Dit moest de laatste reportage over straatprostitutie worden. Een vrolijke reportage over een probleem ‘dat opgelost is’. Moeilijk kon dat niet zijn, na alle recente hoeraberichten. Helaas. Dit is het verhaal van Mona, van Stien, het verhaal van de straat. En aan alle hoerenlopers die een boete gekregen hebben en deze reportage lezen: uw advocaat heet vanaf nu Hugo Coveliers.

Een woonblok-zonder-hoop-op-beterschap op de Geelhandplaats, Antwerpen, Seefhoek-city. Het verschil tussen schoonheid en lelijkheid is hier allang opgeheven. In een kleine studio, één hoog, rolt Mona haar zoveelste joint. Naast de marihuana liggen oor- doppen. Opdat ze het onophoudelijke gejoel van de Marokkaanse jongens, buiten, niet zou horen. ‘In de straatprostitutie geldt één wet: nooit praten. Anders…’ Ze haalt haar schouders op. ‘Ik had al honderd keer dood moeten zijn.’ Maar haar hoofd werkte tegen, zegt ze. Bleef altijd steken, net boven de tafel.

Iedereen hier kent haar hoofd: dat van een kleine vrouw van 52. Ze heeft geen tanden, veel parlé in de plaats. Het stroomt eruit, haar leven, in één ruk. Rock-‘n-roll. Dat ze opgegroeid is in de Seefhoek, in het café van haar ouders. Vader stierf toen ze één was. Zij wou zo graag ballerina worden. Had er het talent voor, het lichaam ook. ‘Maar moeder kon de zorg voor ons niet aan.’ Ze werd groot in weeshuizen. Leerde hoe de straat eruitzag: op haar negende rookte ze al tien joints per dag. Zeven jaar later was ze zwanger. Met haar eerste kind ging ze vaak naar de schepen kijken, die toen nog aanmeerden in Antwerpen-centrum. Ze stapte soms op, vaarde mee – had er het lichaam voor. ‘Maar nooit met Thaise of Chinese schepen, die mannen vertrouwde ik niet.’

In Antwerpen noemden ze haar ‘een scheepshoer’, maar dat deerde haar niet. In ruil daarvoor kreeg ze eten. Het uitzicht op de zee en een toekomst. ‘Op een van die reizen heb ik hem leren kennen: een Maleisiër, de mooiste man uit mijn leven. In twaalf jaar tijd kreeg ik elf kinderen van hem.’ De zee was zoveel mooier dan de Seefhoek. Maar ze bleef thuis, om voor de kinderen te zorgen. Eén keer ging ze nog mee, naar Alaska. ‘Ik zat in de boot toen het gebeurde.’ Ze hebben het haar moeten vertellen… hoe er een touw geknapt was, hoe hij overboord geslagen werd, hoe kansloos hij was tegen het ijskoude water. In een flits zag Mona brokken van een mens drijven.

‘Ik weet nog dat de kinderen kwamen vragen: “Waar is papa?” “Papa is in het water gevallen.”

‘Ik wist niet hoe het verder moest. Twaalf kinderen…’ Ze kijkt rond in haar kleine studio. Er staan allemaal vergeelde foto’s van kinderen.

Dit verhaal zal – u hoort het aan de aanzwellende violen – uitdraaien op een dramatisch slot. En eigenlijk wilden we dat niet. We wilden nu eens een vrolijk verhaal schrijven over straatprostitutie. Kon niet moeilijk zijn. Na al die hoeraberichten van pers en politie die we de laatste jaren gelezen hadden. Het leek alsof er tenminste één probleem opgelost raakte in dit land.

Maarten Loopmans van de Erasmushogeschool Brussel werkte mee aan de eerste grootschalige studie over prostitutie in Brussel. Daaruit blijkt dat er steeds minder straathoeren rondlopen. In de Antwerpse en Brusselse wijken waar straatprostitutie voorkomt, zijn de laatste jaren heel wat middenklasse-inkomens met kinderen komen wonen. Die pikken de overlast niet.

Vooral de buurtbewoners van de Brusselse Alhambrawijk, rond de KVS, voeren de laatste jaren een kruistocht. Tientallen brieven gestuurd naar burgemeester Freddy Thielemans (PS). Een website gemaakt. Filmpjes gezet op YouTube: van luidruchtige Zuid-Amerikaanse bimbo’s en travestieten tot een zigeunerjongetje dat klanten ronselt voor zijn moeder.

‘Mede door hun gelobby zijn heel wat illegale vrouwen opgepakt’, vertelt Loopmans. ‘Andere meisjes worden door de politie opgejaagd en hebben hun activiteiten voortgezet in het gesloten circuit. De plaatsen op straat zijn ook duur geworden. De laatste tijd lopen er in Brussel heel wat Bulgaarse prostituees rond. Die kunnen niet zomaar opgepakt worden, want Bulgarije is sinds kort lid van de Europese Unie. Ze komen allemaal uit Pazarçik, Sliven en Varna, drie Bulgaarse provinciesteden waar iedereen iedereen kent. Meestal is hun pooier in Bulgarije gebleven, zodat hij ontsnapt aan de wet op de mensenhandel. Maar daar zet hij wel hun familie onder druk.’

Het onderwerp straatprostitutie ligt in de hoofdstad nog altijd bijzonder gevoelig. ‘Niet alle partijen zijn zo enthousiast om de wijk rond de KVS zwaar aan te pakken. Tien jaar geleden was er heel veel straatprostitutie op de Albert II-laan, op de grens van Schaarbeek en Sint-Joost-Ten-Node. Er is dan een officieuze burgemeester-pax gesloten. Schaarbeek en Sint-Joost nemen de raamprostitutie voor hun rekening, op voorwaarde dat Brussel-stad de straatprostitutie opvangt. Als ze ze daar opjagen, keren ze terug naar de Albert II-laan.’

Het probleem is vooral, zegt Loopmans, dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geen eensluidende visie heeft. ‘Voor veel partijen staat prostitutie reguleren nog altijd gelijk aan de institu- tionalisering van de doodzonde. In Antwerpen wijzen de neuzen wel in dezelfde richting. Raamprostitutie wordt er gedoogd en gecontroleerd in drie straten van het Schipperskwartier. Tegelijk worden de uitwassen van prostitutie aangepakt.’

Ook het Alhambrabuurtcomité verwijst vaak naar Antwerpen. Waar ‘het allemaal wel kan’, waar tenminste ‘een doordacht volgehouden beleid gevoerd wordt’. Burgemeester Patrick Janssens noemt de Antwerpse prostitutieaanpak zelfs ‘een voorbeeld voor Europa’. En: ‘Wij hebben de tippelprostitutie onder controle.’

Straatprostitutie is in de Scheldestad sinds een paar jaar verboden. Prostituees riskeren een boete en zelfs een straatverbod. Dat heeft effect. ‘Tippelprostituees weg uit Antwerpse Atheneumbuurt’, kopten een paar kranten onlangs.

Nee, niet goed gekeken. Er loopt nog altijd een tachtigtal he- roïnehoeren rond. Volgens een rapport van het Comité P zijn het vrouwen ‘van wie alle instellingen zich distantiëren’.

Sinds 2006 kunnen ook klanten – primeur! – beboet worden en een straatverbod krijgen. Wat ook gebeurt: elke maand krijgt een twintigtal mensen een overlastboete in de bus voor hoerenloperij. 250 euro. Niet iedereen is daar even blij mee.

Dag Hugo Coveliers! ‘Het is een schande, die boetes’, mokt de advocaat-politicus (Vlott/VB). ‘In de Atheneumbuurt lopen nu een paar agenten die niets anders doen dan mannen met een Mercedes viseren. Ze noteren in hun pv: “Man in Mercedes rijdt aan trage snelheid door de Van Stralenstraat. Hij kijkt lonkend naar een negroïde vrouw die wij kennen als een straatprosti- tuee.” Het gaat bijna altijd over een vermoeden dat er iets zal gebeuren. Nogal wiedes. Ze kunnen moeilijk wachten tot de daad gedaan is. En dan op het raam tikken: “Meneer, u hebt een misdaad gepleegd.” Het is echte waanzin! Ik ga daar soms naar de Chinees – maar ik rijd dus óók met een Mercedes, moet soms óók wat trager rijden om te kunnen parkeren. Elke agent kan mij op de bon zetten voor hoerenloperij. “De Coveliers gaat naar de vrouwen.” En die pv steken ze dan – je zult het altijd zien – net in de bus als alleen je vrouw thuis is. Plezant.’

Alle rechten van de verdediging worden dan ook nog eens geschonden, zegt Coveliers. ‘In de pv is dan sprake van “een prostituee die we kennen”. Maar zonder naam! Ik kan die dus niet oproepen, zelfs niet als anonieme getuige. Ik heb al die pv’s voor hoerenloperij opgevraagd: iedereen die in beroep is gegaan, is door de politierechter vrijgesproken. Krijgt er nog eens een rechtsplegingvergoeding bovenop. En terecht: ik vraag mij af hoeveel die show de stad kost aan advocatenkosten. Omdat ze het probleem van de heroïnehoeren niet opgelost krijgen via het strafrecht, schieten ze maar op de pianist.’

‘Er zullen inderdaad mensen rondlopen die op zoek zijn naar een prostituee. En dan nog. Veroorzaken zij overlast? Nee. Doen zij iets strafbaars? Nee. Prostitutie is niet verboden in dit land. Wees dan consequent en schaf de prostitutie af. Niet dat ik daar voor ben. Als twee volwassen mensen beslissen om seks te hebben, dan is dat hun zaak.’

De Seefhoek. Het gejoel van de Marokkaanse jongens houdt aan. Mona steekt haar oordoppen wat dieper.

‘Nadat mijn man verdronken was, keerde ik terug naar Antwerpen. Leerde iemand kennen, kreeg mijn dertiende kind. Ik was vijf maanden zwanger van mijn veertiende kind. Tot het op een nacht gebeurd is. Ik zat achter bij hem op de motor. Hij had de wagen die uit de tegenovergestelde richting kwam niet gezien.’

Het kind in haar buik was op slag dood, zij was klinisch dood. ‘Maandenlang heb ik in coma gelegen. Iedereen dacht dat het gedaan was. Terwijl ik daar lag, kwam mijn Maleisische schoonfamilie mijn dertien kinderen halen. Ook die twee van een andere man, maar “ze konden die moeilijk achterlaten”. Zeiden ze, later. Intussen verkocht haar vriend al haar bezittingen om zijn drugsverslaving te bekostigen. ‘Hij had zelfs de ringen van mijn vingers geschoven.’

Na een paar maanden gebeurde wat niemand verwacht had: Mona ontwaakte uit haar coma. Ze was alles kwijt: haar kinderen, haar bezittingen, haar geheugen, haar verleden. ‘Het enige wat ik voelde, was pijn. Zo ben ik aan de heroïne verslaafd geraakt. 3 gram wit, 3 gram bruin, elke dag. Het stilde de pijn.’

Maar niet haar portemonnee. Iemand nam haar mee naar de Atheneumbuurt. ‘Ik moest mijn kleren aanhouden op straat, zei ze. Mannen vonden dat spannend, om te fantaseren wat eronder zat. Daarom gingen ze niet naar het Schipperskwartier, want daar zagen ze al alles. Ook voor ons was ’t Kwartier geen optie. Achter een raam zitten, dat kost stukken van mensen.’

‘Nooit vergeet ik mijn eerste klant. Het enige wat hij vroeg, was om naast mij te liggen. Dat was het. (lacht) De rest vroeg meer, ja. Veel meer.’ Ze zei nooit ‘nee’, haar verslaving zei altijd ‘ja’. Het deed pijn, al die mannen in haar lijf. Maar niet in haar hoofd. ‘Mijn emoties zijn dood. Mee verongelukt, die keer.’

Uiteindelijk zou ze er zestien jaar staan: elke avond, zonder uitzondering, van negen tot twaalf. ‘Ik weet niet hoeveel ik op het politiebureau ge- zeten heb. Een keer vijftig.’ Maar dat is niet de reden waarom ze er nu mee gekapt is – ‘Niemand stopt voor een paar flikken of wetten.’

Nee, het was het gewoel in haar hoofd. En misschien die ene telefoon, een paar jaar geleden. ‘Mama? ’t Is Franco.’ Toen pas kwam haar eigen geschiedenis weer: de verdronken man, de dertien kinderen.

‘Mijn heroïneverslaving is onder controle. Eén keer nog in de week, chinezen. Meer niet.’ In de stad komt ze haar oude collega’s vaak tegen. ‘Ze tippelen nu overal: op ’t Zuid, in Borgerhout… Het gaat héél slecht met hen. Ze gebruiken dezelfde spuiten. Hebben allemaal geslachtsziekten. Aids. De jaren dat ik er stond, was er een soort samenhorigheidsgevoel. Het bleef concurrentie, maar uiteindelijk zorgden we ook voor elkaar. Elke week gingen we naar de dokter, om te zien of we nog clean waren.’

Maandagavond. Ik wandel met Dolores Serrano door de straten van de Atheneumbuurt. Dolores is straathoekwerkster voor Free Clinic. Ze loopt hier elke dag door de straten, met condooms in haar tas. Ze is een van de weinigen die contact heeft met de straathoeren, die nog binnendringt in hun wereld.

‘Vroeger, toen het nog mocht, liepen hier veel Oost-Europese poppemiekes rond.’ Maar zij die het doen voor het geld, zijn bijna allemaal verdwenen. Zij die het doen voor de verslaving, zijn gebleven. Allesbehalve poppemiekes, vrouwen die leven on the razor’s edge. ‘Ze hebben allemaal een ongelooflijk zwaar leven achter de rug.’

Dat is er ook aan te zien. Ze staan allemaal vol littekens. Hebben geen tanden meer, van de coke.

Dolores knikt. ‘Ik begrijp dat mensen zeggen: “Laat ze behandelen.” Maar dat werkt allang niet meer bij hen. Ze zouden dat ook niet pikken. “Waar bemoeide gij u in godsnaam mee?” Ze hebben zoveel gezien. Ze leven heel hard in het “nu”, herinneren zich vaak niet meer hoe gisteren eruitzag.’

‘Wat ik dan vooral kan doen, is luisteren. Hen propere spuiten en condooms toestoppen. Want velen zijn absoluut niet veilig bezig, nee. Maar dat is ook op verzoek van de klanten. Heel wat madammen zeggen nu al zelf tegen hun klanten: “Besef jij wel dat ik aids zou kunnen hebben?” Dat is ook de reden waarom ze naar een straathoer gaan: ze weten dat ze daar euh… exclusieve dingen mee kunnen doen. In het Schipperskwartier is dat uitgesloten. De verhalen die ik hoor, wat ze moeten doen: dat gaat héél ver. Daarom zal straatprostitutie ook blijven bestaan. Er is gewoon vraag naar, dus zal er ook altijd aanbod zijn.’

Dolores steekt haar hand op en roept tegen iemand: ‘ Ca va, meid?’ De meid in kwestie murmelt wat over de flikken.

‘Ze zijn constant op de loop voor de politie’, zegt Dolores. ‘Vooral nieuwe meisjes worden heel streng aangepakt. De anciens krijgen boetes. Ze zitten daar wel mee, maar… “Mijn twintigste boete”, hoorde ik iemand onlangs zeggen. “Hoe denken ze dat ik dat ooit ga betalen?” Ze belanden dan in de gevangenis. Maar daar begint de miserie pas echt. Voor meisjes die aan de coke zitten, valt dat nog mee. Maar een heroïneverslaafde heeft een shot nodig, die zit daar doodziek.’

Van Stralenstraat. Op de hoek staat een graatmagere, roodgeverfde vrouw te praten met een grijze man.

‘Dat zijn Stien en Eddy’, zegt Dolores. ‘Er lopen hier wel meer mannen rond zoals Eddy. Die de meisjes wat “helpen”. Met onderdak en zo.’

Ze grijnst en roept: ‘Hé, Stien.’

‘Ik ben de duurste hier’, zegt Stien trots. 50 euro voor een keer.

Ik vraag haar hoe ze in de straatprostitutie beland is. Lang verhaal. Ze heeft een vriend in ’t cachot, terminale kanker en wou zichzelf van kant maken. Bij wijze van alternatief is ze dan maar naar Antwerpen gekomen. Nu zit ze aan de heroïne, de coke, de drank.

Eddy onderbreekt: ‘De flikken zouden beter op al dat schorremorrie jagen. In plaats van op de meisjes.’

Stien: ‘Ik stap nooit in een auto met Marokkanen. Maar zelfs met Belgen… In de twee jaar dat ik hier werk, heb ik al heel wat slaag gekregen. Eén keer zelfs het mes op de keel.’

Dolores: ‘Er zijn al meisjes dood teruggevonden. Voor hen is het ook moeilijk om naar de politie te gaan, dat spreekt.’

Stien: ‘Zwijg me van de flikken. Er zijn hier madammen die meer mogen dan anderen. In ruil voor informatie over klanten of dealers laten ze hen met rust.’

‘Heb je nog condooms, Stien?’ vraagt Dolores. ‘Je weet dat er deze week witte heroïne rondgaat in de stad. Uit Cambodja. Je mag die nooit roken, want die is puur. En wees heel voorzichtig als je dat spuit of snuift.’

Stien knikt. Op dat moment fietst er een man met zijn vrouw-en-kind-op-de-achterzit voorbij. ‘Helaba, gij vetzak!, roept Stien naar de man. ‘Gij moet mij nog 200 euro.’ De man kijkt niet om. Stien vertrekt. Ze moet ‘gaan werken’.

‘Het zou zo mooi zijn als er ooit een tippelzone met een afwerkplaats komt’, vertelt Dolores me even later. ‘Net buiten de stad, op één plaats, zodat alles gecontroleerd kan worden. ’t Zou zoveel veiliger zijn. Zowel voor de klanten als voor de meisjes.’

Wat Dolores zegt, staat in zowat elk prostitutierapport. Alleen: spreek het woord ’tippelzone’ uit in de nabijheid van een politicus en hij wordt paars. Patrick Janssens zei vorig jaar nog dat er nooit een tippelzone komt in Antwerpen. ‘En daarmee is de discussie gesloten.’ Een tippelzone trekt volgens de burgervader ‘alleen maar andere problemen aan. Kijk naar Rotterdam, waar ze de tippelzone hebben moeten sluiten.’

Janssens had ook kunnen verwijzen naar Groningen. Toen daar een tippelzone ingevoerd werd, kon de commotie nauwelijks groter zijn. Politici die moties indienden, burgers die petities begonnen, Groningen zou de eerste stad van de hel worden. Maar het stadsbestuur voert er een ‘eigen prostituee eerst’-beleid: alleen geregistreerde prostituees met ervaring in eigen stad mogen erin. Tien jaar later is iedereen, tot zelfs de middenstand, vol lof.

‘Ons prostitutiebeleid moet meer in het teken van die madammen staan’, vindt Dolores. ‘Het gaat om zoveel mensenlevens die gered kunnen worden.’

Mona doet het nog voor twee mannen: een gehandicapte en een eenzame van zeventig. Oude klanten van de straat. Een vriendendienst, uit medelijden, niet voor het geld. Elke dinsdag om halftien stapt ze naar de liefdadigheidsorganisatie Moeders voor Moeders. Met een karretje vol eten voor de week wandelt ze terug. Als een ballerina, een moeder zonder verslaving.

Heel soms maakt ze een grote omweg: langs de Schelde. Laatst stapte een van haar kinderen uit een Maleisisch vrachtschip. ‘Het was lang geleden. Die willen niet meer weg uit Maleisië. De zon schijnt daar altijd. Ze zijn allemaal moslim, nu.’

Ze zou ook nog eens graag naar daar varen. Dertien moslims die onder de zon zitten: het is wat anders dan dertien vergeelde foto’s in een kleine studio in de Seefhoek. ‘Maar…’

Ik vraag haar of ze de straatprostitutie mist.

Mona antwoordt: ‘Ja.’

DOOR STIJN TORMANS/ FOTO’S: ELLEN GOOVAERTS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content