Een Europese interventiemacht, opgezet door een aantal Europese landen op verzoek van de Verenigde Naties, is zich volop aan het ontplooien in de Oost-Congolese provincie Ituri. De expeditie, die de codenaam Artemis draagt, heeft tot doel de orde te herstellen in de stad Bunia, tot vandaag het toneel van etnisch geweld.
Als gevolg van de moordpartijen tussen Hema- en Lendu-krijgers vielen de voorbije jaren in Ituri alleen al vijftigduizend doden en werden ruim een half miljoen mensen op de vlucht gejaagd. Hema en Lendu worden bewapend en ondersteund vanuit de buurlanden Rwanda en Uganda. Want de slachtpartijen in Bunia en omgeving passen in het grotere conflict in Congo dat de afgelopen jaren ruim drie miljoen slachtoffers heeft gemaakt.
Sedert de ineenstorting van het Mobutu-regime heeft het Westen met gekruiste armen toegekeken terwijl de buurlanden de Congolese bodemschatten plunderden, en dat met de hulp van door hen bewapende rebellen die elkaar en de lokale bevolking uitmoordden. Zo financiert de Rwandese regering momenteel de helft van haar begroting met de opbrengsten uit de rooftochten die het regime van Paul Kagame in Oost-Congo organiseert.
Destijds beloofde de Amerikaanse president Bill Clinton: ‘Of u nu in Afrika, in het Midden-Oosten of waar ook ter wereld woont, wanneer iemand onschuldige burgers massaal probeert te vermoorden, vanwege hun ras, etnische achtergrond of geloof, dan zullen wij daar wanneer dat in onze macht ligt, een einde aan maken.’ Van die belofte is, althans voor de Afrikanen, niet veel in huis gekomen.
Intussen loopt het Afrikaanse continent voort leeg. Er is niet alleen de dagelijkse gruwel in Congo en in Liberia, ook in Zuid-Afrika en Kenia proberen kaderleden en intellectuelen weg te geraken, naar Europa maar vooral naar Canada en de Verenigde Staten.
In Zimbabwe heeft dictator Robert Mugabe, om de oppositie tegen zijn regime te breken, zelf de hongersnood georganiseerd. Hij krijgt politieke bijstand van de Zuid-Afrikaanse president Thabo Mbeki, die ook een dubieuze rol speelt in het Congolese conflict.
In Congo blijft alleen een rompstaat over. President Joseph Kabila regeert – als we dat zo kunnen noemen – in Kinshasa. In de rest van het land heerst de chaos.
Pogingen van de Verenigde Naties om een vredesmacht op de been te brengen die in Congo orde op zaken kon stellen, stootten telkens opnieuw op westerse onwil. Als gevolg van die onwil werd in 1996, op het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis in Oost-Congo, door de VN-top overwogen om een privébedrijf, een huurlingenbureau, in te schakelen om de toestand onder controle te krijgen.
Dat de onderneming uiteindelijk niet doorging, was niet het gevolg van morele bezwaren of gêne van de VN-leiders. Alleen vonden ze geen van de lidstaten bereid om de factuur te betalen. Ook nu weer kreeg de VN een voorstel van een huurlingenorganisatie om in Ituri tussenbeide te komen en de machteloos toeziende VN-missie bij te staan. Kostprijs van die onderneming: 200 miljoen dollar, of een pak minder dan Operatie Artemis.
Operatie Artemis is een heel voorzichtige humanitaire herstelmissie. De overwegend Franse troepenmacht, die onder Europese vlag optreedt, telt nauwelijks vijftienhonderd man. Zij opereert alleen in Bunia en onmiddellijke omgeving.
De Fransen rekenden dat ze vijfenveertig dagen nodig hebben om hun troepen ter plekke te krijgen. Bij wijze van vergelijking: in 1994, bij het uitbreken van de Rwandese genocide, plande de huurlingenorganisatie Executive Outcome dat ze precies zestien dagen nodig had om haar manschappen in Kigali te ontplooien.
Toch bewijst, volgens de Europese buitenlandgezant Javier Solana, de Europese Unie met de inzet van de troepenmacht in Bunia dat ze de wil, de kennis en de middelen heeft om op de internationale scène op te treden. Dat laatste lijkt wat overdreven. De Europese vredesmissie is van zeer korte duur. In september al worden de Franse militairen afgelost door een contingent uit Bangladesh. Daarmee komen de Europeanen goedkoop weg. Ook de Belgen die amper twee C-130’s en twee Airbussen inzetten om de Franse troepen en hun materieel naar Bunia te vliegen.
De Belgen dragen nochtans een historische verantwoordelijkheid voor het Congolese drama. Al bijna tien jaar verschansen opeenvolgende regeringen zich achter de mislukking van de VN-missie in Rwanda om vooral niets te hoeven ondernemen. Een senaatscommissie, voorgezeten destijds door Guy Verhofstadt, legde in 1997 de aanbeveling vast dat het Belgische leger niet meer kon optreden, zelfs niet onder VN-vlag, in voormalige kolonies.
Ondanks veel, vaak doelloos, diplomatiek heen-en-weergeloop hebben de Belgen de voorbije jaren, te midden van al dat bloedvergieten, geen sprankje hoop kunnen wekken voor de moegetergde Congolese bevolking die tijdens het koloniale verleden zoveel gaf en daarvan zo weinig terugkreeg. Maar het schijnt dat we een veldhospitaaltje gaan optimmeren in Bunia.
Rik Van Cauwelaert