Een paar maanden was het windstil rond de topbenoemingen in de overheidsdiensten, maar dat is niet naar de zin van bepaalde ambtenaren. ‘Die willen met een procedureslag tegen zo veel mogelijk benoemingen kennelijk terug naar de oude politieke benoemingen, zonder competentietests’, zegt Marc Van Hemelrijck van Selor, het selectiebureau van de overheid.

De problemen kwamen naar buiten in april dit jaar. Op initiatief van Jean-Claude Laes, de voormalige voorzitter van het directiecomité van de FOD Financiën (2002-2007) en ex-kabinetschef van Didier Reynders (MR), diende een reeks topambtenaren bij hun minister een petitie in tegen hun jongste examenresultaat. Zes van hen dienden bovendien een gezamenlijke klacht in bij de Raad van State. Ze hadden deelgenomen aan de selectieprocedure voor de functie van voorzitter van het directiecomité, de hoogste functie bij de FOD Financiën. En één voor één waren ze gezakt. Onder hen ook Jean-Claude Laes.

Laes, die al in juni 2007 om taaltechnische redenen was moeten opstappen als voorzitter, vond het niet kunnen dat hij ‘als voormalige topman van Financiën “minder geschikt” (quotering ‘C’)’ bevonden werd voor deze functie. Bovendien vond hij de gedelegeerd bestuurder van Selor en voorzitter van de jury, Marc Van Hemelrijck, ‘niet neutraal’. En dat vonden ook de vijf anderen.

Vandaag is de zaak nog hangende. Maar Laes heeft overschot van gelijk, zo vindt hij zelf. Hij wil het gepolitiseerde systeem van benoemingen van binnenuit veranderen. Vandaar dat hij aan zo veel mogelijk selecties deelneemt om klachten te kunnen indienen bij de Raad van State (zie ook kaderstuk). Hij pikt het niet meer dat de Copernicushervorming in die mate is gecorrumpeerd.

De ongezouten waarheid is dat Laes in 2003, ook al onder Copernicus, zélf overduidelijk politiek werd benoemd. Laes kwam toen als tweede uit de selectieprocedure, ex aequo met het toenmalige hoofd van het departement, de bijzonder competente Grégoire Brouhns (die inmiddels overleden is). Volgens een ongeschreven regel gaat de voorkeur dan uit naar de kandidaat in functie, maar Didier Reynders koos dus toch voor zijn partijgetrouwe kabinetschef, Jean-Claude Laes. Het leverde de minister van Financiën een uitbrander op van Luc Van den Bossche (SP.A), de toenmalige minister van Ambtenarenzaken en grondlegger van Copernicus. De filosofie van Copernicus schrijft immers voor dat men zijn kabinetschef niet benoemt aan het hoofd van zijn departement.

Vandaag is Van den Bossche al lang van het politieke toneel verdwenen. ‘Van den Bossche woog als een bulldozer op de hervormingen’, zegt een hooggeplaatste bron. ‘Hij was ook de enige sterkhouder van het hele plan. Onder Van den Bossche zou niemand het hebben aangedurfd om Copernicus in die mate uit te hollen, als bepaalde topambtenaren dat vandaag doen. Dat zijn piraten van het systeem. Ze dienen klachten in bij de Raad van State, die ze in een morele schadevergoeding hopen te kunnen omzetten. Ze willen cashen. Hun logica is die van de gouden parachute. De vraag is niet meer of de benoemingen gepolitiseerd zijn – ze zijn gepolitiseerd. Nu komt het eropaan te voorkomen dat sommige ambtenaren de staat misbruiken voor hun eigen financieel gewin.’

De angst voor een financiële kater na afloop van een dik betaald mandaat zit er diep in. Die leidt bij sommige ambtenaren zelfs tot bijzonder creatief denkwerk. Jean-Marc Delporte, administrateur-generaal van Belastingen en Invorderingen, een ambtenaar van het tweede hoogste niveau, vreest na afloop van zijn mandaat op zijn oude, nochtans niet onaardige salaris (100.000 euro per jaar) terug te zullen vallen. Hij stelt bijvoorbeeld het volgende voor: ‘Er zou zoiets als een pool moeten bestaan, waardoor we tussen verschillende topfuncties kunnen roteren. Het kan toch niet dat we na zes jaar de helft van ons loon moeten inleveren, terwijl we onze capaciteiten op een andere manier zouden kunnen inzetten.’

In werkelijkheid willen hij en tal van anderen terug naar de veilige politieke benoemingen. Delporte, destijds benoemd door Elio Di Rupo (PS), geeft dat zelfs grif toe. ‘De minister moet opnieuw zijn eigen topambtenaren kunnen benoemen’, poneert hij. Zuivere politieke benoemingen hebben het voordeel van de duidelijkheid. Maar ze zijn een ramp wanneer de minister het beter voorheeft met zijn eigen achterban dan met zijn departement – zoals bij Financiën.

Toch is ook de huidige situatie waarbij een handvol ambtenaren, met op kop Jean-Claude Laes, het systeem gijzelt met klachten bij de Raad van State, niet langer houdbaar. ‘Het zijn steeds weer dezelfde criticasters die veranderingen willen in hun eigen voordeel – en in het nadeel van de anderen’, zegt Selorbaas Marc Van Hemelrijck, die geen namen wil noemen omdat er nog procedures lopen. ‘Vóór de komst van Marie Arena (PS), die als minister van Ambtenarenzaken het zogeheten assessment aan Selor toevertrouwde, waren ze misnoegd omdat ze getest werden door privébedrijven die geen kaas gegeten hadden van de ambtenarij – zo redeneerden ze. Nu dat veranderd is, en Selor die taak op zich heeft genomen, zijn ze opnieuw ontstemd. Met een procedureslag tegen zo veel mogelijk benoemingen, willen ze terug naar de oude politieke cultuur, zonder competentietests. Ze willen terug naar het oude systeem van benoemingen, zodat ze hun zin krijgen. Dergelijke praktijken druisen in tegen het algemeen belang en jagen de overheid op kosten.’

Jean-Claude Laes, dé recordhouder van klachten bij de Raad van State, is verbolgen omdat hij in 2003 ‘geschikt’ bevonden werd, en dat vier jaar later niet langer blijkt te zijn. Dat is natuurlijk wel vreemd.

marc VAN HEMELRIJCK: Ik wil niet ingaan op individuele gevallen. Ik heb in het verleden wel al kunnen vaststellen dat mensen op een bepaald moment over de gevraagde competenties beschikken om een functie uit te oefenen, en die na vier jaar niet langer in hun vingers hebben. Misschien omdat ze vandaag in een andere omgeving werken. Of omgekeerd, omdat ze zich bevinden in een vastgeroeste cultuur, waar ze hun vaardigheden langzaam verleerd hebben. Soms is het echter ook zo dat de door de opdrachtgever vereiste competenties evolueren en dat daardoor de persoon niet langer geschikt is voor de functie.

U kent de kritiek: het proces verloopt niet objectief. Het is gepolitiseerd.

VAN HEMELRIJCK: Dat zegt men. Maar ik zie dat anders. Ik vind het bijzonder moedig van ons land dat het destijds heeft geprobeerd om het delicate proces van topbenoemingen te professionaliseren, precies om een einde te maken aan de benoemingen in de partijkeukens. Kijk naar andere Europese landen: heel wat parallelle instellingen beperken zich tot de selectie van ambtenaren van de onderliggende niveaus. EPSO bijvoorbeeld, het European Public Selection Office, dat de selectie verzorgt voor de Europese instellingen, laat de invulling van de topfuncties bij de Europese Commissie over aan de Commissie zelf.

Stelt u zelf de jury samen voor een topselectie?

VAN HEMELRIJCK: Inderdaad. Het is bij Koninklijk Besluit vastgelegd dat de voorzitter verantwoordelijk is voor de samenstelling van de jury. In de praktijk betekent dat, dat mijn medewerkers databanken en netwerken consulteren: we doen immers (naast ambtenaren) ook een beroep op professoren en mensen uit de privésector. De jury die we op die basis samenstellen, leggen we voor aan de minister van Ambtenarenzaken, Inge Vervotte (CD&V). Ze geeft die door aan de overige regeringsleden. Sinds 2001 kregen we van hen hoogstens twee kleine bemerkingen.

Wie zit er zoal in zo’n jury?

VAN HEMELRIJCK: Hij bestaat uit zes mensen plus de voorzitter. Vier of vijf van hen zijn extern aan de overheid. Het zijn professoren, ceo’s of consultants. We zoeken ook altijd een ambtenaar van hetzelfde niveau als de kandidaat. De evaluatie is een consensusgebeuren, we beslissen met unanimiteit. Dat is een inhoudelijk, delicaat werk, dat door alle commissieleden gedragen wordt.

Het Copernicusplan had nooit de bedoeling de topbenoemingen te depolitiseren, zegt men. Hoogstens wilde men de competenties meten van kandidaten voorgedragen door de politiek.

VAN HEMELRIJCK: Dat klopt niet. Het zijn niet de bevoegde ministers die ons kandidaten voordragen. Het is omgekeerd, wij dragen de politici enkele kandidaten voor. In die zin hebben we de procedure niet ‘gedepolitiseerd’. De ministers hebben het laatste woord over een shortlist, precies zoals een ceo dat doet bij de selectie van topfuncties in een multinational.

Wat vond u van de politieke benoemingen van een reeks contractuelen bij Financiën in Aalst?

VAN HEMELRIJCK: De cijfers daaromtrent spreken boekdelen. De rekrutering van contractuelen is een proces dat volledig online verloopt. Alle Federale Overheidsdiensten hebben toegang tot deze databank. De bedoeling is dan ook dat ze er hun vacatures publiceren. Maar wat blijkt? Financiën doet er nauwelijks een beroep op. Slechts twintig procent van de aanwervingen van contractuelen bij Financiën loopt via onze site. Dat betekent dat ze hun vacatures niet allemaal doorgeven. Ze hanteren kennelijk ‘andere’ kanalen. Helaas kunnen we daar niets tegen doen.

Financiën neemt wel vaker een loopje met de aanwervingsprocedures. Zo worden de Selorresultaten voor de gewestelijke directeurs intern bij Financiën bijgestuurd. Op basis van gestuurde getuigenverslagen wordt voor elke kandidaat een nieuw rapport opgesteld, en dat blijkt beslissend voor de benoeming.

VAN HEMELRIJCK: Het verhaal van de gewestelijke directeurs en de problemen dienaangaande zijn niet nieuw. Sinds 2001 wordt de kandidaten voorgehouden dat ze zullen worden benoemd. Maar nu pas is men begonnen met het proces. Selor is op een bepaald moment ingeschakeld, toen bleek dat Financiën arbitrair te werk dreigde te gaan. Daarop hebben we de kandidaten aan competentietests onderworpen. De adviezen hebben we doorgespeeld aan de directie van de FOD Financiën. Als nu blijkt dat ze die niet volgen, en er integendeel fundamenteel van afwijken, zal ik uiteraard mijn conclusies trekken. In de toekomst zal ik in dat geval weigeren om dat soort extra opdrachten nog te doen voor FOD Financiën.

Wie zal er instaan voor de selectie van hun topmanager? Financiën is vandaag nog het enige departement zonder benoemd voorzitter aan het hoofd van het directiecomité, en dat sinds meer dan een jaar. Kan er eventueel een privébedrijf worden ingeschakeld?

VAN HEMELRIJCK: In de huidige regelgeving kan dat niet. Als men dat wil, zal men de regels moeten aanpassen, maar bij mijn weten is dat niet gepland. Bovendien heeft noch minister Reynders, noch Inge Vervotte van Ambtenarenzaken een initiatief genomen om de benoemingsprocedure op te starten, en is het probleem niet aan de orde.

Volgens interne bronnen loopt er een verzoekschrift bij de Raad van State om de benoeming van Hans D’Hondt aan het hoofd van de Kanselarij te annuleren. Hoe groot schat u de kans in dat, na Financiën, ook de Kanselarij zonder voorzitter valt?

VAN HEMELRIJCK: Daarvoor is het wachten op het arrest van de Raad van State. Dat kan lang duren, maar het kan ook snel gaan. Tot die tijd weten we niets.

Minister van Ambtenarenzaken Inge Vervotte bestudeert momenteel de werking van zes jaar topselectie. Die kreeg geregeld zware kritiek. Hoever staat ze met die studie?

VAN HEMELRIJCK: Ambtenarenzaken voert die studie uit in nauw overleg met ons. Michel Damar, (ex-voorzitter van het directiecomité van de FOD Mobiliteit & Verkeer) die de studie voor Vervotte voorbereidt, heeft zijn eerste conclusies klaar en heeft een reeks voorstellen opgelijst om het proces te verbeteren. Het resultaat daarvan zal na besprekingen in een nieuw koninklijk besluit worden omgezet. (Vervotte maakt de studie bekend begin 2009, nvdr).

Uit onze conclusies blijkt alvast dat we te weinig kwalitatieve kandidaten uit de privésector over de vloer krijgen, en dat er een tekort is aan vrouwelijke kandidaten voor topfuncties bij de overheid. Om in de toekomst meer vrouwen te kunnen aantrekken, voeren we momenteel een onderzoek uit waarbij vrouwen met hoge functies, vrijwillig aan onze assessments deelnemen. Dat moet ons een beeld geven van die elementen waarmee we vrouwen tot dusver op afstand hebben gehouden.

Vervotte lijkt gedeeltelijk mee te gaan in het gedachtegoed van het Copernicusplan. Verwacht u dat zij Copernicus reanimeert?

VAN HEMELRIJCK: Ja, maar ze zal het dan wel een andere naam geven. In haar beleidsplan heeft ze alvast duidelijk gemaakt dat ze op korte termijn een aantal problemen in het domein van de selectie wil aanpakken, en dat ze resultaten wil zien. Ik weet, Copernicus was geen onverdeeld succes. Bij sommige federale overheidsdiensten werkt het goed, bij andere kwam het niet van de grond. Luc Van den Bossche, met wie ik het hele proces heb opgestart, vindt ondertussen dat Copernicus mislukt is. Maar ik blijf een trouwe aanhanger.

DOOR INGRID VAN DAELE/illustratie erwin vanmol

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content