‘Bloedbruiloft’, de klassieker van Federico Garcia Lorca, luidt het tweede seizoen van het Publiekstheater Gent in. Met een nieuw vast ensemble en drie speelplateaus (Groot Huis, Minnemeers en Arca) baant het vroegere NTG zich een nieuwe weg door het Vlaamse theaterlandschap.

Ambtenarentoneel. Dilettantisme. Vriendjespolitiek. Imperialisme. Met al deze zonden Israëls werd het Gentse stadstheater NTG ooit beladen. Jean-Pierre De Decker effende vanaf 1995 het pad voor de omschakeling naar het Publiekstheater Gent en de fusie met Arca. Toen hij vorig jaar onverwacht overleed, was het even naar adem happen. In de plaats van de artistieke directeur kwam een vierkoppig team. Een jaar later ligt voor tien acteurs opnieuw een contract op tafel, en kan de ploeg terugblikken op een succesvol eerste seizoen.

Een deel van de groep werkt, na de mooi ontvangen productie De tramlijn die verlangen heet voor Bloedbruiloft opnieuw samen met regisseur Paula Bangels van de Paardenkathedraal (Utrechts gezelschap van Dirk Tanghe). Mathias Sercu was er bij de nieuwe start van het NTG al bij. Jits Van Belle, Hilde De Baerdemaeker en Gregory Caers zijn recenter afgestudeerd en groeiden als vanzelf naar het Publiekstheater toe. Ambtenarentoneel? Vergeet het. Engagement, dat telt. En af en toe je vleugels kunnen uitslaan.

MATHIAS SERCU: ‘Het is een belangrijk jaar geweest. En ondanks de compleet andere start, doordat Jean-Pierre wegviel, ook een geslaagd. Als ik de drie plateaus bekijk, zie ik een heel gevarieerd aanbod. Er zijn veel jonge mensen en mooie dingen gepasseerd: Barbara Vandendriessche regisseerde; er was Montages Russes met een frisse acteurskern; in het luik Grensbewoners kregen mensen vrij de gelegenheid om iets te doen.’

GREGORY CAERS: ‘Het Publiekstheater werkte met freelancers. Dit seizoen is er opnieuw een soort ensemble. Daardoor is ons engagement nu veel groter. Het artistieke team communiceert met de mensen van het ensemble en gaat op basis daarvan een programma samenstellen. Dat is het leuke van dat team: dat er vier mensen zijn die elkaar en de interpellaties van de anderen ter discussie kunnen stellen. Dat er niet één iemand de beslissingen neemt.’

Jullie taak gaat dus veel verder dan louter acteren?

CAERS: Niet dat we mee bepalen hoe de decors en de kostuums er zullen uitzien. Elke tweede maandag van de maand is er een bijeenkomst voor ieder- een die in het ensemble zit: we hebben inspraak in de producties die er komen.

SERCU: Het Publiekstheater Gent is geen collectief zoals Roovers of Stan. Het blijft een grote bak, een stads- theater met drie plateaus.

JITS VAN BELLE: Jean-Pierre bracht een aantal acteurs die hij goed vond en die hem interesseerden, samen. Nu is er een soort van natuurlijke selectie gebeurd. Het ensemble telt vooral mensen die in het eerste jaar Publieks- theater gespeeld hebben en die zelf met dingen aangekomen zijn. Daarom geloof ik er ook heel erg in.

CAERS: Mensen krijgen nu ook de kans om andere dingen te exploreren: regie, vertaling, schrijven, wat dan ook.

Dat was onder Jean-Pierre De Decker toch ook zo?

CAERS: Ja, maar in mindere mate. Nu gaat Michael De Cock regisseren, Mathias gaat schrijven, ik ga met Kopergietery iets maken… Het is wel leuk dat je als jonge acteur hier kunt gaan onderzoeken waar je mee bezig bent.

In welke mate zijn jullie door het jaarcontract aan het Publiekstheater gebonden?

VAN BELLE: Ik heb twee maanden vrij tussen de verschillende producties in. Dan kan ik ofwel niks doen, en word ik doorbetaald. Of ik kan iets buiten het Publiekstheater doen, en dan neem ik verlof zonder wedde. Wat ik ga doen. Ze beperken ons daar niet in, integendeel. Zolang je het duidelijk communiceert, is er geen probleem.

SERCU: Ik heb nog nooit het gevoel gehad dat ik hier vastzit. Ik werk hier al zes jaar, maar als je bezig kunt zijn met de dingen die je boeien en je met telkens weer andere mensen samenwerkt, heb je niet het gevoel dat je gevangen bent.

CAERS: Ik had een eigen vzw. Als ik de kans krijg om wat ik daar maakte ook hier te doen, is het verlangen minder groot om weg te lopen.

Sommigen associëren het Publieks- theater nog altijd met…

SERCU:… oubolligheid? Dat zal mij een zorg wezen. Jonge mensen die het oude NTG niet gekend hebben, zijn daar niet mee bezig. Van ons imago zijn we nog niet helemaal af, maar het is door nieuwe dingen te maken dat we het kunnen counteren. Ik merk dat onze credibility positief evolueert. De contacten in het Gentse theatercircuit, de samenwerking met Kopergietery en Lod… Het trekt wel open, het gaat de goeie kant op.

Wat nam jij, Paula, mee uit jouw stal, de Paardenkathedraal van Dirk Tanghe?

PAULA BANGELS: Ik heb een fijne leermeester gehad. Zijn bevlogenheid neem ik mee. En het inzicht dat een speler een speler is, die je moet laten spelen. Niet kapot gaan analyseren.

CAERS: Belangrijk is, dat er een sfeer gecreëerd wordt van geven en nemen. Er wordt veel geïmproviseerd. Iedereen is zo open, dat hij of zij dingen aanneemt en erop ingaat of andere aangeeft. Dat heeft met vertrouwen in elkaar te maken, onder de spelers.

Als je als jonge ploeg een Shake- speare of, zoals nu, een Lorca brengt, steek je wel stevig je nek uit.

CAERS: Elk stuk is een risico. En soms zit je ernaast, zeker. Met elk stuk kan je op je bek gaan of een goeie voorstelling maken.

VAN BELLE: Voor Bloedbruiloft werken we met meer mensen dan bij Tramlijn, dus is er een andere energie. We streven hoedanook naar kwaliteit en eerlijkheid.

BANGELS: Ik wil volle zalen met blije mensen natuurlijk. Wij willen graag een voorstelling maken voor publiek. Acteurs komen repeteren om een rol op te bouwen. Een speler moet je laten spelen, en als die uitgespeeld is, kies je en zeg je: ik wil dat en dat. Het is allemaal van hen, zij hebben alles verzonnen en ik hoef maar uit te pikken.

SERCU: En als je dan op je bek gaat, ben je samen op je bek gegaan.

HILDE DEBAERDEMAEKER: En met liefde.

Annelies De Waele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content