De opvang van de Kosovaarse vluchtelingen verloopt kennelijk niet volgens de bestaande draaiboeken. Waarom niet?

Wat een idee om in het noorden van Albanië vluchtelingenkampen recht te zetten. De Albanese maffia zwaait er de plak. Er werden al pakhuizen met hulpgoederen geplunderd. De zwarte markt voor hulp- en voedselpakketten draait op volle toeren.

Volgens Herman Peeters, hoofd logistiek van het Rode Kruis-Vlaanderen, valt zoiets niet te vermijden. “Bij elke grootschalige hulp bestaat dat gevaar. Wij proberen dat zoveel mogelijk in de hand te houden. We plakken overal enorme stickers met ons embleem op.” Het zal veel dieven stoppen. Peeters: “Voor een goede controle zijn vooral onze lokale medewerkers belangrijk. Die kennen de streek en de mensen.”

“Het lijkt paradoxaal”, zegt Axel Vande Veegaete, departementshoofd internationale zaken van het Rode Kruis-Vlaanderen. “In de eerste fase van de hulp, de totaal gedesorganiseerde fase, is de controle optimaal. Later, als er kampen zijn en de toestand zich stabiliseert, stromen er zoveel hulporganisaties toe. Zodra er massaal hulp komt, krijgen criminelen meer kansen.”

Hoewel Navo-zegsmannen het woord uit hun mond verbannen hebben, is er tussen de westerse alliantie en de Federale Republiek Joegoslavië wel degelijk een oorlog bezig. Het Internationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) in Genève liet dan ook aan àlle strijdende partijen weten dat, vanaf de eerste bom, alle conventies en wetten in voege treden die op een oorlog slaan. Met alles wat dat impliceert op het gebied van bescherming van krijgsgevangenen, burgers, ziekenhuizen, hulpverleners.

“Het zal de vechtende partijen wellicht een zorg wezen, maar de waarschuwing ís gegeven”, signaleert Vande Veegaete. “Standaardprocedure, akkoord. Maar toch niet onbelangrijk. Vanaf dat moment kunnen we, bijvoorbeeld, ter plaatse schendingen van het humanitair recht noteren. Die worden vertrouwelijk aan de autoriteiten gemeld. We brengen die feiten niet naar buiten. Wel leggen we dossiers aan. Schendingen van het humanitair recht kunnen alleen worden bestraft op basis van goede dossiers.”

DE SPIONNEN VAN HET RODE KRUIS

Volgens de terminologie van de internationale wetten is in Kosovo zelf een “intern conflict” aan de gang. Daar vechten soldaten van het Kosovo Bevrijdingsleger (UCK) tegen Servische strijdkrachten, met daartussenin zootjes ongeregeld.

Hulp in zulke gevallen ressorteert ook onder het ICRC. Alleen werden alle medewerkers van het Rode Kruis op 29 maart uit Kosovo teruggetrokken. In 1991 gooide het Servische parlement alle Albanezen uit de afdeling van het Rode Kruis in Kosovo. Naderhand herriep het die beslissing, maar toen was de afdeling al opgedoekt. Dus waren er ter plaatse alleen nog buitenlandse medewerkers aan de slag. Het lag voor de hand dat de Serviërs die meteen als “buitenlandse spionnen” zouden brandmerken. De Servische veiligheidsdient arresteerde al twee Australische hulpverleners, Steve Pratt en Peter Wallace, wegens spionage.

“Het heeft geen zin om mensen op te offeren”, beseft Vande Veegaete. “Maar we werken nog altijd in Servië. Daar zaten al vluchtelingen uit vorige oorlogen, en daar vallen bommen. De bombardementen veroorzaken wat militairen noemen collateral damage. Drinkwater- en elektriciteitsinstallaties vallen uit, wegen en bruggen worden vernietigd, ziekenhuizen raken overvol. Daar springt het Rode Kruis dan in.”

De hulpverstrekking in gebieden die niet rechtstreeks militair bij het conflict betrokken zijn, behoort tot de taken van de Internationale Federatie van het Rode Kruis. Dit is de koepel van alle nationale verenigingen die op hun beurt een netwerk van lokale afdelingen beheren.

Voor het eerst lanceerden de Internationale Federatie en het Internationale Comité van het Rode Kruis gezamenlijk een oproep. Het ging om hetzelfde gebied, het had weinig zin om twee hulpacties op te starten. Bovendien werd in het eendrachtig optreden de neutraliteit van het Rode Kruis beklemtoond. In hun oproep noemden Comité en Federatie zich “bezorgd” en vroegen ze een “snelle mobilisatie” van hulp.

Van die snelle mobilisatie merken de vluchtelingen voorlopig bitter weinig. Wat loopt er fout? En, wat staat er in de draaiboeken van zo’n hulpverlening?

Axel Vande Veegaete: “Bij rampen stuurt de nationale vereniging een oproep naar het hoofdkwartier in Genève. Dit keer ging de noodkreet uit van de Rode Halve Maan in Albanië en het Rode Kruis in Macedonië en Servië. De nationale vereniging stelt ook een lijst op van wat nodig is. Genève stuurt die lijst door naar de andere nationale verenigingen.”

Dan schieten de nationale comités in actie. Hun geld komt van regeringen, lokale comités en van u en mij. En er zijn de hulpgoederen die mensen schenken. Herman Peeters: “Mensen geven liever goederen – dekens, speelgoed, enzovoort – dan geld. Maar dat maakt de zaken moeilijker. Alles moet gerangschikt, nagekeken, ingepakt en verstuurd worden. Een uniforme zending is goedkoper, want het transport gemakkelijker. En het gaat sneller. We moeten ook denken aan de mensen ginder. Die lopen er gespannen bij, nerveus, ongelukkig. Als iedereen hetzelfde krijgt, ontstaan er minder vlug wrijvingen. Het lijkt een detail, maar dat zijn toch dingen waarop je moet letten.”

Ook achter de aankoop van hulpgoederen gaat een hele logistiek schuil. RK-Vlaanderen heeft afspraken met een aantal leveranciers: opties op bepaalde pakketten tegen bepaalde prijzen. De fabrikant houdt die in voorraad en kan dus snel leveren. Die afspraken zijn gemaakt omdat bij een ramp plotseling de prijzen van hulpgoederen kunnen stijgen. Immers, iedere hulporganisatie koopt dan dekens, tenten enzovoort.

DE BAKKERS VAN NOORD-ALBANIE

Indien mogelijk, wordt er lokaal aangekocht. Dat vermindert de transportkosten, maar kan de lokale markt verstoren. Paul Stromberg van de informatiedienst van het UNCHR in Genève: “Veel vluchtelingen komen binnen in het noorden van Albanië. In afspraak met de Albanese regering is er in Kukes een doorgangskamp. Alle bakkers van de Albanese stad Kukes samen kunnen tienduizend broden per dag bakken. Wij kunnen die allemaal kopen en verdelen, maar dan zit de stad zonder. Dus moeten we brood of bloem binnenvliegen. Maar dan stijgen de prijzen. Een slechte zaak, letterlijk, maar op termijn ook gegarandeerd een punt van wrijving tussen de vluchtelingen en de plaatselijke bevolking.”

Wat lokaal niet te koop is, moet van de internationale markt komen. Daar opereren gespecialiseerde firma’s die zich volledig op de “rampenmarkt” richten. Het vervoer van die goederen gebeurt per commercieel gecharterde vliegtuigen, soms met legervliegtuigen. Dit keer kreeg RK-Vlaanderen van Richard Branson een toestel van Virgin Express ter beschikking. Ook de ploeg van Artsen zonder Grenzen geraakte zo ter plaatse.

En stelde er de problemen vast. Bijna van de ene dag op de andere werd Albanië de draaischijf van de internationale hulp. We spreken hier over het armste land van Europa. Albanië beschikt niet over de gepaste infrastructuur om dit allemaal op te vangen.

Paul Stromberg: “De luchthaven van Tirana slikt 31 vliegtuigen per dag. In het begin moest alles manueel uitgeladen worden. Het Britse en Amerikaanse leger leverden dan vorkheftrucks. De eerste vliegtuigen brachten ook materiaal mee om te lossen en opslagplaatsen te bouwen.”

De Navo begon de luchthaven van Tirana uit te bouwen. Albanië gaf de controle over zijn luchtruim in handen van het militaire bondgenootschap. Hoe dan ook bezit alleen de Navo de logistiek om zo snel en efficiënt een luchtbrug op te zetten. Voor wat ze aan militair voordeel uit deze situatie puurt, moeten de hulpploegen maar de ogen sluiten.

GEPAKT DOOR DE GEBEURTENISSEN

Want: het is zo al ingewikkeld genoeg om mensen en goederen te vervoeren in een land zonder fatsoenlijke infrastructuur. Herman Peeters van het Rode Kruis: “Ter plaatse vallen we terug op de lokale netwerken van het Rode Kruis. Als die er nog zijn en als ze het werk aankunnen. Anders vliegen we mensen in. Als we met het lokale netwerk kunnen coöpereren, hebben we onze eigen tolken, mensen die de weg weten, de mensen kennen.”

Een “eigen” netwerk betekent ook automatisch dat de organisatie erkend is, contacten heeft en papieren – bijvoorbeeld voor dedouanering van goederen – in orde kan krijgen. “Niemand was er klaar voor en toch verloopt de hulp efficiënt”, beweert Vincent Janssens van Artsen zonder Grenzen. “Het Rode Kruis kan effectief op een structuur terugvallen, hun medewerkers verdelen ook de medicijnen die wij of andere organisaties binnenvliegen. In Albanië werken we al enkele jaren, we hebben er een klein netwerk. De autoriteiten hadden er ook een plan: alle vluchtelingen doorsturen naar het zuiden. Maar iedereen werd overrompeld. In Noord-Albanië ontstonden dan ook ‘wilde kampen’. De vluchtelingen zijn er gewoon blijven steken, eens ze zich in veiligheid wisten. We proberen die wilde kampen te organiseren. Tenten zetten, eten en medicijnen brengen. Maar we zitten nog in de fase van noodhulp: verzorgen en doorsturen dus. Voor psychologische hulp is er geen tijd. Onderschat dat niet: ook angst en onzekerheid maken mensen ziek.”

In Macedonië liep het anders, vertelt Vincent Janssens. “Daar zat onze ploeg die Pristina verlaten had. Samen met het Rode Kruis zijn we op 29 maart vertrokken uit Kosovo. In Macedonië zijn we niet geregistreerd. We hebben wel wat hulp gegeven, maar niet efficiënt. Niemand kon daar goed werken. Er was geen enkele structuur.”

Er kón volgens Herman Peeters geen structuur zijn. “We zijn allemaal gepakt door de omvang én de snelheid van de gebeurtenissen. We weten niet wat er echt is gebeurd. Veel vluchtelingen vertellen dat ze gedeporteerd zijn. Die verhalen worden opgeschreven en zoveel mogelijk getoetst aan andere verhalen van mensen uit dezelfde streek. Maar mensen gaan ook op de vlucht voor de bombardementen. Of gewoon omdat ze bang zijn. Elke colonne vluchtelingen heeft een aanzuigeffect.”

“Zulke vluchtelingenstromen hebben we wel in Afrika gezien, maar nog nooit in Europa”, zegt William Claus van Artsen zonder Grenzen. “Vergeet toch niet dat dit Europa is. Zelfs arme mensen zijn hier gewend aan een aantal basisproducten die ze in Afrika als luxe beschouwen. Bijvoorbeeld, deze mensen zijn het gewoon om in huizen te slapen. Dat maakt alles veel gecompliceerder omdat een deel van onze standaardprocedure wegvalt. Daardoor moeten we improviseren. Er moet dringend één instantie aangesteld worden om de organisatie van de hulp te dirigeren. Het UNHCR komt daarvoor het meest in aanmerking. Het heeft het statuut, de naam, de middelen, de ervaring en de mensen.”

Vincent Janssens beaamt dat. “Humanitaire hulp wordt steeds meer een werk op lange termijn. Duidelijke afspraken – tussen de verschillende organisaties en met de lokale overheden – zijn daarbij van vitaal belang. Ik denk dat er betere afspraken mogelijk zijn als een VN-organisatie de leiding op zich neemt.”

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content