse beurzen -, de lichte economische verzwakking in de Verenigde Staten en de technologische innovatie die de productiviteit verhoogt. Daardoor blijven de prijzen van de grondstoffen tamelijk stabiel, terwijl loonmatiging overal en niet het minst in Europa de regel is. Uiteindelijk is de beurs zelf nog de belangrijkste inflatiemaker, door de hogere koopkracht die zij de beleggers middels de overwaardering van de aandelen verschaft.

LAGE RENTE STIMULEERT RISICO

Het geld verliest dus zijn waarde niet en de quasi-inflatieloosheid zet de rente niet onder druk. De Belgische lange rente van rond de 4,85 procent staat op haar laagste peil sinds het begin van de jaren zestig. De lidstaten van de Europese Unie bouwden onder druk van de Maastrichtnormen hun overheidstekorten af en streven naar een begrotingsevenwicht. Een toestand die president Bill Clinton in de Verenigde Staten al heeft bereikt. De overheden moeten steeds minder een beroep doen op het spaarwezen, ze stuwen de intrest niet langer omhoog. De onzekerheid in de internationale financiële wereld over de Aziatische en vooral de Japanse economie, met de verzwakking van de Aziatische munten als gevolg, zet de investeerders en speculanten ertoe aan hun kapitalen naar de Europese en Amerikaanse obligatiemarkten te repatriëren. Daardoor stijgen weliswaar de koersen van de lopende obligaties, maar daalt de rente.

Die lage rente dwingt investeerders en spaarders richting aandelenbeurs. Er is nauwelijks een alternatief. Obligaties, kasbons of wat ook brengen in vergelijking met risicokapitaal nauwelijks geld op. Zo is de lage rente de motor van de beurs, de oorzaak van alle gekte. Niet alleen professionelen en traditionele beursspelers houden nu de koersevoluties onder de loep, dat doen ook gewone spaarders die in het verleden nooit een beursgok zouden hebben gewaagd. Het verklaart het nieuwe succes van de beleggingsfondsen in Europa. Zelfs op doodgewone vriendenfeestjes is de beurs een gespreksthema. Er circuleren heroïsche verhalen over ongelooflijke winsten en tips over koopjes van nog ondergewaarde aandelen. Monetaire autoriteiten, zoals centrale bankiers, kijken bedremmeld aan tegen wat in hun kringen een verkeerd gegroeide marktpsychose heet.

De grote liquiditeit – het vele beschikbare geld en de drukke handel – stimuleert intussen niet weinig het beursleven. De excessieve geldstroom stuwt de koersen omhoog. Het geld blijft toestromen, beleggingsfondsen gaan meer en meer beurswaarts en pensioenfondsen en levensverzekeringsmaatschappijen nemen grotere pakken aandelen in portefeuille.

AANDEELHOUDERS GEKOESTERD

Uiteindelijk ondersteunen ook de ondernemingen het beursgeweld. Al is voor vele beursspelers de vennootschap achter het aandeel niet altijd een evidente economische werkelijkheid. Ondernemingen zijn meer dan voorheen winstgedreven, de populariteit van de coporate governance dwingt ze meer oog te hebben voor de belangen van hun aandeelhouders. Fusies en overnames zijn daar het gevolg van. Ze zorgen voor besparingen en hogere winsten. Met enige vertraging op de Verenigde Staten slaan ze nu ook in Europa toe. Dankzij hoge koersen kost kapitaal de ondernemingen weinig en beschikken ze over munitie om te kopen. Gemiddelde winststijgingen van tien tot vijftien procent zijn de regel en beleggers weten dat te waarderen.

Tenslotte kan zelfs de crisis in het Verre Oosten de beurzen niet ontwrichten. De beurslui geloven dat de internationale autoriteiten Japan nooit in een wereldbesmettende economische depressie zullen laten sukkelen. Moral hazard, heet dat, de belastingbetaler als laagste vangnet voor de speculant.

De beurzen tarten de economische realiteit. De ministers van Financiën van de G7, de zeven rijkste industrielanden, maken zich daar op hun bijeenkomsten zorgen over. De centrale bankiers verliezen hun controle over de geldhoeveelheid, hun belangrijkste wapen tegen de inflatie. Door de rente te verhogen, zouden ze de beurzen kunnen afkoelen. De Europeanen zouden daartoe nog geneigd zijn, maar Greenspan en de zijnen in de Verenigde Staten achten zich niet verplicht het beursvolk te beschermen, maar de economie en de werkgelegenheid te ondersteunen.

Intussen vreest iedereen op de beurs ooit de rekening voor het feest gepresenteerd te krijgen. Als Wall Street afknapt, vallen klappen in Europa en Brussel. Maar zoals dat met feesten gaat, ze lopen uit; de pijn is voor morgen.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content