Uw heengaan is niet onopgemerkt gebleven. Zelfs de manier waarop u verkoos uit het leven te stappen, werd ogenblikkelijk het voorwerp van een geanimeerd debat. Uw oude kwelgeest God de Vader liet bij monde van kardinaal Danneels weten dat u, door te kiezen voor de dood, het lijden had omzeild. Waarna de liberalen twee pasgeboren politici de arena instuurden om het zelfgekozen levenseinde geestdriftig te promoten: als het aan zoon De Gucht en kleinzoon De Clercq ligt, mogen wij straks al om euthanasie vragen bij een zware indigestie of als we een teen verstuikt hebben. Op voorwaarde, natuurlijk, dat het bijbehorende lijden als ‘ondraaglijk’ kan worden gekenmerkt – ook de geestelijke pijn die men ervaart bij het lezen van een doorsnee Vlaamse roman zou dan in aanmerking kunnen komen.

Ten aanzien van úw werk viel de afgelopen weken uitsluitend lof te noteren. Haast iedereen is het erover eens dat u een groot en belangrijk schrijver was, die Vlaanderen heeft helpen bevrijden uit de ketens van de kneuterigheid. ‘Hij heeft het zelfvoldane en dubbelhartige Vlaamse klerikalisme en het enge nationalisme ontmaskerd en ontluisterd’, aldus Jozef Deleu in De Morgen. Hij voegde eraan toe dat u evenwel geen zedenprediker was: ‘Claus hekelde veel, maar gaf geen richtlijnen over hoe het wel moest.’

Eén keer hebt u dat wel gedaan. Richtlijnen gegeven. Reclame gemaakt, zelfs. Het betreft een punt- je uit uw curriculum dat tot dusver wat onderbelicht is gebleven. Ten onrechte, want het gaat evenzeer om een taboe dat u hebt helpen slopen. U weet wat ik bedoel. Begin jaren negentig schrok menig Vlaamse televisiekijker zich een aap toen u plotseling opdook in een reclamespotje voor Franse kazen. U deed dat heel poëtisch, met veel zwier en ironie, maar toch vonden sommigen het ongehoord. Dat een volksheld als Jan Theys de mensen waspoeder probeerde aan te smeren – tot daar aan toe. Dat een sportgod als Jean-Marie Pfaff zijn hemdskragen verhuurde – ook dat moest kunnen. Maar dat een boven het gepeupel verheven kunstenaar zijn ziel had verkocht aan de platte commercie? Het was ongehoord.

Vandaag is het de normaalste zaak ter wereld. Mede dankzij uw voorbeeld is de kloof tussen artiest en consument grotendeels gedicht. Denk maar aan Wim Opbrouck die probeert om Palm weer hip te maken. Of aan Kamagurka en Stany Crets die middels artistiek verantwoorde zwart-witfoto’s Rodenbach aanprijzen. En de trend blijft niet beperkt tot producten als kaas en bier, die men qua doelgroep nog kan situeren ter hoogte van de bourgondische kunstliefhebber annex levensgenieter: herinner u hoe kunstpaus Jan Hoet ooit reclame maakte voor de aluminium ramen van de firma Reynaers. Niemand sprak er schande van. Ik ook niet. Integendeel. Ik heb liever dat zulke lui mij aluminium ramen proberen te verkopen dan dat ze mij richtlijnen zouden geven aangaande de politieke partij waarop ik volgens hen moet stemmen – zoals Hoet dat ooit deed met de CVP, en Crets met Patrick Janssens.

Ik heb het vorige week nog even aangekaart in een briefje aan Eddy Wally: niet lang na uw dood deed Bart Peeters een uitspraak die mij maar niet wil loslaten. In een interview op nu.nl klaagde hij erover dat hij op Eén niet voor zijn politieke mening mag uitkomen. Een duizelingwekkende opmerking, vindt u niet? Wat zou hem eigenlijk voor ogen staan? Wil hij bekennen dat hij vóór het milieu en tégen de oorlog in Irak is? Denkt hij een bijdrage te kunnen leveren aan het vredesproces in het Midden-Oosten? Of wil hij de programma’s die hij presenteert in tijden van verkiezingen onderbreken voor stemadvies? Met permissie, mijnheer Claus, maar: God verhoede. In tegenstelling tot wat de kritiek op uw kaasspotje destijds deed vermoeden, is commerciële reclame veel onschuldiger dan ideologische propaganda.

In literaire kringen verdient uw voorbeeld zelfs navolging. Vlaanderen telt te veel zedenpredikers en te weinig goede schrijvers. Men zal zich nochtans herinneren hoe u de vraag naar uw reclame-inkomsten placht te beantwoorden: Dat kaasspotje zal de cultuur ten goede komen, want door het geld dat ik ermee verdiend heb, kan ik me gedurende een bepaalde tijd op werk van kaliber concentreren.’

In dat opzicht was u minder invloedrijk dan men beweert.

door Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content