Klavecinist Christophe Rousset dirigeert een nooit uitgevoerde opera van Haendel.
OOIT WON HIJ de eerste prijs in het klavecimbelconcours van Brugge, het was twaalf jaar geleden dat die nog was toegekend. Sindsdien heeft hij zijn plaats veroverd als een degelijk en smaakvol klavecinist. Nu dirigeert hij ook. Met zijn instrumentaal ensemble Les talens lyriques nam Christophe Rousset zopas voor het eerst in de geschiedenis de opera ?Riccardo primo, Re d’Inghilterra?, (Richard de eerste, koning van Engeland) van Georg Friedrich Haendel op. Met die overstap van solist naar dirigent plaatst Rousset zich in een lange traditie die blijkbaar bepaalt dat een succesvol klavecinist het ook kan maken als dirigent.
CHRISTOPHE ROUSSET : Waarom ? Ik was assistent bij William Christie, die heeft het me gevraagd, ik had zin noch ambitie om te dirigeren. Ik herinner me zeer goed een gesprek dat ik daarover had met Christopher Hogwood. Hij voorspelde me dat ik ooit een dirigent zou zijn. Toen moest ik daar om lachen.
Maar eenmaal dat je begint te dirigeren, hang je er aan vast. Het is zoals met een drug. Wat me eraan bevalt, is dat je zelf de mensen kan kiezen, dat je zelf het repertoire mag bepalen. Die vrijheid heeft me ertoe gebracht mijn eigen ensemble op te richten. Dirigeren is ook beschikken over een instrument met een enorm klankkleurenpalet. Zangers dirigeren betekent dat je toegang krijgt tot een repertoire waar je als clavecinist normaal niet aan kan. Of het zou moeten zijn als continuo-speler, maar daar ben je beperkt. Als je bijvoorbeeld een opera van Haendel dirigeert, dan heb je een globaal beeld en investeer je dus op een heel andere manier in de muziek. Je kan je ook heel anders uitdrukken. Dat ik het nodige krediet kreeg, is een schitterend cadeau.
En omgekeerd, wint ook uw klavecimbelspel er bij doordat u dirigeert ?
ROUSSET : Duidelijk, want nogal wat zangers met wie ik werk, zijn zo vriendelijk om ook naar mijn recitals te komen luisteren. Het mooiste compliment dat ze me kunnen geven is zeggen dat ik erin slaag om mijn klavecimbel te laten zingen als een stem. Dat is een ervaring die ik in de operawereld heb opgedaan. De klavecimbel is een instrument van de abstractie.
Je moet je van alles voorstellen, je moet de luisteraar suggereren dat je een crescendo maakt, dat je timbres kunnen variëren. En toch denkt iedereen meestal dat de klavecimbel geen palet heeft, dat het de klanken niet kan laten uitklinken, dat het droog is. Het komt er op aan de luisteraar te doen geloven dat de klavecimbel even expressief is als alle grote instrumenten. Carl Philip Emmanuel Bach zei in de achttiende eeuw dat voor een klavecimbel het absolute voorbeeld de stem is. Als je dan met een echt orkest werkt, wordt alles mogelijk, je beschikt over alle klankkleuren. Je kan je ook via de zangers uitdrukken ; het is schitterend. We kunnen ons oneindig gevarieerd uitdrukken.
Wat betekent dan voor u die overstap naar de opera ?
ROUSSET :Rameau zei indertijd al : ?Ik heb zoveel waardering gekregen als klavecinist, dat ik in staat ben om een opera te schrijven? ( lacht). Het is logisch om via het instrumentale naar de opera te gaan. Opera betekent zowel achttiende eeuw als nu : een bredere erkenning bij het publiek. Wanneer ik nu een klavecimbelrecital geef, is mijn publiek groter dan toen ik nog niet dirigeerde. Het probleem is wel de juiste verhouding te vinden en niet te veel te doen. Je moet opzoekingswerk kunnen blijven doen. Het persoonlijk werk is noodzakelijk, je moet altijd nieuw repertoire kunnen vinden.?
VELDSLAG.
Dat doet hij met deze opera over Richard Leeuwenhart. Het is wel geen avonturenroman, je ziet Richard niet de Saracenen in de duinen van Klein Azië te lijf gaan. Het gaat om liefdesverhalen, verkleedpartijen en misverstanden op Cyprus.
Het libretto is kleurrijk en onwaarschijnlijk, wat muzikaal werkt. Naar de gewoonte van zijn tijd schildert Haendel grote contrasten, een onweer aan het begin, een veldslag aan het einde. Die grootse heldhaftige momenten wisselt hij af met de meer intieme momenten, zoals het aangrijpende maar verstilde liefdesduet tussen Riccardo en Constanza aan het einde van het tweede bedrijf. Voor de creatie kon Haendel beschikken over de allerbeste zangers van zijn tijd. Rousset moet het nu met iets minder stellen.
Het orkest Les talens Lyriques, jong en enthousiast, kan nog aan intensiteit winnen. Voor de vocale rollen brengt hij een heel nieuwe generatie zangers in stelling. Sara Mingardo zingt met haar prachtige contralt warm de partij van Riccardo, gecreëerd door de castraat Senesino. De sopraan Sandrine Piau als Constanza is de verloofde van Riccardo, ze heeft een stem en een expressie om zelf verliefd op te worden ; Claire Brua vertolkt venijnig de jaloerse Pulcheria. De opera werd opgenomen in de abdij van Fontevraud, waar sinds 1199 koning Richard Leeuwenhart zijn graf heeft.
Lukas Huybrechts
G.F. Handel, ?Riccardo Primo?, Les talens Lyriques o.l.v. Christophe Rousset met o.a. Sara Mingardo, Sandrine Piau, Claire Brua 3cd’s L’oiseau Lyre 452 201-2.
Christophe Rousset : Dirigeren is ook beschikken over een instrument met een enorm klankkleurenpalet.