Een groot deel van de Belgische jongeren ziet de maatschappij in de toekomst ontsporen. Volgens professor Mark Elchardus ligt dat aan de economische onzekerheid die ze voelen. Wat meteen het succes van de staking van vorige vrijdag kan verklaren.

Wat denken jongvolwassenen over hun eigen persoonlijke toekomst en hoe zien ze de maatschappij zich ontwikkelen? Knack, de verzekeringsmaatschappij P&V en de onderzoeksgroep TOR van de vakgroep Sociologie van de VUB zochten het antwoord op die vragen in een groots opgezette enquête onder jongvolwassenen tussen 21 en 36 jaar. In het voorjaar presenteerde Knack al de eerste deelrapporten van dit onderzoeksproject. De jonge Belg kwam er naar voren als een traditionalist: hij hield stevig vast aan een klassieke indeling van de levensloop in drie fasen, en het gezin ging voor hem boven alles. Het leek het beeld van een generatie die tamelijk goed weet waar ze naartoe wil, namelijk min of meer dezelfde richting op als de generaties daarvoor. Maar de resultaten van dit volgende deelrapport, over het maatschappelijk onbehagen van de jonge Belg, laat een minder braaf en voorspelbaar geluid horen. ‘Dit is duidelijk ook een generatie die heel ongerust is’, zegt professor Mark Elchardus, ‘en die zijn twijfels heeft bij de maatschappij die morgen op hem wacht.’ Elchardus leidde het onderzoek, dat hij met zijn onderzoekster Wendy Smits voerde.

De jonge Belg ziet onze maatschappij evolueren naar een competitievere, onveiliger manier van samenleven die duidelijk moet onderdoen voor het huidige model. De VUB-onderzoekers noemden dit gevoel, dat volgens hen leeft bij een flink deel van de jonge bevolking, ‘de postwelvaartsstaat’. Het is het idee dat de welvaartsstaat, het samenlevingsmodel dat sinds de Tweede Wereldoorlog onze gereguleerde prestatie-economie koppelde aan een sociale zekerheid die voor iedereen fair was, langzaam afbrokkelt. Gelukkig denkt niet iedereen er zo over, maar de groep die pessimistisch is, is te groot om onbestudeerd te laten, vond men bij TOR. Dus ging men op zoek naar de achterliggende motieven. En wat bleek? De pessimistische groep gelooft bijna onveranderlijk in drie ‘grote verhalen’, drie discoursen die voorspellen naar wat voor samenleving we met zijn allen evolueren. De drie verhalen zijn: de onbeheersbaar competitiever wordende economie, het onvermijdelijke falen van de multiculturele samenleving en het failliet van de natiestaat en de politiek. ‘Die drie dingen samen dat is je werk, de relatie met je allochtone buren, je pensioen en de kansen die je kinderen later zullen krijgen. Dat is, kort samengevat, je leven’, zegt professor Elchardus. ‘De sterk ontwikkelde welvaartsstaat bood garanties op een goed en zorgeloos bestaan, en die garanties dreigen nu plots weg te vallen. Dat is een grote schok.

‘Deze verhalen zitten diep ingeworteld in onze leefwereld’, zegt professor Elchardus. ‘Je vindt ze van de universiteitsaula tot aan de toog. Ze worden door intellectuelen verteld, maar evenzeer, meestal in vereenvoudigde zwart-witversies, door de man in de straat. En hun impact is zo groot, dat iedere politicus er verstandig aan zou doen om er vanaf nu zijn absolute topprioriteit van te maken.’

Niks meer te zeggen

Wat zijn nu die verhalen? Verhaal nummer één gaat over de competitieve economie. Ruw gesteld zegt het dat onze economie niet verder kan blijven bestaan zoals ze momenteel werkt. We moeten met z’n allen dringend veel competitiever worden, en flexibeler ook, want onze concurrentiepositie wordt acuut bedreigd door de lagelonenlanden. Dat heeft onder meer tot gevolg dat onze sociale wetgeving niet lang meer houdbaar is, en als je vergelijkt met wie we moeten concurreren, is dat in feite maar normaal ook. En indien die prestatiemaatschappij er niet heel vlug komt, zullen we onze welvaart in rook zien opgaan. ‘Academici vertellen dat verhaal blijkbaar graag. Je hoort het om de haverklap’, zegt Mark Elchardus. ‘Maar de werkgeversvereniging vertelt dat verhaal evenzeer, net als de politici, en tegenwoordig zie je versies van dat verhaal ook circuleren aan de fabriekspoort. Met alle gevolgen van dien.’

Hetzelfde gaat op voor het tweede verhaal, dat er eigenlijk op neer komt dat de kloof tussen politiek en burger onoverbrugbaar is geworden. Het volk lijkt geen enkele macht meer te hebben over wat politici onderling bedisselen. Het is een wij-hebben-niks-meer-te-zeggen-gevoel, want alle beslissingen die ertoe doen, worden op Europees niveau genomen, waar ze helemaal buiten de controle van de burger vallen. Het is het einde van de natiestaat, een verhaal dat volgens Elchardus al te vaak ook door de Belgische politici zelf verteld wordt. ‘Hoe dikwijls zegt men niet dat deze of gene onpopulaire beslissing volkomen de schuld van Europa is, en dat onze politici daar machteloos tegenover zijn? Dan mag het ook niet verwonderen dat de gewone man dat vroeg of laat begint te geloven. En dat hij denkt dat de vertegenwoordigende democratie zoals hij die vroeger kende, voorbij is. Volgens mij kun je het Franse en Nederlandse nee tegen de Europese grondwet zelfs zo verklaren. Ik denk niet dat het een nee tegen Europa was, wel een nee tegen het gevoel dat de politiek niet langer te sturen valt door de gewone man.’

Het derde verhaal ten slotte is het onvermijdelijke falen van de multiculturaliteit. Wanneer culturen elkaar ontmoeten, komen daar als vanzelf conflicten van, luidt de onderliggende gedachte. ‘En dat is een boodschap die je niet alleen bij Vlaams Belang terugvindt’, zegt Mark Elchardus. ‘Samuel P. Huntington zegt in zijn The Clash of Civilisations net hetzelfde, maar dan op een academisch onderbouwde manier. Dit verhaal sijpelt door naar de gewone man die zijn vreedzame maatschappij bedreigd ziet. Niets is nog zoals het was, en allochtonen krijgen daar de schuld van.’

Wie is nu vatbaar voor die voorstellingen, vroegen de onderzoekers zich af. In de eerste plaats viel op dat mensen met lage scholing eerder in de drie pessimistische toekomstverhalen geloven dan hooggeschoolden. ‘Voor een stuk heeft dat waarschijnlijk te maken met het feit dat ze voelen dat vooral zijzelf minder kansen zullen krijgen in die nieuwe economie en maatschappij’, denkt Mark Elchardus. Mensen die zich in hun economische toekomst bedreigd denken, zullen de drie beangstigende verhalen veel vlugger geloven. En iemand die de drie verhalen gelooft, voelt zich vanzelfsprekend ook bedreigd.’ Mensen met een populaire mediavoorkeur blijken een veel grotere neiging te hebben om in de drie grote verhalen te geloven. ‘We weten niet precies hoe dat komt’, bekent Elchardus. ‘Maar dat die verhalen in minder genuanceerde vorm in die media verschijnen, is ongetwijfeld een factor.’

Azijnpisser

De politieke consequenties zijn overduidelijk. Wie in de drie pessimistische toekomstverhalen gelooft, maakt ook veel kans om extreem-rechts te stemmen. De verhalen hebben een grotere invloed op het stemgedrag dan het feit of iemand zich in zijn persoonlijke leven gelukkig voelt. Het VUB-onderzoek ontkracht met andere woorden de visie op de Vlaams Belang-stemmer als de azijnpisser die zijn individuele frustratie vertaalt met een proteststem. ‘Vroeger werd vaak gedacht dat iemand die zich goed in zijn vel voelt, automatisch ook tevreden is met de maatschappij, en vice versa’, zegt professor Elchardus. ‘Voor de jonge Vlaams Belang-stemmer gaat dat dan toch niet op. Een groot deel van hen voelt zich op persoonlijk vlak uitstekend, maar heeft desondanks een uiterst negatieve kijk op hoe de samenleving zich ontwikkelt. Wie extreem-rechts stemt, ziet onze maatschappij in de toekomst ontsporen, en ervaart onze huidige maatschappij als erg onveilig.’ De Vlaams Belang-stemmer is daarin trouwens niet alleen: een absolute meerderheid van de jongeren denkt bijvoorbeeld dat we in de toekomst meer faillissementen zullen zien, dat het aantal depressies gedurig zal toenemen, dat de misdaad sterk zal stijgen en dat de werkloosheid enkel nog groeien zal. Meer dan de helft van de jongeren heeft kortom een erg onbehaaglijk toekomstbeeld.

Verklaart dat meteen ook het succes van de staking van vorige vrijdag? Mark Elchardus denkt het wel. ‘Langs de ene kant horen we een discours van intellectuelen die zeggen: die staking is niet verantwoord, want het is toch overduidelijk dat een aantal dingen moeten veranderen. En voor alle duidelijkheid: ik reken mezelf ook tot die groep. Mensen langer aan de slag houden en de arbeidsmarktrelaties versoepelen lijkt me onafwendbaar – iedereen die zich bezighoudt met sociaal-economische zaken denkt en zegt dat trouwens. Tegelijk zie je een bevolking die wél begrip heeft voor de staking en er al zijn angsten voor de toekomst in kan samenbundelen. Moeten we daar dan niet uit besluiten dat intellectuelen makkelijk praten hebben? Zij voelen zich duidelijk het minst bedreigd door die verhalen en het lijkt me dat ze de impact ervan op de bevolking verkeerd inschatten.’

‘Blijft er het probleem voor de politieke kaste die weet dat ze haar verantwoordelijkheid moet opnemen, omdat er een hoogdringende sociaal-economische agenda bestaat’, zegt Elchardus. ‘De clash is onvermijdelijk: er móét wat gedaan worden aan de loopbaaneindeproblematiek, we móéten meer 55-plussers aan de slag houden, we móéten iets doen aan de versoepeling van de arbeidsmarkt. Ik ben geneigd om onomwonden te zeggen: binnen de vijf jaar zal iedere regering in Europa zich aan die oefening moeten wagen. Maar de gewone man wil niet mee, ziet verworven rechten bedreigd.’ En hoe kom je daar nu uit? Het is een Catch 22, beseft Elchardus. ‘De politici zitten met een dubbele, soms contradictoire opdracht: aan de ene kant hebben ze de plicht om die beleidsmaatregelen te nemen die de toekomstige welvaart van hun bevolking veiligstellen in een internationale context. Maar hun communicatieve opdracht is momenteel minstens even belangrijk. En het is heel moeilijk om tegen de bevolking te zeggen dat er op socio-economisch vlak dingen veranderd moeten worden, zonder een paniekreactie te veroorzaken.’

Elchardus pleit voor realisme. ‘De communicatiefouten zoals in het debat rond de multiculturele samenleving kunnen we ons niet nog eens permitteren. Een aantal politici heeft toen veel te lichtzinnig gesproken over de moeilijkheden van de multiculturele samenleving, zonder erbij te zeggen dat multiculturaliteit daarom niet dramatisch hoeft te zijn. Dat is mensen nodeloos bang maken natuurlijk. Het tegenovergestelde is ook gebeurd, en was al even schadelijk: bepaalde progressieven hingen wat graag het verhaaltje op dat de multiculturele samenleving een feestje ging worden. Alsof er nog nooit iets plezanters was geweest! De mensen stellen elke dag vast dat dat een leugen is, en op de duur keert zo’n verhaal zich tegen je. Het heeft lang, veel té lang, geduurd voor er een zeker realisme in het debat rond multiculturalisme was waar te nemen. We mogen die fout echt geen tweede keer maken, en momenteel is de Belgische politiek volgens mij niet goed bezig. Een aantal politici denkt dat ze zich moet profileren door hard te roepen hoe zeer we wel de sociale zekerheid moeten gaan terugdringen, de arbeidsmarkt flexibiliseren en de verworven rechten afbouwen. Dat is gewoon absurde politieke communicatie. Geef dan toch alternatieven, stel concrete maatregelen voor.’ Daartegenover staat premier Guy Verhofstadt (VLD) die 200.000 jobs belooft, en niet vaak genoeg kan herhalen dat er economisch niets aan de hand is. ‘Dat kan natuurlijk ook niet, want het is gewoon niet geloofwaardig. Wanneer de vrees zo diepgeworteld zit, maak je je er niet zo eenvoudig meer van af’, meent Elchardus.

Een overtuigend antwoord

‘Maar als academicus heb ik natuurlijk makkelijk praten’, zegt de VUB-professor. ‘Ik denk dat het aartsmoeilijk is om vandaag de dag politiek te bedrijven. Wat een sociaalprogressieve partij vandaag in feite moet doen, is zeggen: kijk, de multiculturele samenleving, dat is niet makkelijk. Maar wij denken dat je er op die en die manier toch een vreedzaam en leefbaar geheel van kan maken. Europa ís een gegeven, en een zeker verlies van bevoegdheid is gewoon onvermijdelijk. Maar zo en zo gaan wij toch onze democratische verworvenheden kunnen bewaren. De welvaartsstaat is met de huidige regeling van arbeidsmarkt en loopbaan niet houdbaar, we zullen iets langer moeten werken en de arbeidsmarkt versoepelen. Maar wij denken dat met déze maatregelen iedereen nog reële kansen op welzijn heeft en onze samenleving sociaal rechtvaardig blijft. Dát moet een progressieve partij nu dringend vertellen. En ik weet het, dat zijn moeilijke, genuanceerde, en zelfs voorzichtige verhalen waarmee je niet makkelijk stemmen wint. Alleen een staatsman van hoog niveau kan dit op een geloofwaardige manier concreet invullen. Maar er is haast bij hoor. Al het andere wat je op dit moment politiek onderneemt, is in feite triviaal tegenover het belang van deze drie verhalen. Je moet een lastige boodschap brengen in de wetenschap dat de extreem-rechtse partijen er alles aan zullen doen om de paniek te vergroten, omdat zij daar nu eenmaal baat bij hebben. Het is aan de democratische partijen om daar een overtuigend antwoord op te geven. En in alle eerlijkheid: op dit moment heb ik er in de Belgische politiek nog geen gezien.’

Elchardus legt de schuld evenzeer bij de politici als bij intellectuele doemdenkers die de maatschappij ‘mee hebben zuur gepraat. Academici kunnen vlot spreken over de crisis in de welvaartsstaat, maar mogen er ook wel eens bij stilstaan wat het zou betekenen als een groot deel van de bevolking daadwerkelijk zou geloven dat de welvaartsstaat in crisis is. Als ik kijk naar de boeken die de laatste jaren over deze thema’s zijn verschenen… Ze hebben de paniek laten groeien, en maar zelden oplossingen aangedragen.’

Het lijkt anders toch vechten tegen de bierkaai, en proberen een discussie te winnen waarbij argumenten niet langer in tel zijn. In hoeverre valt het geloof in de drie pessimistische verhalen immers nog rationeel te noemen – het economisch doemdenken staat bijvoorbeeld toch in schril contrast met het moeilijk loochenbare feit dat onze economie nog steeds groeit? ‘Dat kan best zijn, maar maakt dat in feite wel uit?’ riposteert Elchardus. ‘We moeten deze verhalen wel ernstig nemen, al was het maar omdat zo’n groot deel van de bevolking ze gelooft. En in essentie is van alledrie de verhalen wel iets waar. We moeten inderdaad iets competitiever worden in onze economie. Als we het niet goed aanpakken, kan die multiculturele samenleving inderdaad problematisch worden. En Europa eist bepaalde bevoegdheden op. Dat klopt allemaal, de verhalen hebben elk hun fond. Is het pessimisme daarom gewettigd? Dat is eigenlijk een vraag waar we als samenleving op moeten antwoorden.’

En zo komt professor Elchardus als vanzelf weer bij de rol van de politiek. ‘Als je de Belgische jongeren vraagt: denk je dat er meer asielzoekers komen, of dat de huurprijzen zullen stijgen, dan zeggen ze overwegend ‘ja’. Vraag je of ze denken dat de relaties tussen de generaties slechter zullen worden, antwoorden ze ‘nee’. Waarom zijn ze hier dan niet pessimistisch? Omdat ze het gevoel hebben dat ze daar zelf nog vat op hebben. En dat betekent omgekeerd dus ook: mocht politiek de mensen het gevoel geven dat ze aan bepaalde maatschappelijke evoluties zelf wat kunnen veranderen, dan gaan ze daar automatisch al heel wat minder pessimistisch tegenover staan. Eigenlijk is dat evident hoor, maar het is een terrein waarop onze politiek momenteel zwaar tekortschiet.’ n

Meer informatie in het dossier Levensloop op de website van knack: http://www.knack.be/levensloop

Door Jef Van Baelen en Hubert van Humbeeck

Vele jongeren voelen zich op persoonlijk vlak uitstekend, maar hebben desondanks een uiterst negatieve kijk op hoe de samenleving zich ontwikkelt.

‘Wanneer de vrees zo diepgeworteld zit, maak je je er niet zo eenvoudig meer van af.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content