Donoren van genetisch materiaal worden niet zonder reden anoniem gehouden. Het huidige systeem is misschien niet perfect, maar een minder strikte regeling zal andere, bijkomende problemen creëren. Marjan Leicher, woordvoerster van minister van Volksgezondheid Magda Aelvoet (Agalev) legt uit waarom.

JA

Marjan Leicher

‘Het gaat hier duidelijk om een ethische kwestie. Het is evident dat iedereen zoekt naar de beste manier om de rechten van zowel kind, donor als ouders te beschermen, maar dat iedereen zijn eigen visie daarin kan verdedigen.

Dat zaad- en eiceldonoren in het huidige systeem anoniem zijn, heeft te maken met het feit dat 98 tot 99 procent dit uitdrukkelijk vraagt. Het opheffen van die anonimiteit zou vast en zeker een deel van de donoren doen afhaken. Dat zou heel jammer zijn, want dankzij hen wordt een groot sociaal leed opgelost. Nu al bestaan er lange wachttijden voor de wensouders, zeker als het om eiceldonatie gaat. Het kan niet de bedoeling zijn potentiële donors af te schrikken.

Een betere oplossing voor de hele problematiek wordt zeker niet a priori afgewezen maar alle betrokken actoren moeten wel aan bod komen. In hoeverre zijn bijvoorbeeld de ontvangende ouders gebaat bij een grote openhartigheid? Zij hebben nu feitelijk nog de sleutel voor het grootste stuk in handen. Ze beslissen zelf hoe en wanneer ze hun kind op de hoogte brengen van hun initiële beslissing.

Het is helemaal niet zeker dat het belang van het kind sterker gebaat is bij een systeem dat twee categorieën donoren, bekende en anonieme, creëert. Zowel voor een kind dat informatie wil en die van de donor niet krijgt als voor een kind dat sowieso geen informatie wil is er geen verandering. Lost zo’n systeem dan zoveel op? Het is de bedoeling dat de rechten van het kind beter beschermd worden maar uiteindelijk zijn het nog altijd de ouders en de donoren die beslissen in hoeverre ze open kaart willen spelen. Dat donoren waarschijnlijk niet zover zullen willen gaan, werd al aangehaald. Maar ook niet alle ouders zullen zo enthousiast zijn als hun kroost later op zoek kan gaan naar diegenen die ooit hun genetisch materiaal geleverd hebben. Emotioneel kan zo’n zoektocht bovendien heel wat spanning teweegbrengen.

Er is dus nog heel wat denkwerk nodig om een vorm te vinden om met nieuwe ethische ontwikkelingen om te gaan die de rechten van alle betrokken partijen beschermen. Een mirakeloplossing bestaat in deze materie niet.’

NEE

Hugo Vandenberghe

‘Als een kunstmatig verwekt kind zijn biologische afkomst wil kennen en noch de wettelijke ouders noch de betrokken donor hebben bezwaar, dan mag de overheid niet moeilijk doen.’ CVP-senator en fractieleider Hugo Vandenberghe verdedigt het standpunt van zijn partij.

‘Een kind heeft het recht zijn of haar ouders te kennen en door hen verzorgd te worden. Dat is het uitgangspunt van artikel 7 van het verdrag voor de rechten van het kind.

Als we vanuit het belang van het kind vertrekken, is het niet zo vanzelfsprekend dat zaad- of eiceldonoren anoniem zijn. Elk persoon heeft het recht zijn afstamming te kennen. Dat is een specifiek onderdeel van het recht op privacy. In de huidige praktijk is de spermadonor echter zonder uitzondering anoniem. De donor en de ouders hebben namelijk evenzeer recht op bescherming van hun privacy. De CVP denkt daarom na over een andere regeling, aanvullend naast het anonieme donorschap zoals het nu bestaat. Basis van de nieuwe invalshoek is dat in bepaalde omstandigheden het kind de identiteit van zijn biologische ouder mag kennen.

Senator Ingrid van Kessel (CVP) werkte een wetsvoorstel uit, dat een middenweg biedt om de verschillende belangen van kind, ouders en donoren te verzoenen. Het kernpunt van dit voorstel is een opdeling in twee types eicel- of zaadceldonoren.

Naast de donoren, van wie de anonimiteit zeer strikt wordt gerespecteerd, voorziet het wetsvoorstel in een tweede categorie donoren, van wie de persoonsidentificerende gegevens bewaard kunnen worden in een centraal opslagpunt. Deze gegevens kunnen aan het kind verstrekt worden indien het minstens zestien jaar oud is, en slechts na schriftelijke toestemming van de betrokken donor. Onderzoek in het buitenland toont aan dat vele donoren geen bezwaar hebben tegen een voorwaardelijke opheffing van de identiteit.

De rol van de wensouders is natuurlijk ook zeer belangrijk. Het zijn zij die kiezen voor een eventueel bekende (B-)donor of een anonieme (A-)donor. Deze keuze moet doordacht gebeuren, onder begeleiding van het centrum voor reproductieve geneeskunde dat de kunstmatige bevruchting regelt.

Op dit moment onderzoeken we wat de gevolgen zijn van een dergelijk voorstel, onder meer in het familierecht. We zijn ervan overtuigd dat de rechten van het kind even zwaar moeten wegen als de rechten van de volwassenen. Een regeling voor donoren waarbij de identiteit onder voorwaarden bekendgemaakt kan worden, kan ertoe bijdragen dat de rechten van het kind nog beter beschermd worden.’

Opgetekend door Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content