In Centraal- en Oost-Europa begint de crisis op een nachtmerrie te lijken. Wat kan West-Europa doen om te helpen?

Verzinken de financiële crisissen in Oost-Azië en in Latijns-Amerika van tien jaar geleden straks in het niet in vergelijking met die in Oost-Europa in 2009? De financiële markten bereiden zich erop voor dat één of meer van de voormalige communistische landen hun schulden niet meer kunnen betalen. Hun financiële systeem gaat kapot aan de combinatie van slecht geleide lokale banken en te zwak gecontroleerde afdelingen van banken uit West-Europa. Er werden in de jaren van voorspoed putten gegraven, die ze nu niet gevuld krijgen. Er is roekeloos geleend, vaak in buitenlandse valuta. Lokale banken zijn al failliet. Andere hangen af van de goodwill van de moederbank in het Westen om de ellende te blijven financieren. De Griekse regering heeft banken gevraagd om zich uit de Balkan terug te trekken. Oostenrijk heeft voor 80 procent van zijn bruto binnenlands product (bbp) leningen uitstaan in Oost-Europa.

Geld is de eerste zorg. Maar de globale crisis zorgt voor meer problemen. De export van afgewerkte producten naar West-Europa stuikt in elkaar. Migranten die in het Westen werken, sturen veel minder geld op naar huis. Oekraïne is volledig afhankelijk van de export van kolen en staal naar Rusland en leeft bij de gratie van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Letland wordt ook door het IMF gestut en verwacht een vermindering van zijn bbpmet 12 procent.

Wat kunnen regeringen doen? Polen en Tsjechië hebben de interestvoeten verlaagd om de pijn te verzachten. Maar als gevolg daarvan kelderen de lokale munten, met alle gevolgen van dien voor gezinnen die leningen hebben uitstaan in Zwitserse frank of euro’s. Hongarije heeft tegelijk een buitenlandse schuld uitstaan van meer dan 100 procent van zijn bbp. Landen die er iets beter voorstaan, halen toch de buikriem aan – vaak in een poging om sneller in aanmerking te komen voor de introductie van de euro.

Voor de Baltische staten en voor Bulgarije is de sterke euro nog een apart probleem, omdat ze hun eigen munt aan de Europese hebben gekoppeld. Sommigen vrezen een herhaling van de geschiedenis, toen de poging om de Argentijnse peso in 2000 ten koste van alles boven water te houden voor een totale instorting zorgde.

Wat internationale hulp betreft, kan het IMF wel individuele landen helpen, maar het kan niet het bestuur over een hele regio overnemen.De Europese Centrale Bank (ECB) schrikt ervoor terug om landen buiten de eurozone bij te springen.

Een lelijke recessie lijkt zo onvermijdelijk. Toch zijn de problemen niet overal even groot. De problemen van banken in Kazachstan of van de overheidsfinanciën in Oekraïne kunnen niet worden vergeleken met de zorgen van de meestal kleinere en rijkere landen die ondertussen deel uitmaken van de EU. Toch wordt Oost-Europa nu met de grootste uitdaging geconfronteerd sinds de val van het communisme twintig jaar geleden. Deze crisis zal de mensen armer maken, en dus wellicht ook opstandiger. De kans is groot dat de Unie en de ECB – zin of geen zin – straks toch verplicht worden om met meer geld over de brug te komen dan ze nu van plan zijn. Ze kunnen de buren ook niet helemaal in een economische en politieke anarchie laten wegzinken.

© The Economist

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content