‘Altijd maar afzien, hè. Ik zie zo graag af’

© FOTO'S JELLE VERMEERSCH

Brons winnen in Rio was mooi, maar het heeft voor judoka Dirk Van Tichelt weinig veranderd: hij geeft zichzelf een paar meppen in zijn gezicht en stoomt door. ‘Er staat een prijzenkast in mijn woonkamer en daar ligt nu een olympische medaille bij, tussen alle andere prijzen. Je moet al zoeken om ze te vinden.’

Judoka Dirk Van Tichelt heeft de wildste maanden van zijn leven achter de rug. Na zijn onverhoopte olympische brons in Rio de Janeiro volgden tien weken feest. Van een huldiging via een receptie naar een surprise party, en dan toch snakken naar hard labeur op de judomat: daar moet je topsporter voor zijn. ‘Ik had het nooit gedacht, maar op het eind zei ik: bah, wéér een feestje’, lacht Van Tichelt. ‘Maar zodra ik daar dan was, zag ik hoezeer de mensen opgingen in hun plezier, en stortte me toch maar in het gewoel. In Rio besefte ik het niet, maar blijkbaar heb ik veel mensen van een afstand blij gemaakt. Ik heb van die wilde weken genoten, en ik zal eerlijk zijn: niet altijd met mate. (lacht) Het werd tijd dat ik het gewone leven weer oppikte.’ Van Tichelt viert deze week zijn wederoptreden op de grandslam van Tokio. De Beer van Brecht is 32 jaar, behaalde deze zomer het grootste succes uit zijn sportcarrière, en laadt zich nu gewoon weer op voor toernooien aan de andere kant van de wereld, die nooit de krant halen. Stoppen kwam niet bij hem op. Wie hem kent, schrikt daar niet van. Ilse Heylen, ook olympischemedaillewinnaar en wél met pensioen, zegt dat ‘niemand zo graag judoot als Dirk Van Tichelt’. Waarom zou hij dan van de mat stappen? ‘Zo kijk ik er zelf ook naar’, zegt Van Tichelt. ‘Ik hou van het leven als judoka. Ik hou van het afzien, ik zie zo graag af. Maar ik hou ook van de sport zelf. Voor mij is judo spelen, lachen en zien wie zich het eerst laat bedotten. Iemand onderuit vegen terwijl hij denkt dat hij de controle heeft, is het mooiste wat er bestaat. Ik denk niet dat ik het ooit beu word.’

Eerst moeten we een persrelletje, dat eigenlijk nergens om draaide, de wereld uit helpen: nee, Dirk Van Tichelt is niet boos op de koning, en hij is dat ook op geen enkel moment geweest. Het verhaal gaat terug op een telefoongrap bij Studio Brussel, en is volgens Van Tichelt vooral terug te voeren op zijn ‘zotte kop’. ‘Het ging zo. Mijn manager en ik stapten op de VRT de auto in na de opnames van Van Gils en Gasten, waar ik met de andere medaillewinnaars uitgenodigd was. Ik hoorde Gunther D op StuBru. Ik ben fan en zei om te lachen: kun je me bij dat programma binnenkrijgen? Mijn manager is iemand die dúrft, en hij nam me mee naar de studio – we waren daar nu toch. Voor ik het wist, zat ik live in de ether. Gunther D staat bekend om zijn foptelefoontjes en plots zei hij: “We hebben hier een speciale gast voor jou aan de lijn, Dirk.” Bleek het prins Laurent te zijn! Nu had ik net van de andere medaillewinnaars gehoord dat zij persoonlijk door de koning waren gefeliciteerd, en ik niet. Dus ik zei, om het gesprek gaande te houden: “Hé sire, waar blijven mijn felicitaties?” (grinnikt) Laurent hing natuurlijk op nog voor ik goed en wel mijn uitleg had gedaan. De volgende dag schreven de kranten dat “de teleurgestelde, boze Dirk Van Tichelt excuses eist van het paleis”, maar daar was geen sprake van. Ik zat helemaal niet op zo’n telefoontje te wachten – wat zég je wanneer de koning belt? Ik heb uiteindelijk een telegram gekregen met officiële felicitaties. Naderhand bleek trouwens dat de koning mij niet zelf had gebeld omdat er die dag twee agentes waren aangevallen in Charleroi. Alle begrip dat zoiets voorrang krijgt.’

Laten we even terugkeren naar 8 augustus, in de Arena Carioca van Rio. Voelde u meteen dat het uw dag zou worden?

DIRK VAN TICHELT: Gek genoeg wel, ik kan het niet verklaren. Aan vertrouwen ontbreekt het me nooit, maar die dag kwam er nog een laag bovenop. Ik straalde iets uit, iedereen zei het. Ik was scherp, gefocust en toch ontspannen. Eén onstuitbare flow, alsof het niet mis kon gaan. In mijn tweede match domineerde ik zelfs Chang-rim An, de nummer één van de wereld en normaal mijn zwarte beest. In de halve finale verloor ik, maar dat deed me niet twijfelen. Het verhoogde mijn focus nog. Weet je hoever dat ging? Van mijn kamp voor brons herinner ik me niets. Tussen de opwarming en het moment dat ik mijn medaille krijg, zit één zwart gat. Als ik de beelden terugzie, keren er flarden terug: het moment dat ik de beslissende armklem inzet, kan ik me bijvoorbeeld weer min of meer voor de geest halen. Al de rest is weggeveegd door de adrenaline en de overweldigende blijdschap.

U hebt die dag een gekke judotraditie in ere gehouden: u wilde uw loting niet kennen. Wat niet voor de hand ligt, want de toernooitabel is drie dagen voor de start beschikbaar.

VAN TICHELT: Ja, er moest veel geregeld worden om dat geheim te houden. Mijn coach onderschepte iedereen die mijn pad kruiste: ‘Vertel Dirk alsjeblieft niet tegen wie hij moet vechten.’ Dat is een beetje traditie – veel judoka’s willen het niet weten – maar er zit ook een idee achter. Ik had in Rio een loodzware loting. Als je dat op voorhand weet, begin je te piekeren over hoe oneerlijk dat is, hoe moeilijk het wordt, hoe gevaarlijk de tegenstand is. Nee, dan stap ik er liever onbevangen in.

Acht jaar geleden, op de Spelen van Peking, heeft een journalist zijn mond voorbijgepraat: ‘Wat vind je ervan, Dirk, direct aan de bak tegen de grote favoriet?’ (rolt met de ogen) Alsof ik al slaag kreeg nog voor de eerste kamp.

In dat gevecht bent u tegen een scheidsrechterlijke dwaling opgelopen.

VAN TICHELT: Klopt. Ik had eigenlijk in Peking al een olympische medaille moeten pakken, maar de scheidsrechter heeft me geflikt. Daar kan ik tot op vandaag kwaad om zijn, zelfs na Rio. Dat was niet juist. Ik kan tegen mijn verlies, maar niet op die manier.

Vier jaar later wilde ik dat onrecht rechtzetten in Londen, maar toen was ik te gestrest en te gefocust: nu móét het. Ik ben licentiaat L.O., en in een van mijn cursussen stond dat een man fysiek piekt op zijn 28e – wat ik toen was. Dat is natuurlijk een weetje zonder waarde, maar ik zette mezelf extra onder druk. Dom natuurlijk.

Heeft het u geholpen dat u niet als grote favoriet naar Rio trok? Vier jaar eerder was u nog in elke voorbeschouwing ‘Belgiës topkandidaat voor een medaille’.

VAN TICHELT: Nee, want ik wist dat een medaille er sowieso in zat, net als in Londen. Met het ouder worden trek ik me minder aan van wat andere mensen denken.

Ik keek met verbazing naar de agressie tijdens uw opwarmingsritueel. U pept zich op door op uw gezicht te slaan. Het is om bang van te worden.

VAN TICHELT: Dat is een knop die ik aan en uit kan zetten. Vijf minuten voor de kamp ben ik de rust zelf en maak ik flauwe grapjes met mijn tegenstander. Maar als ik de mat zie, verander ik in een killer. Dat moet, anders eet de ander je op. Het is kloppen of geklopt worden.

Judo is in de eerste plaats een zenuwensport. Wij trainen vier jaar om op de Spelen te staan, maar één misstap en het toernooi is na vijf seconden voorbij. Wat zeg ik: na twéé seconden. Je weet dat je op een slappe koord balanceert, en toch moet je risico’s nemen. Want wie niets durft, is hoe dan ook verloren. Ervaren judoka’s vinden dat evenwicht makkelijker, jongeren hebben dan weer het voordeel dat ze er minder stil bij staan.

De dag na het toernooi kwam u uw medaille tonen in het Belgian House. U had een blauw oog, en niet door het judo.

VAN TICHELT: Nee, dat is in de stad gebeurd. Een meisje pikte de gsm van mijn sparringpartner. Gewoon op straat, terwijl mijn maat en ik in een taxi stapten. Ze liep een hotel in waar buitenwippers, die waarschijnlijk met haar onder één hoedje speelden, ons tegenhielden. Er werd wat geduwd en getrokken, mijn maat werd boos, ik kwam tussenbeide en een van die kerels sloeg me vol in mijn gezicht.

Dappere buitenwipper die dat probeert bij een olympisch judoka.

VAN TICHELT: (lacht) Ik had mijn kimono niet aan, hè. Mijn vriend, al een beetje dronken, zei inderdaad: kom, we pakken ze. Gelukkig was ik volwassen genoeg om toch maar weg te gaan. Die gsm waren we toch kwijt. We hebben een klacht ingediend tegen die buitenwippers, maar daar heb ik niets meer over vernomen.

Het was een akkefietje van niets, maar omdat ik toen in de aandacht stond, had de pers er een kluif aan. Straf hoe zo’n verhaal dan wordt opgeblazen, en wat journalisten allemaal durven te insinueren. Dat de dief een callgirl was, bijvoorbeeld. Kan zijn, maar ik kende het meisje niet en voor zover ik weet, kan niemand haar terugvinden of kent niemand zelfs maar haar naam. Je begint het nieuws wel te relativeren wanneer zoiets je overkomt.

En wat nu? Doorstomen naar Tokio 2020?

VAN TICHELT: Dat is nog heel ver. Ik bekijk het jaar per jaar, en heb mezelf drie voorwaarden opgelegd. Eén: ik moet bij de wereldtop blijven. Twee: bij een grote blessure is het waarschijnlijk gedaan. Op mijn leeftijd zie ik me geen zware revalidatie meer doen. En drie: ik moet plezier blijven vinden in mijn sport. Dat laatste lijkt op dit moment de makkelijkst te vervullen voorwaarde, maar in januari komt er een baby bij. Van mensen die het kunnen weten, hoor ik dat het een en ander verandert. (lacht) Ik weet bijvoorbeeld niet of ik dan nog even graag drie weken op stage ga in Japan. Maar zonder haal je het niet. Wie er niet alles voor doet, komt genadeloos te kort in mijn sport.

Tien weken zonder judo hebben mij in elk geval geleerd dat stoppen niet makkelijk wordt. Een mens doet wat hij gewend is, hè. Het was voor mij de eerste keer sinds mijn kleutertijd dat ik zo lang aan een stuk niet op de tatami stond. Ik heb er echt van moeten afkicken. Met als gevolg dat ik er nu met dubbele moed invlieg, al ben ik na elke training zo stijf als een plank.

Na een bronzen medaille is uw carrière hoe dan ook geslaagd. Is dat een voordeel, of net niet?

VAN TICHELT: Die medaille neemt wat druk van de ketel, maar ik weet niet of dat effect lang duurt. Op de tatami helpt het geen fluit dat ik olympisch brons heb. Sterker nog, de anderen zullen me nog liever kloppen dan vroeger. Ik heb niets meer te bewijzen, maar daar deed ik het eerlijk gezegd ook nooit voor.

De buitenwereld vindt dat ik het gemaakt heb na dat brons, maar voor mij heeft het niet veel veranderd. Er staat een prijzenkast in mijn woonkamer en daar ligt nu een olympische medaille bij, tussen alle andere prijzen. Je moet al zoeken om ze te vinden. Weet u, ik was voordien al tevreden met mijn leven. Dat brons was de kers op de taart, maar de taart zelf had ik al. En ze is lekker. (lacht) Je moet het natuurlijk niet idealiseren. Topjudo is zwaar. Het gevoel dat je aan een training begint met pijn, en weet dat je je nadien nog ellendiger zult voelen, dat weegt op een mens. Ik ben een oudere judoka en ze zullen het mij vergeven dat ik al eens vaker een training oversla, maar eigenlijk kan dat niet. Om top te zijn, moet je door de pijngrens gaan.

Het blijft een harde sport.

VAN TICHELT: Het is maar hoe je het bekijkt. Ik trok in Rio veel op met de zwemmers. Die trekken iedere dag baantjes in hetzelfde zwembad, uren aan een stuk, tot ze elke barst in elke tegel kennen. Dat lijkt mij ook hard. Ik zou het niet kunnen. Ze noemen mij een onverbeterlijke positivo, maar ik vind dat ik geen reden heb om zuur in het leven te staan. Wie elke dag blij is dat hij mag doen wat hij doet, waarom zou die klagen? Het is ook wel een beroep waarbij je er blind voor mag gaan, en dat werkt bevrijdend. De mat op en vechten, niet zeveren, hard werken, je verzorgen, goed recupereren en klaar zijn voor weer een nieuwe dag. Als je je uit je bed moet slepen van de pijn, weet je toch dat de endorfines je vroeg of laat nieuwe kracht geven. Dat zal ik missen wanneer ik stop.

Kun je als topjudoka financieel overleven?

VAN TICHELT: Dat blijft een moeilijk verhaal. De Belgische bedrijven kennen alleen maar wielrennen en voetbal – logisch, want die sporten staan voortdurend in de aandacht. Pas als de Spelen eraan komen, weten de journalisten de judoka’s weer wonen, maar het dooft ook snel weer uit. Het is scheefgetrokken, vind ik. Ik ben een sportfan en het WK wielrennen interesseert mij ook. Idem voor de Ronde van Vlaanderen. Maar de kranten staan ook vol wanneer het pakweg de Ronde van Romandië is. Zou het dan niet logischer zijn om zo’n tweederangswedstrijd over te slaan en behoorlijk verslag uit te brengen over het WK judo?

De generatie van Jean-Marie Dedecker had het beter. Zij kregen een mooi contract bij Bacob, en als ze een lange, dure stage inplanden, dan deed niemand daar moeilijk over. Tegenwoordig is het lastiger, zeker voor de subtoppers. Ik heb niet te klagen, ik zit bij Sport Vlaanderen, het vroegere Bloso. Atleten worden daar betaald naargelang van hun diploma, waardoor ik evenveel verdien als een licentiaat die op een middelbare school werkt. Om dat statuut te behouden, moet je elk jaar de top vijf halen op het EK of de top acht op het WK. De lat ligt hoog, en als je eronderdoor gaat, krijg je niets. Veel jonge talenten haken af voor ze zich echt hebben kunnen ontplooien. Je moet bijna vroegrijp zijn en de wereldtop halen terwijl je nog studeert: dat is de enige manier om in België nog professioneel judoka te worden.

En dan is judo nog een van de zogenaamde beschermde sporten. Omdat wij in het verleden mooie resultaten hebben behaald, staat onze toelage vrij stevig vast. Toch was mijn olympische medaille erg welkom. Nu is de federatie een paar jaar zeker dat ze middelen krijgt.

U zult er indirect gebruik van kunnen maken. Is er niet min of meer afgesproken dat u na uw carrière aan de slag gaat als topsportcoach?

VAN TICHELT: Ik heb een diploma trainer A en kreeg van hogerhand het signaal dat ze inderdaad graag hebben dat ik het zou doen. We zullen zien. Het coachen op zich vind ik leuk. Maar een trainer moet ook paperassen doorploegen en vergaderen, en ik weet niet of dat mijn ding is. Bovendien zit je dan nog altijd in het stramien van de topsport. Kan ik dat wel vragen van mijn gezin, zodra de baby er is? Een papa moet er zijn voor zijn kind, vind ik.

DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO’S JELLE VERMEERSCH

‘Op de tatami helpt het geen fluit dat ik olympisch brons heb. De anderen zullen me nog liever kloppen dan vroeger.’

‘Altijd maar wielrennen. Breng liever eens verslag uit over het WK judo in plaats van over de Ronde Van Romandië.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content