Twee theaterteksten van Hugo Claus op Het Theaterfestival Antwerpen/Amsterdam. Het kan verkeren.

‘Vrijdag’ van Zuidelijk Toneel Hollandia, op 3 en 4/9 in deSingel, Antwerpen. Info en tickets: 03 248 28 28 of www.desingel.be.

‘Leven en werken van Leopold II’ op 29 en 30/08, van 2 tot en met 6/9 en van 9 tot en met 11/9 in De Bottelarij, Brussel. Info en tickets: 02 412 70 70 of www.kvs.be.

Georges Wildemeersch, ‘Vrome wensen’, De Bezige Bij, Amsterdam, 206 blz, euro 17,50.

Met Hugo Claus weet je maar nooit. Zijn hele werk zit vol tegenstrijdigheden en dubbelzinnigheden. Hij onthult en verhult, gebruikt elementen uit de godsdienst en zet er zich hevig tegen af, sommige passages in zijn werk zijn ogenschijnlijk realistisch, terwijl ze voortdurend op een ander niveau spelen. En een speler is hij ook zélf, zoals hij ooit zei in een interview: ‘Ik ben veel meer op zoek naar het avontuur in mezelf dan naar mijn zogenaamde meest diepe, wezenlijke, authentieke zelf.’

Daarom is het niet verwonderlijk dat de verhouding tussen Claus en het theater niet zo eenduidig is. Dat er twee stukken van hem genomineerd zijn voor Het Theaterfestival, was jarenlang gewoon ondenkbaar. Het begon allemaal met de rel tussen regisseur Sam Bogaerts en Claus, tien jaar geleden. Claus had toen van de NTG-directie een schrijfopdracht gekregen, ter gelegenheid van de heropening van de gerenoveerde schouwburg aan het Gentse Sint-Baafsplein. Met Onder de torens leverde hij zeker niet zijn beste theatertekst ooit af, maar door het verschil tussen ‘de werkelijkheid’ en ‘de realiteit op de scène’ expliciet aan de orde te stellen, had de tekst toch een interessante kern in zich.

Maar Claus was het helemaal niet eens met de burleske manier waarop Sam Bogaerts Onder de torens had geregisseerd. In een open brief in Humo kapittelde hij Bogaerts en diens collega’s: ‘Het wordt tijd dat regisseurs in hun kunst- en vliegwerk worden beteugeld. Deze opstand van de klerken heeft lang genoeg geduurd. Zij moeten worden teruggestuurd naar de kelderkeuken met het andere personeel, tot zij opnieuw leren een tekst, een structuur, een bedoeling te respecteren. Tot zij ermee ophouden een stuk te verzieken met hun ongevraagd co-auteurschap.’

Het heeft ervoor gezorgd dat heel wat regisseurs wel twee keer nadachten vooraleer ze iets van Claus ensceneerden. Hans Croiset mocht zich met toestemming van Claus wel aan De verlossing – een tekst uit 1988 – wagen, maar recente teksten als De eieren van de kaaiman, Visite en Winteravond uit 1996, wachten nog altijd op hun eerste levensadem op het toneel.

Claus heeft ook jarenlang zijn eigen theaterteksten geregisseerd. Dat was al het geval met De getuigen, zijn eersteling uit 1952. Vooral in de jaren ’70 en ’80 ging hij als een kip bovenop de eigen eieren zitten. Zijn succesvolle regie van Vrijdag in 1969 had zijn vertrouwen doen groeien en verleidde hem tot deze uitspraak: ‘Ik erger me constant, onderhuidse irritatie. Van nu af aan wil ik alles zelf doen: de regie, de decors, de muziek bij mijn eigen stukken. Die drang om alles in eigen hand te willen hebben, komt niet voort uit ambitie, veeleer uit afwijkingen, uit ongenoegen met wat anderen met mijn spelen doen.’

Zoals Georges Wildemeersch, die aan de UIA in Antwerpen het Clausstudie-en documentatiecentrum leidt, in zijn verhelderende, onlangs verschenen studie Vrome wensen schrijft, zijn de stukken van Claus erg speelbaar, maar zijn ze tegelijk erg gedetailleerd uitgewerkt en zitten ze zo vol ‘dubbele bodems, herhalingen, echo’s, toespelingen en citaten dat ze om interpretatie schreeuwen.’

Claus heeft altijd gevonden dat maar enkele gelijkgestemde zielen – meestal vrienden van hem, zoals Ton Lutz – in staat waren om zijn teksten op een niet-banale, niet-realistische manier, rekening houdend met de gelaagdheid, op de planken te brengen. Niet verwonderlijk natuurlijk dat Claus’ tenen krulden van ergernis toen de vernieuwende regisseurs van de jaren ’80 en ’90 hun eigen vormentaal wilden laten primeren op de dramaturgische lijn in een theatertekst en al helemaal lak schenen te hebben aan regieaanwijzingen, die tot in de recentste theaterteksten van Claus vrij overvloedig aanwezig zijn. Zij kregen Claus’ liefde niet en zeiden van de weeromstuit dat zijn teksten gedateerd waren.

Ondertussen gingen heel wat amateurgezelschappen lustig voort aan de slag met Claus’ teksten. Het stoorde hem wellicht minder, want die groepen klampen zich meestal vast aan de realistische laag in Claus’ stukken en aan zijn aanwijzingen, uit gebrek aan een echt sterk spelerspotentieel en ook al eens door de behoefte die zij voelen om hun publiek niet al te zeer in de war te brengen door de complexe lectuur van een theatertekst. Claus heeft altijd affiniteit gehad met het volkse. Het moet hem plezier doen dat hij nog altijd tot de meeste gespeelde auteurs in het amateurcircuit behoort.

Gelukkig is er een kentering zichtbaar in het professionele circuit, met de nominaties van Vrijdag door Zuidelijk Toneel Hollandia en het onopvoerbaar geachte, want complexe, satirische stuk Leven en werken van Leopold II door KVS/De Bottelarij. Zoals niemand zal tegenspreken dat De Oostakkerse gedichten en Het verdriet van België meesterwerken zijn, bestaat er een algemene consensus over Een bruid in de morgen en Vrijdag.

Maar enkele dagen onderduiken in Claus’ verzamelde Toneel hebben geen verhitte temperaturen nodig om de geest subtiel genot te verschaffen bij de lectuur van De dans van de reiger (1962) en zijn ingrijpende bewerkingen van stukken geïnspireerd op de klassieke oudheid, zoals Thyestes (1966), Oedipus (1971), Phaedra (1980) en In Kolonos (1984). Je staat versteld door de plastische, beeldende taal, de filmische opbouw, de kracht van de dialogen, de verwijzingen naar de mythologie, het Oedipusmotief, tot in de namen van de personages. Begeerte, verdriet, noodlot, wraak: allemaal getoond in al zijn gelaagdheid. En toch helder. Daar kan geen reality-tv tegenop. Wie beweert dat Claus’ theaterteksten niet meer van deze tijd zijn, heeft ze in een verkeerde eeuw gelezen.

Johan Simons bewijst met zijn enscenering van Vrijdag bij Zuidelijk Toneel Hollandia dat je je niet op het incestmotief moet concentreren om tot een beklemmend verhaal te komen over het overtreden van morele wetten, die door de samenleving zijn opgelegd. Opmerkelijk is hoe het Vlaams dat Claus zijn personages in de mond legt, dankzij de schitterende vertolkingen van de Nederlandse acteurs, tegelijk een vervreemdende en herkenbare bijklank krijgt. Meer nog: Vrijdag, dat verhaal van de man die uit de gevangenis terugkeert, waar hij een straf heeft uitgezeten wegens incest met zijn dochter, en dan ontdekt dat er een kind in de wieg ligt van zijn vrouw en een andere man, heeft ook humoristische kanten.

ACTUALISERING

Simons liet de tekst van Vrijdag intact, maar de jonge beloftevolle Raven Ruëll (1978) knipte vakkundig in Leven en werken van Leopold II. Hij bewijst met de KVS-De Bottelarijproductie dat zoiets kan zonder de intentie van Claus’ stuk te schaden. Hij actualiseert het marionettentheater dat Leopold II opvoerde toen hij Congo exploiteerde en miljoenen mensen de dood injoeg. De rol van zijn entourage en de kerk worden te kijk gezet. Ruëll heeft er terecht geen bittere aanklacht van gemaakt, maar een niet-eenduidige pastiche die de tekst in hoog tempo offreert en toch licht verteerbaar houdt.

Claus’ wederopstanding in het theater is een feit. ‘Ah, gij zijt daar’, begroet Jeanne haar man Georges verrast als hij in Vrijdag thuiskomt uit de gevangenis. Ook Claus’ teksten hebben te lang opgesloten gezeten.

Paul Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content