Trends Top 30.000 houdt het Belgisch bedrijfsleven onder de loep. Blinkt daar toch wel discreet een fiscaal paradijs, zeker.

Als middeleeuwse monniken zitten de redacteurs van Editop, een gemeenschappelijk bedrijf van Roularta en Biblo, dag in dag uit naar de cijfers van de bedrijven in België te staren. De balanscentrale van de Nationale Bank, waar elke onderneming zijn jaarrekeningen moet deponeren, is voor die monniken een rijke bron van informatie. Maar dat volstaat niet, omdat de juridische waarheid niet altijd de economische dekt. Zo vertonen moedermaatschappijen de neiging om zich te onttrekken aan de verplichting om gemeenschappelijke rekeningen met hun dochters te publiceren. Liefst een kwart van de bedrijven kondigt aan om een geconsolideerde balans van de hele groep neer te leggen, maar vergeet dat te doen. Het Editop-volk haalt dan zelf maar het rekenmachientje boven.

Al dat zorgvuldige werk mondt uit in de inmiddels gereputeerde Trends Top 30.000, een kanjer van drie en een halve kilo, die gelukkig ook op cd-rom werd verwerkt. Het is een schat aan informatie: gegevens over de 30.000 grootste Belgische bedrijven – twee derde van de Belgische economie – met vermelding van naam en functie van 209.888 directie- en kaderleden en 540.000 kerncijfers en ratio’s.

Interessant om weten dat industriële en commerciële ondernemingen in 1997 samen een winst van 632 miljard frank vergaarden. Een niet onaardige winststijging van 37 procent, vergeleken met het vorig boekjaar. Maar de computers van Editop laten meteen een waarschuwing op het scherm flikkeren: de ene winst is de andere niet.

België is een fiscaal paradijs. Niet iedereen ervaart dat even concreet, maar de coördinatiecentra des te meer. Vijftien jaar geleden bedacht de regering een voordelige fiscaliteit voor multinationale groepen. Als die bedrijven hun administratieve en andere financiële hoofdkwartieren in België vestigen, moet dat goed zijn voor de werkgelegenheid, luidde het optimistisch. Dat is aardig gelukt: 191 van die centra floreren hier, en dan vooral in Brussel. Het gaat om ondernemingen als Esso Coordination Center, LS en Co Europe Financial Services ( Levi Strauss), Baxter World Trade, maar ook echte Belgen als Barco Coordination Center of Vandemoortele Coordination Center. Volgens Editop opereren die bedrijven zeer discreet, alsof ze zich schamen voor de voordelen die ze genieten. En die zijn niet gering: geen voorheffing, geen registratierechten voor inbrengen of kapitaalverhogingen, en vooral: totale belastingvrijstelling van de winsten.

HET SOP IS DE KOOL NIET WAARD

Volgens berekeningen betekent die regeling voor de fiscus een jaarlijks “inkomensverlies” van 40 miljard frank aan vennootschapsbelasting, en ongeveer 5 miljard frank aan fictieve roerende voorheffing. De rekenaars van Trends Top 30.000 vragen zich af of het sop de kool wel waard is. De Nationale Bank – gouverneur Fons Verplaetse dus – twijfelt daar al langer aan. De monetaire autoriteit berekende dat één miljard frank kapitaal van de coördinatiecentra goed is voor slechts vijf voltijdse banen.

Het is merkwaardig dat het aantal buitenlandse investeringen in het land vertraagden, maar niet die van de coördinatiecentra. Nogal wiedes, stellen de Top-monniken vast. De overheid kent de fiscale voordelen toe voor een periode van tien jaar: op het juiste moment gaan oude coördinatiecentra in vereffening en komen er nieuwe.

Om al die redenen ziet de Top 30.000 de 113 miljard frank winst van de coördinatiecentra niet als echte winst, die vergelijkbaar is met die van gewone vennootschappen. Dat geldt evenzeer voor de winst van de intercommunales (intergemeentelijke verenigingen) als het Interelectra CV van Vlaams minister Steve Stevaert en andere Havilands. Samen zijn ze goed voor 76 miljard frank aan belastingvrijstellingen.

De vennootschapsbelasting is een ander verhaal. Die ligt hoog in vergelijking met de buurlanden, maar blijft voor een groot stuk theoretisch. De belastingvoet bedraagt wettelijk 41 procent op de belastbare winst. Maar er zijn zoveel achterpoortjes dat de werkelijke belastingdruk voor de ondernemingen slechts 25,6 procent bedraagt, en 31,6 procent als de fiscaal vertroetelde coördinatiecentra en intercommunales niet in de rekening vermeld staan.

Niets kan beter het onderscheid tussen theorie en praktijk illustreren dan de statistieken van 1995. Dat jaar boekten alle ondernemingen samen een winst van 891 miljard frank. Van dat bedrag gingen achtereenvolgens af: vrijgestelde winsten van de coördinatiecentra, definitief belaste inkomsten, vrijgestelde roerende inkomsten, eerdere verliezen, investeringsaftrekken, en nog enkele andere dingen. Uiteindelijk kon de fiscus tegen de gewone belastingvoet nog slechts belastingen heffen op 472 miljard frank winst; dat is slechts 53 procent van de oorspronkelijke winst.

HET LIJKEN DE SIXTIES WEL

Trends Top 30.000 haalt de coördinatiecentra en intercommunales uit de winstlijsten, doet het rekenwerk over, en komt tot een echte winst van de ondernemingen in België in 1997 van 443 miljard frank, tegenover 272 miljard het jaar ervoor. Dat lijken de Golden Sixties wel: winststijging van 63 procent. Het kan nog subtieler: in de ondernemingen uit de Top 5000 steeg de winst met twee derde, bij de “kleine bedrijven” met slechts een derde. Deze dualiteit is logisch: winst en winst zijn niet hetzelfde. Er is de courante winst uit het “normale werk” van de onderneming, en er zijn mogelijks financiële resultaten, of zelfs uitzonderlijke resultaten. Kleinere ondernemingen genieten daar minder gemakkelijk van. Zo putte Promedia een meerwaarde van 25 miljard frank uit de verkoop van haar belang in ITT Gouden Gids Nederland. Wagons-Lits verbeterde de winst met de overdracht van Compass en de opname van reserves. Tractebel heeft zijn meerwaarde te danken aan de opslorping van Powerfin en de verkoop van de participatie in Petrofina.

De elektriciteitsgroep Electrabel blijft de onklopbare kampioen met 33 miljard frank. De dochter van Tractebel (van Suez Lyonnaise des Eaux) haalt het grootste deel van haar winst uit financiële resultaten: dividenden uitgekeerd door de verbonden elektriciteitsintercommunales, in ruil voor de ter beschikking gestelde productiecapaciteit. In de ranking volgt Tractebel haar eigen dochter op de voeten. De holding is in opmars, zij werkte zich op tot een volwaardige industriële vennootschap. De ongerustheid over wat de Parijse hoofdaandeelhouder met de groep van Philippe Bodson in petto heeft, is terecht.

BETER DAN SOFTWARE

Niet minder dan 119 bedrijven maken een nettowinst van over het miljard frank, het boekjaar voordien waren dat er slechts 47. Maar winst is natuurlijk relatief. Wat de Top aanduidt met een verwijzing naar de schone winst van 33 miljard frank van Electrabel, die op een eigen vermogen van 117 miljard frank een rendement biedt van 18,6 procent.

Velen doen het stukken beter. De Nationale Loterij op kop, met een return van 364 procent, en IBM Belgium, dat 204 procent op het eigen vermogen verdient.

Dat wekt het vermoeden dat rentabiliteit te zoeken is in activiteiten met gesofisticeerde nieuwe technologieën. Niets van waar, leert Trends Top 30.000. In 1997 was de bouw van zware voertuigen de meest rendabele sector, met een rendement op eigen vermogen van 41 procent. De twee reuzen in de sector, Volvo Trucks en Van Hool, deden het met meer dan 50 procent opbrengst nog beter. Het rendement van de informaticadiensten verbleekt in vergelijking daarmee: slechts 13,3 procent.

De bankiers, druk bezig op het slagveld van overnames en fusies, konden hun winst met 12,4 procent verhogen tot 73 miljard frank. Dat ziet er beter uit dan het in werkelijkheid is, want hun rendement op eigen vermogen daalde tot 10,1 procent. De verzekeraars vierden feest, met een winststijging van 68 procent tot 63 miljard. Het feesten is nu wel voorbij: met de lange rente die zij krijgen voor levensverzekeringen, kunnen zij dat succes niet herhalen.

BRUSSEL IS HET CENTRUM

Editop cijferde uit dat de omzetstijging van de ondernemingen in 1997 even indrukwekkend was als hun winststijging: plus 6,9 procent. En samen realiseerden zij een toegevoegde waarde van 4535 miljard frank, een respectabele stijging met 9,6 procent. Editop constateerde dat de toegevoegde waarde sneller stijgt dan de omzet. Omzet is inderdaad een weinig dynamisch bedrijfseconomisch begrip. Toegevoegde waarde daarentegen wijst op de rijkdom die de onderneming produceert: een tapijt van hogere waarde, door de samenvoeging van wol en arbeid tegen een bepaalde prijs bijvoorbeeld.

Voor het eerst sedert lang, daalde het gewicht van de personeelskosten in de toegevoegde waarde tot onder de helft. Dat is mede een gevolg van de wettelijke loonmatiging. Het valt op dat de personeelskosten als aandeel in de toegevoegde waarde in Wallonië relatief hoger liggen dan in Vlaanderen.

Brussel, waar slechts tien procent van de bevolking woont, blijft het absolute zwaartepunt van het economisch leven. De ondernemingen die er hun hoofdzetel hebben, concentreren 33 procent van de omzet van de Top 30.000 en zelfs bijna 38 procent van de toegevoegde waarde. Die economische concentratie is nog spectaculairder als, in plaats van de hoofdstad binnen zijn administratieve grenzen, het hele stadsgewest als economische regio in rekening wordt gebracht.

Naar omzet bemeten weegt het bedrijfsleven in Vlaanderen met 54 procent van het totaal veel zwaarder dan de 13 procent van Wallonië. Antwerpen is het belangrijkst, de regionale steden in Vlaanderen als Oostende, Kortrijk, Mechelen en St.-Niklaas gaan er licht op achteruit.

Guido Despiegelaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content