Het aantal wintersporters stagneert. Almaar meer vakantiegangers kiezen voor goedkopere zon. Wat doet men in de Alpen om de concurrentie te overleven?

‘Een ei dat je bebroedt, bekakel je niet. Ik verklap alleen dat we binnenkort de vrachtwagens van leveranciers uit het dorp houden.’ Aldus Siegmund Tschuggmall, directeur van de toeristische dienst in Serfaus, in het Oostenrijkse Tirol.

Het wintersportoord Serfaus staat bekend als een voorloper. Midden de jaren tachtig bouwden ze er een dorpsmetro die op een luchtkussen loopt ( zie kader). ‘We haalden de mosterd bij de Amerikaanse staat Colorado’, vertelt Tschuggmall. ‘In Denver liep een ondergrondse luchtkussenbaan tussen twee ziekenhuizen: dé oplossing voor ons probleem. De metro veroorzaakt geen lawaai, geen trillingen, uitstoot of landschapsverminking. Tevoren hadden we geprobeerd Serfaus autoluw te maken door aan de dorpsrand een grote parkeerplaats te bouwen en bussen door het dorp te laten pendelen. Maar die vijf krengen verpestten de lucht en vermaalden de stilte. Met onze gratis en unieke dorpsmetro hebben we het comfort van onze gasten gevoelig verhoogd. De aanleg kostte 10 miljoen euro, inclusief de restauratie van huizen.’

Volgens marktonderzoek in Oostenrijk hangt de kwaliteit van een wintersportvakantie voor 45 procent af van de dienstverlening van de kabelbaanondernemingen. Die bedrijven staan in voor de vernieuwing en de veiligheid van liften, voor de aanleg en de preparatie van pistes, de kunstmatige besneeuwing, de bescherming tegen lawines, enzovoort. De helft van het jaarlijkse investeringsvolume (387 miljoen euro) van de Oostenrijkse kabelbaanondernemingen gaat naar de modernisering van liften (de Franse investeren jaarlijks voor 240 miljoen euro). Maar de helft van die bedrijven kampt met financiële moeilijkheden, als gevolg van concurrentiedruk en het stagneren van het aantal skiërs. Jaarlijks verkopen ze in Oostenrijk weliswaar nog voor 46 miljoen dagen skipassen, maar in Frankrijk, het eerste skiland van Europa, is dat voor 49 miljoen dagen. Het devies luidt nu: maak het jeugdige marktsegment enthousiast en verhoog zo het toekomstige aantal wintersporters.

In Serfaus is die operatie al lang beklonken. Het skioord specialiseerde zich in families en kinderen. In het skigebied zijn echte kinderparadijzen afgebakend. Skimonitoren vangen er de kleinsten als het ware in een pretpark op. Roltrottoirs helpen de beginnertjes de glooiingen op. De inspiratie om op kinderen te focussen, is volgens toerismedirecteur Tschuggmall opgedaan in het Zwitserse Grächen.

Ideeën hebben – of lenen – om in de markt vooruit te lopen is één, ze uitvoeren is vers twee. Koken kost geld. Investeren in een metro, in de voortdurende modernisering van het liftennet: hoe speelt een dorp met duizend inwoners en vijfduizend gastenbedden dat klaar? Om te beginnen is de kabelbaanonderneming, de zo belangrijke schakel in het wintersportbedrijf, niet in handen van ‘vreemde’ aandeelhouders. Ze is van de gemeente. Een ongebruikelijke situatie.

COLLECTIVISERING

Tschuggmall: ‘Meer dan dertig jaar geleden had het kabelbaanbedrijf hier ook vier aandeelhouders. Ze hadden toen alle vier een aandeel van 25 procent of omgerekend van 18.000 euro. Dat waren: de deelstaatregering van Tirol, de Tiroolse watermaatschappij, de gemeente Serfaus en de zogenaamde dalkeizer, Franz Schule. Na een tijd kocht de gemeente de 25 procent van Schule over. Vervolgens kwam, midden de jaren tachtig, het nabijgelegen Kaunertal in moeilijkheden door zware investeringen in de uitbouw van zijn gletsjerskigebied. De regering van Tirol schoot Kaunertal te hulp, maar moest daarvoor haar aandeel van 25 procent in Serfaus van de hand doen. Onze gemeente kocht dat part en meteen ook dat van de watermaatschappij. De twee kregen ieder 1,8 miljoen euro. De toenmalige Landeshauptmann van Tirol, Eduard Wallnöfer, een man van boerenkomaf, zei bij de overname dat hij, noodgedwongen, zijn beste melkkoe had verkocht.’

De gemeente bezit nu dus het kabelbaanbedrijf. De burgemeester is er de directeur van en de gemeenteraad beslist wat er gedaan wordt met de winst. Tschuggmall: ‘Alle winst wordt geïnvesteerd in de gemeentelijke infrastructuur: het kabelbaanbedrijf zelf, de metro, het cultureel centrum, enzovoort. In Serfaus zijn we zelf baas, onze melkkoe dient niet om dividenden uit te keren aan vreemde aandeelhouders. De waarde van de gemeentelijke onderneming wordt op 186 miljoen euro geschat. De jaaromzet beloopt 30 miljoen euro, de cashflow voor belastingen 70 procent.’

Het liftennet is verbonden met dat van de buurgemeenten Fiss en Ladis. Alles samen bestrijkt het net 160 kilometer alpiene pistes en 110 kilometer langlaufloipen. ‘De samensmelting van de drie skigebieden kwam pas drie jaar geleden tot stand’, vertelt Tschugmall. ‘Ze was niet evident. Eeuwenlang bleven de koeien van de drie dorpen apart grazen op de zomerweiden van ons zonneplateau. Gemeentegrenzen waren heilig. Er golden strikte scheidingsregels over bodem- en watergebruik. Gelukkig is dat verleden tijd. We hebben nu één en dezelfde skipas voor de drie gemeenten.’

De wintersporter pikt de versplintering, pasje hier en pasje daar, niet meer. Overal worden skigebieden aan mekaar geklonken. Kleine gebieden, die niet meedoen met de trend, zijn met uitsterven bedreigd. De infrastructuur moet voldoende omzet en winst genereren om te kunnen investeren in de toekomst.

ZWITSERLAND LOOPT ACHTER

Het Zwitserse adviesbureau Grischconsulta is gespecialiseerd in kabelbaanondernemingen. In een vergelijkend onderzoek komt het tot de conclusie dat het overgrote deel van Zwitserse skioorden de Oostenrijkse achterna hinkt. In meer dan de helft van de Zwitserse skigebieden daalde vorig jaar de omzet, terwijl bij 72 procent van de Oostenrijkse kabelbaanbedrijven de omzet steeg. In Frankrijk steeg de globale omzet met bijna 4 procent, hoewel de Zuid-Alpen (-22 %) en het Centraal Massief (-14 %) klappen kregen, als gevolg van sneeuwgebrek.

De oorzaken van de malaise in Zwitserland? Ten eerste is veel te weinig geïnvesteerd in kunstmatige besneeuwing. Voor wie daar niet zo vertrouwd mee is: aangesloten op een speciaal waterleidingnet, jagen sneeuwkanonnen en sproeiers op palen fijne waterdeeltjes door de vrieslucht. Het verpulverde water kristalliseert tot sneeuw. De laag ‘kunstsneeuw’ die zo ontstaat, verhoogt gevoelig de sneeuwzekerheid en dus de aantrekkelijkheid van een skigebied, vooral in sneeuwarme winters. Welnu, in Oostenrijk kan bijna de helft van alle pistes ’technisch’ worden besneeuwd, in Zwitserland daarentegen maar 15 procent.

Tweede teer punt dat Grischconsulta aanhaalt: Zwitserse kabelbaanbedrijven verpachten doorgaans hun bergrestaurants. In Oostenrijk baten ze zelf de pisterestaurants uit. Daardoor kunnen ze die beter afstemmen op het doelpubliek en strijken ze ook de winst van de uitbating op.

Derde punt: in Zwitserse skigebieden blijven te veel privévakantieverblijven of tweede woningen ongebruikt. Lege bedden dragen vanzelfsprekend niet bij tot de omzet van de liftuitbaters. Voorts haalt Oostenrijk een betere bezettingsgraad en heeft het een breder logiesaanbod dan Zwitserland: van goedkope privékamers, over appartementen tot sterrenhotels.

Zwitserland moet het vooral van eigen volk hebben. Meer dan de helft van de wintersportgasten zijn er Zwitsers. Voor een klein land is dat merkwaardig. Maar bijvoorbeeld niet voor Frankrijk met zijn 59 miljoen inwoners, van wie 6 miljoen skiërs. Met de troef van 30 procent van de skioppervlakte ter wereld, trekt Frankrijk jaarlijks 1,5 miljoen wintersporters uit het buitenland aan. In het kleine Oostenrijk komt de helft van de skiërs uit Duitsland.

En in het eigenzinnige Serfaus? Siegmund Tschuggmall: ’70 procent Duitsers, 10 procent Nederlanders, 8 procent Belgen, 8 procent Zwitsers en 4 procent Oostenrijkers.’

Serfaus sluit geen overeenkomsten met reisbureaus? ‘Die zouden met onze winst gaan lopen. Zo goed als al onze gasten – 97 procent – reserveren zélf hun vakantie. We boeken jaarlijks bijna 900.000 overnachtingen, waarvan tweederde in de winter.’

In het dorp zeult weinig volk met latten en stokken. Zestig procent laat zijn materieel na het skiën achter in de ‘Check-in’, om het daar ’s ochtends weer op te pikken. De ‘Check-in’ bestaat uit een grote ondergrondse ruimte, onder het dalstation waar de kabelbanen vertrekken. Dertig personeelsleden helpen alles gezwind opbergen en terugbezorgen. Voor tien euro per week stap je handenvrij en op lichter schoeisel dan skischoenen de metro in. In de ‘Check-in’ huur je ook computerafgesteld materieel of verwarm je aan speciale föhns je schoenen. Het succes van de formule zetten er ondernemer Patscheider toe aan dit seizoen een ‘Take off Center’ te openen in het middelstation, 2000 meter hoog. Daar huur je skifietsen en de gekste glijtoestellen, of je gaat er tussendoor even op de internetlijn surfen. Gratis.

Frans Vuga

KLEINE SKIGEBIEDEN ZIJN MET UITSTERVEN BEDREIGD.

WIE GEEN KUNSTSNEEUW MAAKT, JAAGT DE SKIËRS WEG.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content