Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

In de jongste wereldbekers hebben de traditionele grootmachten telkens aan het langste eind getrokken. Ook nu weer.

In de achtste finales van France 98 ontbrak van alle gewezen wereldkampioenen alleen Uruguay. Vier van de acht kwartfinalisten hadden samen twaalf van de vijftien al gewonnen wereldtitels op hun erelijst: Brazilië, Duitsland, Argentinië en Italië. En bij de laatste vier zat, zoals ook zo vaak, één onverwachte eend: Kroatië. In ’86 was dat België, in ’94 Bulgarije.

Het overwicht van Europa blijft verstikkend. Het wordt enkel aangevuld door de twee Zuid-Amerikaanse giganten Brazilië en Argentinië, maar zowat alle internationals van die twee zijn in Europa aan de slag.

Als we de kwartfinales bekijken van de recentste vijf WK’s, blijkt dat slechts twee keer een ander land erin geslaagd is om zich tussen dat blok Europa-Brazilië-Argentinië te wringen: gastland Mexico in ’86, en Kameroen in ’90.

Dankzij het geld, de sponsors, de commerciële exploitatie, en de televisie, slagen een handvol Europese landen erin om de beste voetballers ter wereld naar hun competities te halen. Van dat hogere niveau profiteren ook de eigen jongeren, zodat de kwaliteit van de nationale ploeg niet lijdt onder de aanvoer van vreemd talent.

Voorlopig althans, want het verbod op de beperking van het aantal buitenlanders is pas vier jaar oud. België ondervindt daarvan al wel volop de nadelen, omdat de geïmporteerde buitenlanders zelf nauwelijks niveau hebben.

Landen die plotseling een bijzonder talentvolle lichting afleveren – Denemarken, Nigeria, Kroatië -, hijsen zich met hun nationale ploeg kortstondig op een hoger niveau. Maar hun talentspelers worden door de grote landen weggekocht, waardoor hun eigen competitie verzwakt, en de kwaliteit van de jeugd na een tijd vanzelf weer afneemt. Een fenomeen dat met name Nederland bedreigt.

JEUGDBELEID RENDEERT

Dat Brazilië, Nederland, Frankrijk en Kroatië de vier halve finalisten waren, is een pleidooi voor het jeugdvoetbal. Die vier landen blinken daarin uit, en huren de beste instructeurs in om hun jeugd technisch en tactisch te bekwamen.

In Brazilië hebben ze daar geen beleid voor nodig. In elke straat, op elk pleintje, op elke strook zand wordt gevoetbald. Het talent groeit er aan de bomen.

Kroatië profiteert nog van de staatsbemoeienissen tijdens de Joegoslavische periode, toen de overheid ex-topspelers in groten getale als jeugdtrainers aanstelde.

Nederland teert op de verdiensten van de harde Ajaxschool, waar het merendeel van de huidige internationals hun opleiding hebben gehad. Maar ook van zijn uitstekende infrastructuur, die niet alleen blijkt uit de moderne stadions, maar vooral uit de talloze piekfijn verzorgde terreinen, waar amateurs en jeugd op kunnen voetballen.

En Frankrijk mag al langer pronken met zijn door de staat gesteunde centres de formation. Het centrum van de Franse voetbalbond in Clairefontaine is een pareltje waarop heel Europa jaloers mag zijn. Ploegen als Nantes en Auxerre hebben zelf een voortreffelijke jeugdwerking, en hebben net als Ajax aan de lopende band topspelers afgeleverd.

Dat alles vraagt een investering van mensen, tijd en middelen. En vooral een beleidsvisie, die consequent in de praktijk wordt omgezet. In België is het grootste pessimisme op dat gebied gewettigd. Als onze clubleiders, of het bondsbestuur, niet onmiddellijk ingrijpen, is het Belgisch voetbal reddeloos verloren. En ze zullen niet ingrijpen.

Als we de transferactiviteiten van het afgelopen tussenseizoen bekijken, wordt het drama niet alleen groter, het drama explodeert. Buitenlanders, buitenlanders, en nog eens buitenlanders. Allemaal spelers van niet tweede, niet derde, maar zevende garnituur.

Hoe kunnen de Belgische jongeren zich opwerken, als hun de weg wordt versperd door Litouwers, Kroaten, Serviërs, of Nigerianen aan wie niemand een boodschap heeft?

De Rode Duivels niet meegerekend, waren hier op de Mondial 31 landen met elk 22 kernspelers. Dat zijn samen 682 voetballers. Van die 682 niet-Belgische voetballers speelt er welgeteld één in België: de Roemeen Tibor Selymes van Anderlecht. Een kleine indicatie van de kwaliteit van het buitenlandse leger dat onze voetbalcompetitie verziekt.

Er rest België slechts één oplossing: verplicht elke ploeg met minstens acht Belgen te spelen. En doe het nu.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content