ASPIRANT-LERAARS STRENGER GESELECTEERD MET INTAKE-PROEF

© THINKSTOCK

Een commissie van onderwijsspecialisten heeft opvallende aanbevelingen klaar om de lerarenopleiding te hervormen. Zo moet het niveau van beginnende leraars omhoog, mag de opleiding niet verlengd worden tot vier jaar, en moeten de stages beter.

Op 5 oktober, niet toevallig de ‘dag van de leerkracht’, maakt Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet (SP.A) de resultaten bekend van een evaluatie van de lerarenopleiding. Ze is gemaakt door een commissie onder leiding van Gert Biesta, professor onderwijstheorie en -beleid aan de Universiteit van Luxemburg. Hij werd bijgestaan door professor Daniël Muijs van de Universiteit van Southampton, twee coördinerende schooldirecteurs, een directeur van een centrum voor basiseducatie, en een vertegenwoordiger van de Nederlands-Vlaamse organisatie voor de accreditatie van opleidingen in het hoger onderwijs.

Een hervorming van de lerarenopleiding moet volgens minister Smet deel uitmaken van een pact met de leerkrachten over hun loopbaan. Het zou de job van leerkracht aantrekkelijker moeten maken en meer waardering moeten opleveren. Dat is hard nodig: één op de drie beginnende leerkrachten geeft er binnen de vijf jaar de brui aan, en volgens prognoses van de onderwijsadministratie zijn er tegen 2020 liefst 20.000 leerkrachten te weinig (6000 in het secundair en 14.000 in het basisonderwijs). De daling van het aantal studenten in de lerarenopleidingen in de voorbije drie academiejaren heeft daarbij niet geholpen. Aan de hogescholen viel hun aantal terug tot 5795. Voor dit academiejaar zijn er nog geen definitieve cijfers, maar er zou een positieve kentering zijn.

Knack kon de belangrijkste suggesties uit het rapport-Biesta plukken.

1. Startniveau

Onder lerarenopleiders van de hogescholen wordt al langer geklaagd dat ze de lat lager moet leggen omdat hun studenten steeds meer uit het technisch secundair onderwijs (tso) en het beroepsonderwijs (bso) komen. Zowat de helft van de leraars in spe heeft een tso-vooropleiding; in de opleiding voor kleuteronderwijzer(es) komt een kwart uit het bso. Alleen de opleiding van leraar in het secundair onderwijs trekt nog duidelijk meer jongeren uit de algemene vorming (aso) aan.

De commissie-Biesta stelt voor om voor aspirant-leraars een ‘aanvangsdiagnose’ te maken. Zo krijgt een kandidaat-student zicht op wat hij/zij kent en kan, en of een lerarenopleiding wel de geschikte studiekeuze is. Dat doet sterk denken aan de ‘niet-bindende intake-proef’ voor de lerarenopleiding, waarvan sprake in het masterplan van Smet over de hervorming van het secundair onderwijs. Ook het studiebureau McKinsey dringt in een nieuwe rapport voor de Vlaamse Onderwijsraad aan om streng te selecteren bij de instroom naar de lerarenopleiding. Het idee van de commissie-Biesta spoort met de discussies over een algemene invoering van een niet-bindende ‘ijkingsproef’ of oriëntatieproef om de slaagpercentages (40 procent) in het eerste jaar van het hoger onderwijs op te krikken.

2. Opleidingsduur

Twee jaar geleden gooide minister Smet, die er graag aan herinnert dat een lerarenopleiding in het buitenland gemiddeld 4,5 jaar duurt tegenover 3,5 jaar in Vlaanderen, een balletje op om de lerarenopleidingen te verlengen tot 4 jaar. Dat zou van kleuterjuffen en alle leerkrachten in lagere en secundaire scholen masters maken.

De auteurs van het rapport-Biesta lopen niet warm voor een ‘vermastering’ van de lerarenopleiding. De voorkeur gaat naar de huidige opdeling tussen geïntegreerde en specifieke opleidingen. Ze vrezen dat de aandacht voor concrete en praktische manieren om goed les te geven in een te academische omgeving zou verslappen.

3. Vakken en stage

De commissie-Biesta steunt de beperking tot twee onderwijsvakken voorstudenten die aan de hogescholen een lerarenopleiding voor het secundair onderwijs volgen. Ze vindt wel dat die vakken meer uitgediept moeten worden. Ook meent de commissie dat de lerarenopleiders dringend hun studieprogramma’s en opleidingsmethodes moeten vernieuwen.

Over de stages van de studenten (een kwart van de tijd van de geïntegreerde opleidingen en de helft van de tijd voor een specifieke opleiding) stelt het rapport-Biesta dat basis- en secundaire scholen verplicht moeten worden om samen te werken met de lerarenopleiders, met duidelijke afspraken over de begeleiding en opvolging van de studenten. Die worden beter niet toegelaten tot een stage als ze niet geschikt blijken voor het leraarschap. Een heroriëntering naar een andere opleiding is dan aangewezen.

4. Coaching

De commissie-Biesta dringt aan op meer middelen en mogelijkheden om jonge en beginnende leerkrachten in de scholen te begeleiden en te coachen.Dat punt is een blaam voor minister Smet. Gedwongen om mee te besparen met de rest van de Vlaamse regering schafte hij in 2010 de ‘mentorenuren’ af. Zijn voorganger, Frank Vandenbroucke (SP.A), had die in 2006 ingevoerd en ervaren leraren de mogelijkheid geboden om een opleiding tot mentor te volgen.

5. Zijinstromers

Bij het akkoord van de Vlaamse regering in juni over de hervorming van het secundair onderwijs werd afgesproken dat mensen die vanuit andere sectoren naar het onderwijs overstappen om leraar te worden, tot maximaal 20 jaar anciënniteit mogen meebrengen. Eenmaal aan de slag in een school kunnen ze ‘leraar in opleiding’ worden om een leraarsdiploma te behalen. Het rapport-Biesta is heel positief over deze formule. Mogelijk kan de zijinstroom ook de vervrouwelijking van het lerarenkorps temperen (in het kleuteronderwijs is er amper een man te vinden, in het lager onderwijs is 85 procent van de leraars een vrouw en in het secundair onderwijs 60 procent).

6. Financiering

De verschillen in de financiering van lerarenopleidingen aan de hogescholen, universiteiten en centra voor volwassenenonderwijs zijn nu volgens de commissie-Biesta veel te groot. Ze pleit voor een eenduidig financieringskader.

Te kleine opleidingen met weinig studenten vinden professor Biesta en zijn commissie geen goede zaak. Maar voor het idee van minister Smet om alle lerarenopleidingen van de hogescholen ‘prestigieus’ te groeperen in schools of education, is het enthousiasme niet groot. Ook het katholieke onderwijs en de vakbonden willen daar trouwens niet van weten.

DOOR PATRICK MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content