In de hitte van de oorlog mokt Washington over de diplomatieke schade die het heeft opgelopen. De VS houden nog altijd vol dat hun oorlog niet illegaal is en dat ze niet geïsoleerd staan.

Het is niet omdat de Verenigde Staten de oorlog tegen Irak begonnen zonder expliciete goedkeuring van de Verenigde Naties, dat de diplomatieke strijd in de VN voorbij is. Achter de schermen zijn de VS hard in de weer om te beletten dat hun oorlog door de VN wordt veroordeeld, op voorstel van Syrië in de Veiligheidsraad of van de organisatie van niet-gebonden landen in de Algemene Vergadering. En doet Washington alsof de VN niet veel praktisch nut meer heeft, het hoopt toch een zeg te krijgen over het zogeheten olie-voor-voedsel-geld. Het gaat om opbrengsten van Iraakse petroleumverkopen, waarmee op basis van VN-resoluties de import van voedsel en geneesmiddelen in Irak wordt betaald. En die overigens ook de VN-wapeninspecties financieren.

Die financiële reserve, enige miljarden euro’s groot, hopen de VS nu aan te boren voor de humanitaire hulp die ze massaal naar het ‘bevrijde’ Irak willen sturen. Lijkt dat nogal letterlijk op een doekje voor het bloeden dat door de oorlog is veroorzaakt, Washington wil de Irakezen ermee overtuigen dat het met hen niets kwaads in de zin heeft. Om dat geld vrij te maken, moet eerst de zeggenschap van Bagdad erover opgeheven worden en dan moet VN-secretaris-generaal Kofi Annan nog bereid zijn om het in het Amerikaanse scenario in te passen, wat ook het geval lijkt te zijn. Als hij ‘zijn’ VN wil redden, is enige goodwill vanwege de VS, zijn machtigste lid en belangrijkste financier, altijd welkom.

Bovendien moet aan de toekomst worden gedacht. Als de Amerikaanse rol in het post-Saddam-Irak niet al te opzichtig op een bezetting mag lijken, spelen de VN het best een actieve rol in de wederopbouw van het land. Na de Europese top van eind vorige week gaf de Europese Unie te verstaan dat het Irak graag noodhulp wil leveren. Maar onder impuls van Frankrijk is ze niet bereid om zonder meer mee te werken aan die wederopbouw. Als die niet onder VN-toezicht staat, zou dat, aldus de Franse president Jacques Chirac, erop neerkomen dat dan toch de legitimiteit van de oorlog, met terugwerkende kracht, wordt erkend. Dat kan voor Parijs dus niet de bedoeling zijn.

De VS en hun belangrijkste bondgenoot, het Verenigd Koninkrijk, twijfelen niet aan die legitimiteit, toch niet naar buitenuit. Ze verwijzen enerzijds naar het recht op zelfverdediging, tegen de terreur die, al is dat nooit bewezen, door Bagdad zou worden gesponsord, anderzijds naar vroegere resoluties van de Veiligheidsraad van de VN. Daarvoor combineren ze de resoluties 678 uit 1990, dat de VN-leden opdroeg om ‘met alle middelen’ een eind te maken aan Iraks bezetting van Koeweit, 687 uit 1991, dat Irak streng strafte, onder meer met een verregaande ontwapening, en 1441 van eind vorig jaar, dat Irak aanmaande om eens en voorgoed afstand te doen van zijn vermeende massavernietigingswapens, op straffe van ‘ernstige gevolgen’.

Is die redenering niet echt waterdicht, ze valt vooral moeilijk te rijmen met het feit dat de voorstanders van de oorlog er tot aan de vooravond veel voor over hadden om dan toch expliciet de zegen van de VN te krijgen. Ze wilden een zogeheten ’tweede resolutie’ door de Veiligheidsraad slepen. Ze zou, in het verlengde van resolutie 1441, vaststellen dat Bagdad alweer niet voldeed aan de eisen, zodat alleen nog militaire actie overbleef om Saddam te ontwapenen. Daarmee zou de oorlog inderdaad ondubbelzinnig zijn gelegitimeerd – alleen is zo’n resolutie er nooit gekomen.

Niet dat Bush zo tuk was op een begankenis bij de ‘wereldgemeenschap’. De Britse premier Tony Blair des te meer, gezien de felle weerstand tegen een Britse deelname aan de oorlog, zowel bij zijn publieke opinie als binnen zijn eigen partij. In Washington heerste daarentegen altijd al de overtuiging dat de VS best zelf mochten beslissen, unilateraal, hoe ze hun nationale belangen het best konden vrijwaren. Het waren de aanslagen van 11 september 2001 die van Irak voor het Witte Huis een prioriteit hadden gemaakt. Want de Golfoorlog van 1991 was niet ‘afgewerkt’, aangezien het regime van Saddam Hoessein die had overleefd. Al van in die tijd leefde bij neoconservatieve think tanks het voornemen om daar iets aan te doen. Hun kans kwam met de verkiezing van George W. Bush tot president, die de neocons tot in het centrum van de macht bracht, met onder anderen Dick Cheney als vice-president, Donald Rumsfeld als minister van Defensie en Paul Wolfowitz als diens adjunct.

Eens de Al-Qaeda-terreur een eerste slag was toegebracht met de oorlog in Afghanistan van eind 2001, brak de tijd aan voor de afrekening met Irak. In hun wat apocalyptische, moraliserende, sterk evangelisch gekleurde visie rekenen Bush en de zijnen Irak tot de ‘as van het kwaad’, zoals de president het zei in zijn State of the Union begin januari 2002. Daarmee bedoelde hij ‘schurkenstaten’ als Irak, Noord-Korea of Iran, het zootje dat altijd een bedreiging zal vormen en waartegen maar beter preventief kan worden opgetreden.

Die notie van ‘ preemption’– naar eigen inzicht het gevaar smoren vooraleer het een reële dreiging wordt – vormde niet toevallig de belangrijkste innovatie in de nationale veiligheidsstrategie die Bush in september aan de militaire academie van West Point bekendmaakte. De term komt rechtstreeks uit het neoconservatieve begrippenarsenaal. In die strategie moet Irak niet zozeer, of niet alleen worden ontdaan van zijn eventuele terreurwapens, maar moet zonder meer het regime eraan. Het aansturen op een regimewissel moet dienen als voorbeeld voor andere rommelige staten, kweekbedden van het terrorisme, te beginnen in het Midden-Oosten. De idee deed algauw de verdenking rijzen dat de VS uit zijn op het vestigen van een pax americana, een Amerikaanse hegemonie in de regio.

Om de oorlog thuis te kunnen verkocht krijgen, raadde Blair Bush dan toch een passage langs de VN aan. Die deed dat op 12 september, één dag na de eerste verjaardag van ‘9/11’. Hij stelde de organisatie voor de keuze: als het geen initiatief nam in de kwestie Irak, kon het zichzelf maar beter meteen opdoeken wegens gebleken irrelevantie. Versta: de VN betekenen niets als ze zich niet scharen achter de Amerikaanse inzichten. Het duurde dan ook bijna twee maanden vooraleer de Veiligheidsraad het compromis rond kreeg waaruit resolutie 1441 voortvloeide. Bagdad kreeg ermee een laatste kans om zich te schikken naar de sinds 1998 onderbroken wapeninspecties.

GEEN TIJDSCHEMA

Altijd bleef evenwel twijfel heersen over wat de VS precies op het oog hadden. Ging het erom Iraks massavernietigingswapens op te ruimen? Om het regime ten val te brengen? Of, zoals het de voorbije dagen heet, om Irak te ‘bevrijden’? En moet dat, qua methode, via de wapeninspecties, zoals de officiële versie het wil, dan wel met een militaire aanval, wat wellicht altijd Washingtons eerste, zoal niet enige optie is geweest. Hoe dan ook, de VS leken er van meet af aan van uit te gaan dat Bagdad ook op ‘1441’ geen acht zou slaan, met een oorlog als enig mogelijke consequentie. En al snel vertrok een omvangrijke Amerikaanse troepenmacht naar de Golf.

Het compromis aan de basis van resolutie 1441 veronderstelde dat de Veiligheidsraad in een volgende fase, en dus in een tweede resolutie, zijn conclusies zou trekken uit wat de VN-wapeninspecteurs Hans Blix en Mohamed ElBaradei zoal te rapporteren hadden. En in geval van een ‘feitelijke inbreuk’ (material breach) zou die kunnen besluiten dat de ‘ernstige gevolgen’ uit resolutie 1441 inderdaad oorlog konden betekenen. Het moment waarop dat kon gebeuren, zou in feite volledig van Blix en ElBaradei afhangen, aangezien de resolutie geen tijdschema vermeldde.

Tot verrassing van de Amerikanen schoten de wapeninspecties behoorlijk op. ElBaradei wist zelfs te melden dat in Irak van een militair nucleair programma niet eens sprake was. Pogingen van de Amerikanen om het tegendeel te bewijzen, konden slechts weinigen overtuigen. Ze voelden dat het initiatief hen ontglipte. En de tijd drong. Een oorlog mocht niet later dan in het vroege voorjaar beginnen; zeker na maart zou het ervoor te warm worden in de Iraakse woestijn. Op Brits aandringen kwam in februari inderdaad een Amerikaans-Brits-Spaans ontwerp van tweede resolutie tot stand. Het stelde kortweg dat oorlog helaas het enige antwoord kon zijn op Bagdads manke medewerking met de inspecties. Voor Bush konden de VN hun verantwoordelijkheidszin alweer alleen bewijzen door de Amerikaanse stelling over te nemen.

Daartegen profileerde zich een front van moegetergde anti’s, met voorop Frankrijk, een permanent lid van de Veiligheidsraad en dus een land met vetorecht, en Duitsland, toevallig die maand voorzitter van de raad. De Amerikaanse argumenten voor een oorlog hadden hen nooit overtuigd en ze lagen daarom ook, samen met België, dwars bij de pogingen om de NAVO in te schakelen in de militaire machtsontplooiing in de Golf. Ze vonden dat de wapeninspecties opschoten en Blix de nodige tijd moest krijgen. Al wou de ironie dat Saddam wellicht alleen aan de inspecties meewerkte onder druk van de massale Amerikaans-Britse troepenmacht aan zijn grenzen. Washingtons opponenten wilden dus geduld oefenen om een oorlog te vermijden; een paar maanden extra is genoeg, aldus Blix. Bovendien groeide in Europa en in de Arabische en moslimlanden het verzet tegen een oorlog. Rusland en China, nog twee permanente leden en dus beschikkend over vetorecht, ergerden zich al evenzeer aan Washingtons eigengereidheid.

WEINIG TROUWE VRIENDEN

De Britten trachtten het ontwerp van resolutie te redden door het tot twee keer toe te amenderen. Eerst zorgden ze voor enig uitstel door erin de deadline van 17 maart in te schrijven. Vervolgens wilden ze Saddam nog ‘enkele dagen’ extra de tijd geven als hij aan een reeks specifieke eisen (benchmarks) tegemoet zou komen. Maar het mocht niet baten. Bush’ geduld was op. Zijn diplomatieke debacle had hij evenwel vooral aan zichzelf te wijten. De VS hadden de zaak verknoeid, door te denken dat Frankrijk maar wat blufte door met zijn vetorecht te dreigen, door ervan uit te gaan dat ze Rusland zonder meer op zak hadden, door uit het oog te verliezen dat China ook best kon tegenstemmen als Rusland dat deed, door de EU te provoceren toen Rumsfeld naar het ‘oude Europa’ sneerde en door de tijdelijke leden van de Veiligheidsraad arrogant af te dreigen als ze niet Washingtons kant zouden kiezen.

Meende het Witte Huis na een tijdje dat wel ‘negen of tien’ van de vijftien leden van de Veiligheidsraad voor de ontwerpresolutie zouden stemmen, uiteindelijk bleek alleen Bulgarije de drie sponsors ervan ondubbelzinnig te volgen. Zelfs een ‘morele meerderheid’ zat er niet in. Ook trouwe vrienden als Chili, Mexico of Pakistan lieten het afweten. China, bevrijd van de angst om geïsoleerd te staan, wou er niet van horen, terwijl Frankrijk en Rusland ronduit met hun vetorecht schermden. Begin vorige week volgde dan de conclusie: de tweede resolutie werd niet eens ter stemming gelegd, omdat ze toch niet de vereiste negen ja-stemmen kon verzamelen en zelfs op een Frans en Russisch veto zou stuiten.

Dat Bush en Blair nu een illegale oorlog zijn begonnen, willen ze niet geweten hebben, zeker niet tegenover het publiek. Ze doen dan ook hun best om te beweren dat ze massale diplomatieke steun genieten, al zond alleen Australië gevechtseenheden uit naar de Golf. Dat was bij de vorige Golfoorlog wel anders. Toen stuurden tal van landen, ook Arabische, troepen tegen Irak uit en wie het militair niet aankon, dokte af. Japan bijvoorbeeld. Of Luxemburg, dat zijn (financiële) solidariteit betuigde door het tolgeld op zich te nemen van de Belgische en Nederlandse marine bij hun doorvaart door het Suezkanaal. Niet, tussen twee haakjes, dat het de Belgen veel hielp. Omdat België ook toen moeilijk deed over de oorlog en bijvoorbeeld weigerde om munitie te leveren aan de Britten, mochten Belgische schepen, bij wijze van represaille, de Arabische Golf niet in.

In 1991 verenigde de anti-Irakcoalitie 34 leden. Vandaag wil Bush doen geloven dat zijn coalition of the willing er veel meer telt, welgeteld 44. Maar dan moet hij daar wel Eritrea of de Salomonseilanden bijtellen, willen tien landen niet publiek geweten hebben dat ze deel uitmaken van die coalitie en rekent hij er bijvoorbeeld Colombia toe, dat, zo leerde navraag van The Washington Post, zich daarvan niet eens bewust was. En omdat het zijn havens en luchthavens laat gebruiken voor de doorvoer van troepen en materiaal naar het front, is de kans groot dat Bush ook België op zijn lijstje zette. Al is dat, zoals bekend, niet van harte.

Marc Reynebeau

TONY BLAIR HAD OM BINNENLANDSE REDENEN EEN RESOLUTIE NODIG.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content