150 jaar geleden stierf Heinrich Heine.

Na Waterloo doofde de romantiek uit in een tijd waarin de leeshonger van burgers schrijven tot een beroep maakte voor steeds meer scribenten in de ijler zones van de geest. Die profiteerden van nieuwe druktechnieken en een eerste erkenning van geestelijke eigendom. In die decennia van boekinflatie had één figuur een niet in te schatten invloed op heel Europa: Heinrich Heine.

Lang na zijn dood op 17 februari 1856 sierden zijn Sämtliche Werke de bibliotheek van al wie zichzelf respecteerde, in 1927 reciteerden de jongelui in Een Zomerzotheid van Cissy van Marxveldt Du bist wie eine Blume, en zongen ‘Ich weiß nicht, was soll es bedeuten’, dat zo met de Duitse ziel vergroeid was, dat de nazi’s dát niet konden uitroeien: Dichter unbekannt zetten ze erbij, symbolische moord die bewees hoe schatplichtig de Duitse cultuur was aan kosmopolitische Joden als Heinrich Heine.

Op 13 december 1797 geboren in Düsseldorf, bezocht Harry Heine er in 1806 als Frans onderdaan van Murat het door jezuïeten op Franse leest geschoeide Lycée, en werd atheïst. Formeel bekeerde hij zich in 1825 als Heinrich tot het protestantisme. Vanaf 1815 liet zijn Rothschildachtige oom Salomon hem bankieren, in ’19 van misère rechten studeren in Bonn. Uit zijn maturiteitsproef bleek een “opmerkelijke aanleg voor satire”. Overgegaan naar Göttingen, vloog hij na een semester buiten om een niet-gevochten duel. Na twee jaar Berlijnse universiteit en salons wandelde hij 350 kilometer door de Harz en Thüringen; de vrucht ervan was DieHarzreise (in Reisebilder, in ’26). Het begin zet de toon: De stad Göttingen is beroemd om haar worsten en universiteit. Maar in haar prachtig dal maakt plots (de Ilse) zich van de dromende dichter meester, en op mij daalt een bloemenregen neer van klinkende stralen en stralende klanken, en ik kom niet meer bij van louter heerlijkheid.

Op dat succes volgde in ’27 Buch der Lieder: de ruim 5500 verzen, deels geboren uit eenrichtingsliefde voor een nicht, troffen met feilloos instinct de Biedermeierziel: sentiment en Byronpose, natuurliefde en ironie, gedweep en satire, Größe en groteske. Ze werden volkslied (Silcher, Lorelei) en Lied (o.a. Schumanns Grenadiere).

De julirevolutie begeisterte Heine. Vanaf mei 1831 leefde hij in Parijs, van Salomons toelagen en later (geheime) van de Franse regering; En van tweetalige journalistiek; zo corrigeerde Die Romantische Schule Mme de Staëls populair Duitslandbeeld De l’Allemagne. De Bondsdag verbood in 1835 de al te sociaalrevolutionaire werken van hem en zijn geestesgenoten, ‘dasJunge Deutschland’ (een eeuw later werden de zijne verbrand). Een kostelijk kapittel in Aus den Memoiren des Herren von Schnabelewopski leverde Wagner Der Fliegende Holländer. Heine mocht de Hollanders niet (de sublieme ‘kritiek’ van Auf Flügeln des Gesanges door Batavus Droogstoppel zou hem enorm vermaakt hebben).

Van januari 1840 tot juli ’43 versloegen zijn Briefe aus Lutetiain de Augsburger Zeitung de Parijse actualiteit: scherp, witzig en bits, nog steeds boeiende lectuur (in de Anhang kraakt hij de bombastische blaaskaak Victor Hugo: in het woord vooraf tot de Franse editie bekent de saint-simonist zich tot het communisme). Atta Troll (66 pagina’s over een dansende beer en diens vrouw) hekelde dan weer de actuele Duitse kunsten, een jaar nadien, in 1844, schopte Deutschland. Ein Wintermärchen tegen alle Duits-nationale schenen.

Van de schöne Wiege meiner Leiden tot in de Matratzengruft: een strijdbaar, lijdzaam dichtersleven. Vanaf 1848 legde ruggenmergtering zijn lijf lam, maar zijn geest begaf niet. In 1851 verscheen nog Romanzero, 140 pagina’s gedichten, ondermeer Zwei Ritter, het hilarische portret van twee Poolse emigrés: (…) Woonden in dezelfde kamer/ sliepen in hetzelfde bed;/ een luis en een stakker,/ krabden zich om ’t hardst. / aten in dezelfde kamer,/ en daar geen wou hebben,/ dat de andere voor hem betaalde,/ betaalde geen van beiden (…)

In 1834 ontmoette hij de zo goed als analfabete gantière ‘Mathilde’ Mirat. Hij hield van haar, en ze trouwden. Maar de laatste zeven gedichten van de Nachlese golden die Mouche, de 26-jarige Elise Krinitz, die bij hem introk als secretaresse, hem Dumas voorlas en zijn onwezenlijke liefde beantwoordde: een zonnestraal in zijn graf.

En Heine nu?

Andere tijden, andere vogels!

Andere vogels, andere liedjes!

Wie weet bevielen ze je

Als je andere oren had!

FRANS VAN DEN BROECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content