Ideale steden zijn ondemocratisch, totalitair en xenofoob, stelt de strijdbare Ruth Eaton in een boek dat brokken maakt.

Ruth Eaton: Een architect, het kan ook iemand uit een andere branche zijn, zegt: ik bouw een stad, ze zal er zo en zo uitzien, rechthoekig of cirkelvormig. Als ik erin slaag om het plan van een stad te tekenen dat zo volmaakt is, zullen de mensen die erin wonen zich navenant gedragen. De maatschappij zal perfect geregeld zijn.

U staat wantrouwig tegenover dat soort perfectie. Uw voorkeur gaat naar organisch gegroeide steden uit.

Eaton: Het boek gaat over steden die kant en klaar bedacht waren voor ze gebouwd, of veelal nooit gebouwd werden. Als u naar mijn ideaal vraagt, dan is dat de reële stad, die stukje bij beetje aangroeit, gemaakt door al de inwoners die er het hunne toe bijdragen, overal kleine veranderingen teweegbrengen. Voordat baron Haussmann in opdracht van Napoleon III een stuk ideaal van een nieuwe samenleving in Parijs introduceerde, was dat ook in Parijs zo. Kijk naar dat wat verwarde patroon in de Marais-wijk.

Uiteindelijk werden zelden of nooit ideale steden in hun geheel gerealiseerd.

Eaton: Je kan aan Brasilia denken, of aan Chandigarh, kant en klaar afgeleverd door Le Corbusier, die uit een totaal andere cultuur kwam dan de mensen die in zijn stad moesten wonen. Indien die hun stad zelf hadden gebouwd, had ze er totaal anders uitgezien. En wellicht zou ze duizend keer beter gefunctioneerd hebben.

Misschien had u uw boek beter ‘Waarschuwing tegen de ideale stad’ genoemd.

Eaton: Ja, vaak draait het op een nachtmerrie uit. Mijn kritiek is niet mals. Maar het vertrekpunt is positief. Door de eeuwen heb je altijd mensen gehad die iets aan een verrotte stadssituatie wilden doen. Neem Leonardo da Vinci, die in zijn plannen komaf wilde maken met de stad als haard van besmettelijke ziekten. Het is aan de bewoners van de werkelijke stad om het beste uit de ideeën van de ontwerpers te pikken. Dan kan er echt iets veranderen in de wereld. Als je hen in hun eentje hun gang laat gaan, komen er catastrofes van. Want ze denken dat ze niet alleen het aanschijn van een stad, maar van de hele maatschappij moeten veranderen. Gelukkig komt er zelden iets van in huis, en lopen ze behoorlijk gefrustreerd rond.

Hitlers architect Albert Speer had wél de vrije hand, maar zelfs hij heeft ten slotte bitter weinig kunnen realiseren.

Eaton: Hij bouwde aan een nieuwe maatschappij, ja. Maar al snel werd hij in zijn vaart gestuit omdat al het geld door de oorlogsmachine opgeslokt werd. Maar stel je eens voor dat Hitler de oorlog niet verloren had, dan had Speer voluit kunnen voortbouwen.

De stad als pompeus decor voor het laarzengetrappel van het ‘Herrenvolk’.

Eaton: Ja. Zowel het communisme als het fascisme hebben een utopische kant. Utopie betekent toch: een andere wereld ontwerpen, die een betere wereld zal zijn. En ik wou eens het hele tracé natrekken van het idee waarbij een ideale stad gelijk is aan een ideale maatschappij. Te beginnen bij Plato tot en met de twintigste eeuw. Wat verandert, is de schaal der dingen, misschien gewoon omdat de maatschappij globaler wordt. Ergens in het midden staat Thomas More. Hij creëert een andere maatschappij die hij situeert op een eiland dat dezelfde grootte heeft als Engeland. Dat is een element van realisme, naast het feit dat het eiland de totaliteit is, want erbuiten is niets. In de twintigste eeuw is de schaal echt universeel geworden. Le Corbusier wou hetzelfde bouwen in Berlijn als in Parijs, in Chandigarh en in Zuid-Amerika. De redenering is: ons idee is volmaakt, laten we proberen het aan de hele wereld op te leggen.

Berusten alle ‘ideale steden’ op de utopie van een betere wereld?

Eaton: Niet altijd in de strikte zin. Je hebt de proactieve en de retroactieve modellen. Proactief betekent: we creëren een stad en dat zal de wereld veranderen. In het andere geval stellen ze vast dat de wereld veranderd is, of aan het veranderen is, en willen ze de stad maken die bij die wereld past. Dat laatste zie je bijvoorbeeld in de Renaissance. Het middeleeuwse, feodale Florence met zijn muren, wordt te knellend. Men zit met de oude stad die een beetje het overblijfsel is van een vroegere maatschappij. In de feodale maatschappij zeggen ze niet: als de stad er zus of zo uitziet, zullen we in de Renaissance belanden, en de wereld zal anders zijn. Ze zijn er al, maar vinden dat de stad moet inhalen wat er op het politieke vlak gebeurd is. Dat is inderdaad geen puur utopisme meer. Hetzelfde geldt voor baron Haussmann in het negentiende-eeuwse Parijs: de maatschappij is al veranderd, en hij wil de stad veranderen om de sociale veranderingen bij te benen.

Waarom zijn zelfs de retroactieve modellen zelden of nooit in hun geheel geraliseerd?

Eaton: In de Renaissance hebben de prinsen die de architecten aan het werk zetten om hun macht weerspiegeld te zien in nieuwe steden, gewoon niet genoeg geld om hun droom waar te maken.

De ideale steden die wél integraal gerealiseerd werden, zijn zeer kleinschalig, vaak het werk van marginale groepen, religieuze sektes…

Eaton: Daar zit van alles bij. Denk maar aan de reducciones die de Spaanse overheersers in Zuid-Amerika voor de indiaanse bevolking neerzetten. Dat was een manier om hun macht tentoon te spreiden.

Waarom vertonen ideale steden voor het leeuwendeel een rasterpatroon?

Eaton: Omdat het idee doorgaans is dat het ideaal in termen van geometrie vertaald kan worden, het toppunt van zuiverheid. Daarom komt het precies in de Renaissance weer zo sterk op gang. Het is de periode waarin de perspectief ontwikkeld wordt. Als iets helder is op geometrisch vlak, zal het er ook helder toegaan in de maatschappij. Waarom dan het raster en soms de cirkel? Het hangt ervan af wat men wil zeggen. Het raster was de democratische vorm. In een raster is iedereen gelijk. In de barok daarentegen komen we de cirkel tegen, omdat alle wegen naar het midden lopen, naar het paleis dat naar alle kanten straalt. In de praktijk werkt het raster echter veel beter dan de cirkel.

Een genie als Claude-Nicolas Ledoux in de achttiende eeuw vond algemene bijval voor zijn koninklijke zoutfabriek in Arc-en-Senans. Maar zodra hij iets voor Parijs ontwierp, kreeg hij de wind van voren.

Eaton: De man bouwde tal van herenhuizen voor een rijke Parijse cliënteel. En hij bouwde de tolpoorten rond Parijs. Dat maakte hem niet sympathieker bij het gewone volk. Toen kwam de revolutie en hij belandde in de gevangenis omdat ze vonden dat hij te dicht bij de koning stond. Hij voelde zich ongelukkig en misbegrepen, hij die toch bezig was met het ontwerpen van een ideale stad! Zoals bij zovele utopies vertoonden ook zijn ontwerpen een sympathieke en een gruwelijke kant. Zijn ideale stad was ellipsvormig, met de woning van de gouverneur in het midden, om de arbeiders goed in het oog te kunnen houden. Het werkvolk kweekte zijn eigen groenten in de achtertuintjes. Je kan daar smalend over doen, als je bedenkt dat de arbeiders honger leden, zich dood moesten wroeten en geen tijd hadden om aan de rol te gaan. En dan nog permanent gecontroleerd worden door de directeur! Ledoux zelf vond alvast dat hij een betere samenleving maakte, compleet met een aantal Morele Gebouwen erbij…

Waaronder een Huis van de Passie, waar de jongeren de deugd van onthouding aangeleerd werd. Nogal puriteins, toch?

Eaton: Dat puriteinse kom je vaak tegen, niet alleen bij Ledoux. Dat is een zeer intrigerend aspect. Op een moment degenereert het in een controle over de mensen. Dat brengt ons opnieuw tot het verhaal van de cirkel. Als er een cirkelvormige stad wordt gebouwd, of een gevangenis, of een school, zet men een toren in het midden om de mensen in de gaten te houden. Daarbij is glas een bevoorrecht materiaal, want het laat toe om te zien wat de mensen daarbinnen doen. Iedereen moet zich aan de normen conformeren, want er is beslist hoe de maatschappij moet zijn.

Die nare kantjes worden nog bedreigender in de twintigste eeuw, door de schaalvergroting?

Eaton: Ook de machine draagt daartoe bij. Die zorgt ervoor dat er objecten worden gemaakt die allemaal dezelfde zijn, vensters die allemaal dezelfde zijn, en ten slotte robotten. Die vind je in de utopische werken terug. Op het hoogtepunt van die evolutie duiken er tal van tegenutopieën op. Zeer weinig in de architectuur, want het gaat om een literair genre. Daarin wordt de ideale stad beschreven alsof ze echt bestond, als nachtmerrie. Daarbuiten wonen mensen die zoals in de reële wereld zijn, vaak beschreven als behaarde lui die in het bos leven. Dat is het wilde, ongecontroleerde, terwijl in de ideale stad alles clean is. Er zijn geen verschillen, geen twijfels. In die tegenutopieën is het ideaal de reële wereld, met al zijn vergissingen, chaos, zijn wouden en behaarde mensen.

Niets voor architecten?

Eaton: Neen, want die dromen alleen van bouwen. Bij de zeldzame tegenutopieën in de architectuur behoren de virtuele projecten van Superstudio in Italië.

Er zijn toch zachte utopische stromingen? Ebenezer Howard met zijn Garden City. De ideeën van William Morris en John Ruskin, die naar een middeleeuws samenlevingsmodel terugverlangden?

Eaton: Ruskin en Morris situeren hun ideale maatschappij voor de Renaissance. Interessant is dat diezelfde idee ook aan de oorsprong van Bauhaus ligt. Het geloof in handenarbeid. De overtuiging dat je individuele, mooie voorwerpen moet maken. Van lieverlede verandert dat. Het hele Bauhaus _ en zelfs Morris _ vraagt zich af: maar wat doen we met de machine? Bauhaus wordt dan een school waar mooie voorwerpen met de machine gemaakt worden. Politiek beargumenteerd luidt het dat de machine toelaat om mooie voorwerpen te maken voor iedereen. Dat is democratisch.

Hoe raakt de machine in de geschiedenis van de utopieën verweven?

Eaton: Thomas More zegt: ‘Alle straten, alle steden lijken op elkaar’. De machine zal de mens in staat stellen om dat te doen. Zo raakt ze betrokken in het spel van de utopie, want nu kun je een globale wereld maken waarin alles uniform is…

In gerasterde steden waar alle functies mooi gescheiden zijn?

Eaton: Wat in de twintigste eeuw vaak gebeurd is, ook als resultaat van de utopische gedachtegang, is het idee van de opsplitsing van functies. Men structureert de maatschappij, doet daarbij geen half werk zodat iedereen precies weet wat hij in die structuur moet doen. De utopisten zijn daar dol op. Nu is daar reactie op. De Amerikaanse Jane Jacobs schrijft dat zo’n stad onmogelijk kan werken, er is multifunctionaliteit nodig.

Is de ‘shanty town’ dan een bruikbaar model?

Eaton: Studies hebben uitgewezen dat als de mensen hun eigen shanty town bouwen, ze verantwoordelijkheidszin aan de dag leggen voor de plek die ze bewonen. Ze organiseren en beheren zelf hun wijk. En dat werkt beter dan als er barakken voor hen gebouwd worden, en alles in hun plaats gedaan wordt. Dat brengt ons een beetje terug tot de gedachte dat het ideaal helemaal niet het ideaal is. Het reële is het ideaal.

Jan Braet

‘Ja, vaak draait het op een nachtmerrie uit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content