Fortis Bank is verkocht aan het Franse BNP Paribas, maar ‘een nieuw rondje overheidssteun voor de banken valt niet uit te sluiten’, zegt Freddy Van den Spiegel. De hoofdeconoom van Fortis Bank vindt ook dat Opel Antwerpen nu niet aan zijn lot mag worden overgelaten, maar ‘was het verstandig om vier jaar geleden te vechten voor het behoud van een automobielnijverheid?’ In elk geval: ‘Voor 10 procent van de bevolking is deze crisis fataal.’

‘Of de snelle doorverkoop van Fortis Bank aan BNP Paribas een goede zaak is?’ herhaalt Freddy Van den Spiegel de ultieme vraag na de gebeurtenissen van de nacht van 6 op 7 maart. Hij neemt even een aanloop door erop te wijzen ‘dat het natuurlijk delicaat is om als hoofdeconoom van de betrokken bank hierop commentaar te geven’. Dan voegt hij er nog aan toe dat zijn commentaar ‘alleen als econoom mag worden gezien. Er zit dus geen enkel oordeel in over de waardering waartegen Fortis Bank verkocht is, ik heb het alleen over de economische principes’, zegt Van den Spiegel, die ook professor financieel management is aan de Vrije Universiteit Brussel.

En is de snelle privatisering van Fortis Bank dan goed of slecht? ‘Om daarop te antwoorden moeten vier zaken bekeken worden’, zegt Van den Spiegel, en hij begint te fileren. ‘Eén: behoudt het publiek het vertrouwen in Fortis Bank? Met de staat als enige aandeelhouder was dat het geval, met BNP Paribas als aandeelhouder is dat ook zo, gegeven de kredietwaardigheid van deze grote Franse bank.’

‘Twee: wat zal er nu met Fortis Bank gebeuren? Alle banken moeten nu hun businessplan en strategie aanpassen aan de nieuwe omstandigheden, die er voor de banken in het algemeen niet rooskleurig uitzien. Met de staat als enige aandeelhouder had de bank zich moeten herstructureren met het oog op een latere privatisering, en dan is het wat onduidelijker wie of wat. Met BNP Paribas als aandeelhouder is dat duidelijker, Fortris Bank kan makkelijker direct naar de finale strategie gaan.’

‘Drie: loopt de overheid nu meer risico? De overheid heeft een aantal garanties gegeven, maar die zijn beperkter dan als de staat volle eigenaar is van Fortis. Alleen als het volledig verkeerd loopt met de banksector, en dus ook bij BNP Paribas, kan het zijn dat de overheid weer moet bijspringen.’

‘Vier: wat betekent de verkoop voor de Belgische activiteiten en de werkgelegenheid? Nog niet alle details zijn hier duidelijk, maar daarover is in ieder geval ook onderhandeld.’

Slotsom?

Freddy van den Spiegel: Ik denk dat die vier elementen vandaag positief beantwoord kunnen worden. Daarbij mogen we niet uit het oog verliezen dat de aandeelhouder in april nog zijn zegen moet geven over deze verkoop.

Was u verbaasd toen Fortis Bank in september 2008 genationaliseerd werd, om het van de ondergang te redden?

Van den Spiegel: Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat er nog banken genationaliseerd zouden worden. Ja, ook in België. In moeilijke economische tijden is het nationaliseren van banken een vanzelfsprekende politieke reactie. Om de zoveel jaren is het wel ergens prijs: in Frankrijk nog in de jaren tachtig, begin jaren negentig in Zweden. Een land kan zich immers niet veroorloven dat een grote bank failliet gaat. En als je denkt dat het overal kan gebeuren, alleen niet bij jezelf, ben je als econoom zeer naïef.

Loopt een klein land als België niet een te groot risico als het zo’n grote bank als Fortis nationaliseert?

Van den Spiegel: Ik weet dat sommigen dat zeggen. Kijk, een bank bekleedt een heel bijzondere positie in de economie. Ze is bijvoorbeeld de bewaarder van het spaargeld van de bevolking. En een bank is alleen maar vertrouwen. Als dat vertrouwen weg is en iedereen vraagt massaal zijn geld op, dan gaat die bank kopje-onder. Van dat spaargeld blijft dan niets meer over, de bevolking is geruïneerd. Dan verzeil je in een diepe sociaaleconomischpolitieke systeemcrisis.

Een overheid heeft er dus alle belang bij om het vertrouwen in de banken te herstellen. Er zijn daarbij twee mogelijkheden: de overheid kan eigenaar worden van de bank, zoals bij Fortis gebeurde, of ze kan zich garant stellen voor als er iets fout zou lopen, zoals ze bij Fortis, KBC, Dexia en anderen heeft gedaan.

Wat is te verkiezen voor een klein land als België?

Van den Spiegel: Als onze banken te groot zijn om genationaliseerd te worden, zoals sommigen beweren, dan zijn ze zeker te groot voor onze overheid om zich garant te stellen voor alle mogelijke schulden. Het balanstotaal van Fortis bedraagt 800 miljard euro, het bruto binnenlands product (bbp) van België is 300 miljard. Als België dus staatsgaranties aflevert voor Dexia, KBC en Fortis, garandeert ze een paar keer het bbp. Als er dan met een bank iets misloopt, is België failliet. Maar België kan wel bijvoorbeeld 10 miljard in een bank pompen en ze nationaliseren om het vertrouwen te herstellen. Als er dan toch nog iets met de bank fout gaat, is België 10 miljard kwijt. Natuurlijk is dat veel geld, maar dat kan België zich nog veroorloven, honderden miljarden garanties kwijtspelen niet.

Is het ergste achter de rug voor de banken?

Van den Spiegel: Grote delen van de financiële sector zijn nog altijd hersendood. Vrijwel alle grote Amerikaanse banken leven alleen nog dankzij overheidssteun of garanties. In Europa moest de overheid al bij twintig van de vijfentwintig grootste banken tussenbeide komen. De financiële sector is nog altijd kwetsbaar, al is hij de jongste drie maanden toch vrij stabiel na al die overheidsingrepen.

De bankaandelen krijgen op de beurs nog serieuze klappen, de koersen kelderen geregeld met 10 procent.

Van den Spiegel: Ja, maar de koersdalingen zijn vooral het gevolg van psychologische factoren. Iedereen hoort voortdurend dat het economische klimaat verslechtert, en dat heeft natuurlijk zijn weerslag op de banken. Daarbij valt niet te ontkennen dat de financiële sector nog altijd met problemen kampt. De banken spelen nog steeds niet hun normale rol in de economie. Ze verlenen nog te weinig goedkoop krediet, en dat bemoeilijkt het investeren. Dat is een ernstig probleem.

Onze federale en regionale overheden zijn in totaal al met 25 miljard euro over de brug gekomen voor de banken. Zullen ze nog moeten bijspringen?

Van den Spiegel: Ik houd het voor mogelijk dat er nog een nieuwe ronde van kapitaalinjecties door de overheid bij de banken komt. Niet alleen in België, maar wereldwijd.

Om in de toekomst grote ongelukken te voorkomen, wordt geroepen om strengere regels en betere controle op de banken.

Van den Spiegel: Terecht, want die heeft gefaald. Je moet wel opletten dat je niet in het andere uiterste vervalt. Vroeger werd de regelgeving afgebouwd want men rekende erop dat de banken zichzelf wel zouden reguleren, nu ijveren sommigen voor wel zeer strikte regels – maar dan geef je de vrije markt op. En wat ga je controleren? Hoe ga je ingrijpen? Dat is niet zo makkelijk. Een eenvoudig voorbeeld: de aandelenkoersen stijgen, dus steeds meer mensen kopen aandelen, met als gevolg dat de koersen nog sterker stijgen. Er ontstaat een bubble en iedereen viert feest. Wie gaat vóór die zeepbel barst opstaan en zeggen: genoeg gefeest, time-out? Een democratisch verkozen regering? Een toezichthouder? Een centrale bank?

Sommigen opperen dat de banken zich opnieuw gewoon moeten bezighouden met klassiek bankieren: spaargelden tegen een rente ontvangen en leningen tegen een hogere rente verstrekken.

Van den Spiegel: De overdreven complexiteit van de financiële markten en producten is duidelijk een van de oorzaken van de crisis. Dat moet grondig herzien worden. Maar terugkeren naar het ‘oude’ bankieren is een gevaarlijke optie, want zo gooi je het kind met het badwater weg. Weet je wat het gevolg zal zijn als een bank geen geld meer mag verdienen met innovatieve financiële producten? Dat bijvoorbeeld de hypothecaire leningen duurder worden, want men zal meer rente moeten vragen om nog wat winst te maken. Is dát wel wat men wil? Ik merk dat politici tijdens een crisis vaak maatregelen nemen zonder oog te hebben voor de onbedoelde consequenties: ze bestrijden het symptoom maar zien niet dat de gevolgen erger zijn dan wat men wil bestrijden.

Wat moet er dan wel gebeuren om te beletten dat banken nog te grote risico’s nemen en in moeilijkheden komen?

Van den Spiegel: We hadden in België sinds de grote crisis van de jaren dertig een zeer goede regelgeving over ‘de autonomie van de bankfunctie’. Een bank was beschermd tegenover zijn aandeelhouders. Ze was wel in handen van een holding, maar had toch haar eigen autonomie. Want de bank moest niet alleen bestuurd worden in het voordeel van de aandeelhouders en dus de holding, maar ook in het voordeel van het publieke belang. De raad van bestuur had daarbij in principe geen invloed op wat een bank deed als bank, hij had vooral een strategische en een controlerende rol. De directie van een bank kon, onafhankelijk van de eigenaar, beslissingen nemen waarbij álle belangen moesten worden afgewogen. Dat is een heel moeilijk evenwicht, maar het bestond bij ons en is jammer genoeg verwaterd.

Waarom werd het publieke belang uit het oog verloren bij het leiden van een bank?

Van den Spiegel: Het moest plaats ruimen voor een overdreven vertrouwen in de zelfregulering. Langzaamaan zijn de aandeelhouders ook bij de banken de ultieme jury van alle beslissingen geworden. Meteen werd het algemeen belang uit het oog verloren, en nu merk je de gevolgen. We moeten dus absoluut het evenwicht tussen het belang van de aandeelhouder en het publieke belang herstellen: je mag een beursgenoteerde bank bijvoorbeeld niet in handen laten van een topman die alleen denkt aan de volgende kwartaalresultaten en zijn bonus, en die door de aandeelhouders daarvoor bejubeld wordt.

Nu hebt u als hoofdeconoom van Fortis allicht geen concrete bank op het oog.

Van den Spiegel: Inderdaad niet. De overdreven aandacht voor kortetermijnresultaten is een wereldwijd verspreide tendens die voor banken gevaarlijk is. Erger nog, wanneer die praktijk algemeen wordt, is het voor een individuele bank bijna onmogelijk om eraan te weerstaan onder druk van aandeelhouders en analisten. Men moet bij álle banken weer oog krijgen voor het algemene belang en dat evenwichtig handelen herstellen.

Na de banken kloppen nu ook bedrijven aan bij de overheid. Moet die ook ondernemingen redden?

Van den Spiegel: In elk geval niet om dezelfde reden: banken zijn onmisbaar in een economisch systeem, gewone bedrijven of sectoren niet. En als je bijvoorbeeld de autosector helpt, komt daarna de textielsector aankloppen, en dan de chemie- of mediasector. Als je niet oplet, nationaliseer je alles. Dan zit je in een centraal geplande economie, om het woord communistisch niet te gebruiken. Dat is in het verleden al eens getest, en het was niet zo’n groot succes.

Gelden in de crisistijd geen andere regels? Moet de overheid nu niet alles doen om bijvoorbeeld de jobs bij Opel Antwerpen maximaal te redden?

Van den Spiegel: Je moet Opel Antwerpen nu niet failliet laten gaan, maar je moet je wel afvragen wat op lange termijn de toekomst is van bijvoorbeeld de autonijverheid in België. Elk land moet keuzes maken inzake economische politiek, maar dat gebeurt het beste tijdens periodes van economische groei. Zo kun je de vraag stellen of het verstandig was om vier jaar geleden te vechten voor het behoud van een automobielindustrie. Toen konden de politici een elegante keuze gemaakt hebben, toen was er krapte op de arbeidsmarkt en kon iedereen makkelijk een nieuwe job vinden.

Vandaag is het moeilijker om de automobielsector niet te steunen?

Van den Spiegel: Ja, want je kunt die arbeiders zo weinig alternatieven bieden. Ik kan dan ook begrijpen dat de overheid vandaag om politieke redenen zaken doet waarvan ze weet dat ze op lange termijn niet zo zinvol zijn, maar ze helpen op korte termijn wel de pijn te verzachten. De econoom John Maynard Keynes zei al: als het in een economie slecht gaat en er zijn werklozen, dan huur je twee ploegen grondwerkers. De eerste ploeg graaft een put, de tweede ploeg gooit die weer dicht. Hebben ze dan iets nuttigs gedaan? Nee, maar ze ontvangen wel allemaal een loon, kunnen daardoor consumeren en zo de economie op gang helpen. Maar dat procedé kun je niet onbeperkt doorzetten.

Banken en bedrijven redden kost de overheid veel geld.

Van den Spiegel: Klopt, maar je mag vandaag niet doctrinair vasthouden aan een maximaal begrotingstekort van bijvoorbeeld 3 procent. Nu is het à la guerre comme à la guerre: als het tekort wat groter is, dan is het wat groter. Daarbij zit België wel met een handicap: toen het goed ging, hebben we onze problemen spijtig genoeg niet fundamenteel aangepakt. We hebben toen onze economie niet structureel versterkt. We hebben aan concurrentiekracht verloren, te weinig aan innovatie gedaan, onvoldoende naar de snel groeiende landen uitgevoerd, ons staatsapparaat en de arbeidsmarkt niet hervormd. En met wat creatieve boekhouding hebben we altijd de begrotingen in evenwicht afgesloten, terwijl we een overschot hadden moeten opbouwen.

De politici zijn toen niet moedig geweest?

Van den Spiegel: Inderdaad, het jongste verslag van de Nationale Bank zegt het toch ook duidelijk: de voorbije tien jaar heeft België zijn staatsschuld wel verminderd, maar dat was niet zozeer een verdienste van de politici, dan wel omdat we minder rentelasten hoefden te betalen. We hebben onze staatsschuld afgebouwd van 140 procent naar 80 procent van het bnp, maar gegeven de goede economische jaren die er waren, hadden we vandaag maar een staatsschuld van 70 of 60 procent mogen hebben. Nu kampen we dus met een probleem: als de Belgische overheid alle kranen moet openzetten om de economie te stimuleren, zit ze vlugger aan haar limiet. Dan rijzen er weer twijfels over de kredietwaardigheid van België, en zullen we meer rente moeten betalen dan bijvoorbeeld Duitsland.

Dreigt onze staatsschuld weer richting 140 procent te gaan?

Van den Spiegel: Daar moet je ernstig rekening mee houden indien deze crisis nog hardnekkiger wordt.

Maar die groeiende staatsschuld is vooral een probleem voor later?

Van den Spiegel: Ja, we moeten eerst het koste wat het kost ervoor zorgen dat de economie aantrekt. Er is geen alternatief.

De regering houdt er nu rekening mee dat onze economie in 2009 met 2 procent zal achteruitgaan.

Van den Spiegel: En dat is pijnlijk. Want een krimp van 2 procent van de economische activiteit betekent niet dat iedereen het eventjes met minder moet doen; het betekent dat het voor sommigen fataal is. Negentig procent van de Belgen voelt de crisis nog niet echt, al verarmen ze wel, maar ze hebben nog altijd hun job en hun inkomen. Maar voor 10 procent van de bevolking is de crisis fataal. In een aantal kwetsbare sectoren, zoals de autonijverheid en de textiel, sneuvelen jobs. Die mensen zijn hun inkomen kwijt en het wordt moeilijker om weer werk te vinden, de werkloosheidscijfers stijgen.

Sommigen menen dat een groeikrimp van 2 procent voor ons land nog te optimistisch is en verwijzen naar Nederland, waar wordt gedacht aan een achteruitgang van 3,5 procent.

Van den Spiegel: We gaan hier bij Fortis uit van een achteruitgang met 2,3 procent voor België, en ik zal er geen geheim van maken: als we dat cijfer moeten herzien, is de kans veel groter dat we het naar beneden moeten bijstellen dan naar boven. 2009 wordt hoe dan ook een miseriejaar.

Wanneer komt de heropleving?

Van den Spiegel: Ik zie geen depressie zoals in de jaren dertig, toen de economie enkele jaren na elkaar met 3 procent achteruitging. 2010 wordt nog wel een kwakkeljaar zonder forse heropleving, maar ik hoop dat vanaf 2011 de meeste problemen achter de rug zijn. Ik hóóp dat, maar veel is afhankelijk van wat er in de Verenigde Staten gebeurt: als de puinhoop daar nog groter wordt en president Barack Obama bakt er niets van, kan het zijn dat onze economie de volgende jaren met 4 of 5 of zelfs 6 procent krimpt. Ik denk niet dat dat zeer waarschijnlijk is, maar het is ook niet onmogelijk.

Wat kunnen we hier en nu doen?

Van den Spiegel: Het economische herstel van België hangt voor een groot deel af van de internationale context en de relanceplannen van onze buurlanden. België kan niet anders dan de Europese kaart trekken. We moeten ervoor zorgen dat Duitsland doet wat het moet doen. Elk initiatief van België op federaal of regionaal niveau om de economie te stimuleren kan wat helpen, maar niet fundamenteel als de economie niet aantrekt in onze buurlanden.

Kunnen we niet meer doen?

Van den Spiegel: Er rest ons nu niet veel meer dan te zorgen dat we deze crisis doorspartelen, zo goed en zo kwaad als dat kan. Het is wel de hoogste tijd om een debat te voeren over waar we naartoe willen na deze crisis, zodat we tenminste dat weten als de economie weer aantrekt.

Merkt u iets van zo’n debat?

Van den Spiegel: In België gebeurt dat in goede tijden niet, want dan heet dat doemdenken, en in slechte tijden helemaal niet, want dan zijn er andere prioriteiten.

DOOR EWALD PIRONET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content