Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Tussen 1988 en 1997 schreef de directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam Rudi Fuchs een kleine driehonderd columns, eerst in NRC Handelsblad en daarna in Het Parool. Galeriehouder Milco Onrust bundelde zowat de helft daarvan tot een boek, “Recht op Schoonheid”. De lelijkheid loert overal: in het straatmeubilair (“Als je loopt, valt het niet zo op hoe de gevels in die straat met reclameborden en logo’s zijn overdekt als een leproos met zweren” en “verlos ons van die paaltjes”), de namaak-postmoderne architectuur (“lage plafonds, slecht licht, wanden van kunststofpanelen, ramen die niet meer open kunnen, ruisende luchtverversing”), de oprukkende urbanisatie (“het platteland door bungalows bedreigd”) of nieuw geplande pleinen (“Mensen zouden op die stoelen met de rug naar elkaar zitten. Zo zouden ze hun kinderen niet bij het spelen op het pleintje in de gaten kunnen houden. Gezellig praten kon ook niet. Hoe heeft een ontwerper in godsnaam zo stom kunnen zijn!”). Kortom, “de architectuur moet beter, de infrastructuur, de veiligheid, de cultuur – alles moet beter.”

Ook een onzichtbaar gevaar belast de omgeving: de akoestische vervuiling, met name in restaurants en openbare ruimtes waar “vieze” muziek “overal en ongevraagd uit het plafond valt”. Dan steekt heimwee naar die andere, verdwijnende cultuur de kop op: de cultus van de stilte en het trage kijken, het genieten in een weids, kaal landschap met een kerktoren, twee bomen en stilstaande wolken.

Fuchs vraagt zich af waarom mensen niet tegen slechte kwaliteit in opstand komen. Iedereen zeurt en jammert en klaagt, Nederland leeft “onder een hoge koepel van gelul”, niemand die eens echt een kletterende ruzie begint, om de boel in beweging te krijgen. Moeten gevoelige estheten zich dan verhangen? Hoeveel reden tot melancholie ze ook zien, altijd is er de kunst. Die doet meer dan hen boven het ergste heen te tillen. Ze is de waarde die uitstijgt boven het teloorgegane of zeldzaam geworden schone. Over het landschap van Glendalough: “Grijze wolken en het water bijna zwart. Een plaatje dus – of liever, in die vreemde, stijve ordening en koele kleur, een schilderij van Munch”. Over het dorpje Wells-next-the Sea: “Dat is zo’n oud schilderijtje in het echt. De tijd heeft er stilgestaan, of liever: niemand had de behoefte hem vooruit te helpen, er was geen reden tot verandering.” In het Rijksmuseum: “Ik denk dat zulke schilderijen de mensen gelukkig maken, omdat ze je doen denken aan vroeger, toen, zoals bekend, alles beter was.”

De kunst, die de lucht doet opklaren en de hoop groeien, hoeft daarom niet uit de oude doos te zijn, want “alles wat op een Van Gogh gebeurt, dat getover met verf en kleur, gebeurt bij jonge schilders ook, op hun manier. U kiest gewoon wat u het mooiste vindt.”

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content